Organisatie | Lansingerland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Lansingerland 2012 |
Citeertitel | Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Lansingerland 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2012 | 01-01-2013 | Onbekend | 29-05-2012 Internet/Heraut 30 mei 2012 | t12.07728 |
In dit besluit wordt verstaan onder:
Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten: een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;
Persoonsgebonden budget: een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven en waarop de in de Verordening Voorzieningen Wet Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Lansingerland en het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Lansingerland te stellen regels van toepassing zijn;
Hoofdstuk 1 – Hulp bij het huishouden
Met het oog op een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk.
Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.
Naast de gebruikelijke zorg worden ook andere algemeen voorliggende of algemeen gebruikelijke voorzieningen bij de beoordeling betrokken.
De ondersteuningsbehoevende kan bij de voorziening hulp bij het huishouden in de vorm van een pgb, de zorg onder andere inkopen bij:
Hoofdstuk 2 – Woonvoorzieningen
Met het oog op het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning.
Bij de beoordeling of een woning aangepast wordt, of dat het primaat verhuizen wordt toegepast, dient het begrip compenserend leidend te zijn, rekening houdend met de gestelde financiële grens voor woningaanpassing.
Het primaat verhuizen wordt toegepast indien een woningaanpassing met toepassing van het begrip goedkoopst compenserend het bedrag van € 20.000,-- overschrijdt.
Om tot een goed advies ten aanzien van de woningaanpassing te komen worden de volgende elementen bij de advisering betrokken:
Indien wordt overgegaan tot aanpassing van de woning dient rekening gehouden te worden met de volgende aspecten:
Een verhuis- en inrichtingskostenvergoeding kan aan een betrokkene met beperkingen worden verstrekt:
Het bieden van een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten kan in twee situaties aan de orde zijn:
In eerste instantie kan deze verstrekt worden aan een betrokkene met beperkingen, die op grond van ergonomische beperkingen naar een aangepaste of aanpasbare woonruimte verhuist (overwegingen die bij het al dan niet verstrekken van een verhuis- en inrichtingskostenkostenvergoeding een rol kunnen spelen zijn hiervoor reeds genoemd).
Het bedrag voor de verhuis- en inrichtingskostenvergoeding betreft een tegemoetkoming in de kosten, waarbij in het kader van de Wmo verhuizing naar een voor belanghebbende compenserende woning noodzakelijk wordt geacht. De tegemoetkoming hoeft niet volledig kostendekkend te zijn en het bedrag wordt bij toekenning al vastgesteld. Het bedrag wordt overgemaakt, nadat een bewijs van daadwerkelijke verhuizing naar een voor belanghebbende adequate woning (huurcontract, inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie) is overgelegd.
Bij het verstrekken van een aardnagelvaste voorziening in natura wordt, indien mogelijk, gekozen voor een herplaatsbare en meermalen te gebruiken voorziening.
Het college kan ook voor woonvoorzieningen een financiële tegemoetkoming verstrekken. Het college stelt de voorlopige financiële tegemoetkoming op de volgende wijze vast:
Hoofdstuk 3 – Vervoersvoorzieningen
Met het oog op het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving.
Gesloten invalidenwagens kunnen voor mensen met bepaalde beperkingen een compenserende voorziening zijn indien zich de volgende situatie voordoet:
Het kan gewenst zijn dat de ondersteuningbehoevende met mobiliteitsproblemen beschikt over een elektrisch voertuig voor buiten, te gebruiken op korte afstand rond de woning. Voor deze verplaatsingen is het immers over het algemeen niet logisch of zelfs onmogelijk gebruik te maken van een collectief systeem of om een taxi te laten komen. In het gemeentelijke beleid is een scootmobiel geïndiceerd indien er een substantiële vervoersbehoefte is in de directe omgeving van de woning. Dat kan wanneer de ondersteuningsbehoevende bijvoorbeeld binnen een straal van 1 tot 1,5 kilometer met een scootermobiel zelf boodschappen kan doen, familie kan bezoeken en andere vormen van vrije tijdsbesteding beschikbaar heeft.
Het verstrekken van een open elektrische buitenwagen kan in combinatie met het gebruik van een collectief vervoerssysteem en/of een individuele vervoersvergoeding plaatsvinden.
Ook aanpassingen aan scootmobielen en rolstoelen of trainingen voor een veilig gebruik van de voorziening worden verstrekt indien ze noodzakelijk zijn om een compenserende voorziening te gebruiken.
Indien andere verplaatsingsmiddelen nodig zijn in specifieke omstandigheden, wordt dit ook vanuit de Wmo vergoed. Hierbij kan gedacht worden aan:
Voor het gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer binnen het vervoersgebied van 5 zones geldt de volgende gebruiksbeperking:
Bij de medische indicatie voor noodzakelijk gebruik van collectief vervoer worden de volgende criteria gehanteerd:
Hoofdstuk 4 – Rolstoelvoorzieningen
Met het oog op het verplaatsen in en om de woning kan een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.
Indien uit de indicering blijkt dat een rolstoel de meest compenserende voorziening is om de mobiliteitsbeperking van betrokkene te verminderen, is de selectie van de rolstoel aan de orde. Het selecteren van een rolstoel is maatwerk; de gekozen rolstoel moet passen bij de gebruiker. De gebruiker moet er goed mee overweg kunnen en de rolstoel moet bruikbaar zijn in de omgeving waar de gebruiker woont en voor de activiteiten die de gebruiker wil ondernemen.
In het programma van eisen dat wordt opgesteld om het een compenserende voorziening te laten zijn voor de aanvrager, dienen de volgende onderwerpen aan de orde te komen:
De financiële tegemoetkoming voor de aanschaf en gebruik van een sportvoorziening wordt vastgesteld voor een periode van 7 jaar. In de financiële tegemoetkoming is tevens het onderhoud begrepen.
Een sportvoorziening wordt alleen verstrekt indien sportbeoefening uitsluitend mogelijk is met een specifieke sportvoorziening. Er wordt in beginsel 1 maal per 84 maanden een sportrolstoel verstrekt.
Hoofdstuk 5 – Het verkrijgen van een voorziening
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 38 van de Verordening Voorzieningen Wet Maatschappelijke Ondersteuning aandacht besteed aan:
Bij de besluitvorming en de motivering van het besluit wordt door het college bij deze bevindingen aangesloten.
In situaties waarin de Verordening Voorzieningen Wet Maatschappelijke Ondersteuning, het Besluit maatschappelijke ondersteuning en/of het Verstrekkingenbeleid voor voorzieningen in het kader van de Wmo niet voorzien, kan het college met in acht name van de uitgangspunten en doelstellingen van de regels een aangepaste voorziening toekennen of de vorm van voorziening nader vaststellen.
Hoofdstuk 6 - Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget en de financiële tegemoetkoming
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening kan in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) plaatsvinden op verzoek van de ondersteuningsbehoevende, tenzij er sprake is van gebruikelijke zorg.
Het persoonsgebonden budget wordt verstrekt voor de noodzakelijk geïndiceerde individuele voorziening en als geen algemene of collectieve voorziening aanwezig is die toereikend wordt geacht.
1.Het persoonsgebonden budget voor scootmobielen en rolstoelen wordt vastgesteld overeenkomstig de prijs of bruikleenvergoeding die de gemeente aan haar leverancier verschuldigd zou zijn voor de goedkoopst compenserende voorziening inclusief standaardaanpassingen en eventueel inclusief noodzakelijke aanpassingen zoals bepaald in het programma van eisen dat door de indicatieadviseur is afgegeven. In het PGB wordt tevens de kosten voor onderhoud meegenomen.
Het PGB voor scootmobielen en rolstoelen is bedoeld als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud van een voorziening voor een periode van zeven jaar.
De financiële tegemoetkoming voor roerende woonvoorzieningen wordt vastgesteld op basis van de prijs of bruikleenvergoeding die de gemeente verschuldigd zou zijn aan de leverancier voor de goedkoopst compenserende oplossing, inclusief standaardaanpassingen en eventueel inclusief noodzakelijke aanpassingen zoals bepaald in het programma van eisen dat door de indicatieadviseur is afgegeven.
Een PGB of financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt voor het verwerven van individuele voorzieningen.
Een PGB of financiële tegemoetkoming wordt niet verstrekt voor het verwerven van algemene voorzieningen.
Een PGB is een geldbedrag waarmee de vrager één of meer geïndiceerde voorzieningen kan verwerven.
Een financiële tegemoetkoming is een gemaximeerde tegemoetkoming in de kosten van een voorziening die achteraf op declaratiebasis wordt verstrekt.
Een aanvraag voor een woningaanpassing kan worden beoordeeld als betrokkene beschikt over een getekend huurcontract of een getekend koopcontract.
Voor het PGB hulp bij het huishouden dient u de volgende informatie aan te leveren ter verantwoording:
Het persoonsgebonden budget wordt, na overlegging van de verantwoording en de controle daarop, definitief vastgesteld. De betrokkene ontvangt hierover een besluit.
Bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming verantwoordt de vrager, na aanschaf van de voorziening of, bij een woningaanpassing, na afronding van de werkzaamheden, door overlegging van de nota.
Indien de financiële tegemoetkoming een bijdrage betreft in de kosten voor verhuizing en inrichting, woningsanering, vervoer bij eigen auto, taxi of door derden, is steekproefsgewijs verantwoording verschuldigd.
Hoofdstuk 7 – Eigen bijdragen, eigen aandeel en afschrijving
Als een voorziening bestaat uit een roerende zaak die in eigendom wordt verstrekt of uit een bouwkundige of woontechnische aanpassing van een woning die eigendom is van de vrager, wordt gedurende een periode van 3 jaar een eigen bijdrage in rekening gebracht, dan wel bij de vaststelling van de hoogte van een PGB of financiële tegemoetkoming gedurende die periode een bedrag in mindering gebracht.
Bij de vaststelling van een financiële tegemoetkoming voor woningsanering wordt rekening gehouden met de afschrijving van artikelen. Indien een artikel volledig is afgeschreven wordt geen financiële tegemoetkoming verleend.
Voor de bepaling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming wordt verwezen naar het Verstrekkingenbeleid voor voorzieningen in het kader van de Wmo.
Bij algemeen gebruikelijke voorzieningen die voor een ondersteuningsbehoeftige enige aanpassing behoeven wordt rekening gehouden met de meerkosten voortvloeiend uit de beperkingen van een betrokkene.
(Bij bijvoorbeeld een fietsvoorziening worden alleen de kosten van de aanpassingen vanuit de Wmo betaald maar niet de aanschaf van de fiets zelf daar dit een algemeen gebruikelijke voorziening is).
Hoofdstuk 8 – Indexering, citeertitel en inwerkingtreding
Dit besluit kan worden aangehaald als Besluit maatschappelijke ondersteuning Lansingerland 2012
Met de inwerkingtreding van het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Lansingerland 2012 komt het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Lansingerland 2009 te vervallen.
Artikelsgewijze toelichting op het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2012
Artikelsgewijze toelichting op het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2012
In de artikelsgewijze toelichting op het Besluit Maatschappelijke Ondersteuning (MO) worden de artikelen voor zover nodig verder toegelicht of wordt met rekenvoorbeelden aangegeven hoe in de praktijk gehandeld wordt. Het Besluit MO is zowel bedoeld voor de inwoners van Lansingerland om te weten hoe de ondersteuning werkt en voor de medewerkers van de gemeente Lansingerland omdat het richting geeft aan het handelen. Natuurlijk is het ook voor medewerkers van de verschillende ondersteunende instellingen (bv. MEE, Stichting Ouderenwerk Lansingerland) goed om te weten op welke wijze inwoners van Lansingerland ondersteund kunnen worden zodat het participeren in de samenleving ook bij participatieproblemen mogelijk blijft.
Voor de beoordeling van de gebruikelijke zorg wordt gebruik gemaakt van het Protocol Gebruikelijke Zorg van het CIZ.
Zie hiervoor ook de bijlage uit het Verstrekkingenbeleid over wat als algemeen gebruikelijk wordt beschouwd.
In dit artikel wordt aangegeven dat met een pgb zowel hulp bij een organisatie kan worden ingekocht als bij een zelfstandig professional. In beide gevallen zal er wel sprake moeten zijn van een contract.
Bij de indicatiestelling wordt een zo integraal mogelijk advies gegeven waarbij ook in de toekomst verwachte woningaanpassingen waar mogelijk worden meegenomen in de beoordeling van de aanvraag. De volgende onderdelen worden in de afweging betrokken:
Bij aanpassing onder de gestelde financiële grens dient uitgegaan te worden van de goedkoopst compenserende oplossing. Hierbij wordt een vergelijking gemaakt tussen de aanpassingkosten van de huidige woning versus nieuwe woonruimte. De aanpassingskosten van de huidige woonruimte moeten worden afgezet tegen:
Om een totale kostenvergelijking te maken zou, als de "nieuwe" woning leeg staat, tevens rekening moeten worden gehouden met:
·Een eventuele financiële tegemoetkoming voor huurderving.
Aanwezigheid passende woonruimte
Het kan daarbij gaan om een reeds leegstaande woning of een geschikte woning die vrijgemaakt kan worden. Om een woning vrij te maken kan aan de huidige bewoners een tegemoetkoming in de verhuiskosten verstrekt worden.
Afwegingen in het kader van volkshuisvesting
Als een aangepaste woning beschikbaar is, kan het ondoelmatig zijn om nog een woning aan te passen. Niet alle aangepaste woningen zullen even goed verhuurbaar zijn. Als een geschikte kandidaat voor die woning gevonden wordt kan verhuizen de voorkeur hebben, ook al leidt dit niet direct tot lagere kosten.
Ook afspraken die mogelijk met verhuurders zijn gemaakt over het opnieuw toewijzen van een reeds aangepaste woning aan een andere gehandicapte kunnen hierbij een rol spelen.
De sociale omstandigheden - aanwezigheid van mantelzorg
Uiteraard kan de gemeente bij het bepalen van de te verstrekken voorziening ook met de voorkeur van de ondersteuningsbehoevende rekening houden. Sociale omstandigheden kunnen een rol spelen bij de afweging wel of niet verhuizen. Hierbij kan gedacht worden aan de binding die de ondersteuningsbehoevende met de buurt heeft (de tijd dat de ondersteuningsbehoevende in die buurt woont), de aanwezigheid van familie en/of vrienden, de mantelzorg die door verhuizing wegvalt, de aanwezigheid en afstand tot verschillende voorzieningen (winkels, dienstencentrum e.d.). De nabijheid van verschillende voorzieningen kan van belang zijn aangezien de ondersteuningsbehoevende in veel gevallen minder mobiel is. Hierbij valt ook een relatie te leggen met eventueel te verstrekken vervoersvoorzieningen.
De snelheid waarmee woonproblemen opgelost kunnen worden
In een aantal gevallen kan verhuizing het woonprobleem veel sneller oplossen.
De integrale afweging van verschillende WMO voorzieningen (wonen, vervoer, rolstoelen)
De afstemming met overige WMO-voorzieningen is van belang voor het maken van een keuze. Afstemming met vervoersvoorzieningen kan een duidelijke rol spelen. Criteria die hierbij een rol spelen zijn de afstand tot openbaar vervoerhaltes, de aanwezigheid van voorzieningen als winkelcentra, bibliotheek e.d.. Als een woning dicht bij bovengenoemde voorzieningen gelegen is, kan de gemeente tot de conclusie komen dat het adequater is om de huidige woning aan te passen dan de ondersteuningsbehoevende te laten verhuizen. De bereikbaarheid van voorzieningen blijft daardoor beter en op het gebied van vervoersvoorzieningen behoeven wellicht minder aanvullende maatregelen te worden.
Ook de werksituatie van de ondersteuningsbehoevende kan van invloed zijn op de beslissing om al dan niet te verhuizen. Als de ondersteuningsbehoevende door de verhuizing dichter bij zijn werk kan komen te wonen verdient verhuizing wellicht de voorkeur. Dit houdt echter niet in dat verhuizing om reden van het dichter bij de werkplek wonen op zichzelf een reden is om verhuiskosten te vergoeden.
Ook zal rekening worden gehouden met de woonlastenconsequenties van de verschillende opties. Een vergelijking kan gemaakt worden tussen de woonlasten van de huidige woonruimte versus de woonlasten als gevolg van het verhuizen naar een andere woonruimte. Uiteraard kan bij deze vergelijking rekening gehouden worden met de te ontvangen Huurtoeslag. Het verhuizen naar een woning met een lagere huur zal naar verwachting niet op problemen stuiten tenzij de woonkwaliteit (kwaliteit woonomgeving) afneemt. Anders wordt het als de huur van de nieuwe woning hoger is dan de huidige huur. De gemeente zal moeten bepalen welke woonlastenstijging zij nog redelijk vindt.
Bij aanpassing van de woonruimte wordt rekening gehouden met:
in sommige gevallen dient door de indicatiesteller in het advies te worden afgewogen hoe lang een voorziening compenserend zal zijn gezien de prognose van de aanvrager;
keukenaanpassingen: deze moeten noodzakelijk zijn voor degene die in de keuken de meeste werkzaamheden verricht. Dit sluit niet uit dat eenvoudige verrichtingen in de keuken mogelijk moeten zijn, bijvoorbeeld koffie of thee zetten, brood klaarmaken. Indien het huishouden uit meerdere personen bestaat, mag in alle redelijkheid verwacht worden dat ook andere gezinsleden dan de ondersteuningsbehoevende taken in de keuken verrichten.
De medewerking van de verhuurder
Het maken van afspraken met bijvoorbeeld de woningbouwvereniging is hierbij van groot belang.
De afweging welke de goedkoopst adequate oplossing is
Uitgangspunt hierbij is dat het woonprobleem dat de ondersteuningsbehoevende ondervindt opgelost moet worden. Bij het formuleren van een programma van eisen speelt een aantal factoren een rol. Hierbij kan gedacht worden aan onder meer de ernst en de omvang van de beperkingen, een stationair of progressief ziektebeeld, de bouwkundige situatie, de financiële situatie en de verschillende alternatieve oplossingen.
Bewaking kwaliteit woningaanpassingen
Voor het kwaliteitsniveau van de aanpassing wordt aangesloten bij de eisen zoals deze in het Bouwbesluit en in de Leidraad duurzaam bouwen zijn geformuleerd. Aan de hand van dit niveau wordt vastgesteld hoe hoog de subsidiabele kosten kunnen zijn en welk deel van de kosten de ondersteuningsbehoevende zelf moet opbrengen.
Indien voor een hoger of luxer kwaliteitsniveau gekozen wordt komen de extra kosten voor rekening van de belanghebbende, deze extra kosten zullen echter niet van invloed zijn op de draagkracht van de belanghebbende en derhalve niet van invloed op de hoogte van de door de gemeente te verstrekken financiële tegemoetkoming.
Het kan ook zijn dat de gemeente een hoger kwaliteitsniveau nastreeft, bijvoorbeeld omdat de verwachting is dat door het hogere kwaliteitsniveau of een aantal extra aanpassingen de woning zonder al te veel moeite weer aan een andere gehandicapte kan worden toegewezen. De extra kosten zullen in een dergelijk geval in de subsidie worden opgenomen.
Vanuit oogpunt van duurzaamheid en kostenbesparing is het van belang zo veel mogelijk voorzieningen te hergebruiken.
Naast de redenen van het gebruik wordt verder gekeken naar een aantal criteria die bepalen of een scootmobiel de meest compenserende voorziening. De volgende criteria worden aangehouden:
Om een scootmobiel goed te kunnen gebruiken, kan het zijn dat er accessoires of een training voor het gebruik nodig zijn. De volgende mogelijkheden worden daarbij eventueel aangeboden:
Verstrekkingen gerelateerd aan rolstoelen/scootmobielen
1.Anti-decubituskussen en zitorthesen
Als de toepassing van een vast anti-decubituskussen noodzakelijk is om de rolstoel tot een compenserende voorziening te maken dan dient deze in het kader van de WMO verstrekt te worden. Hetzelfde geldt voor zitorthesen indien deze onderdeel uitmaken van de rolstoel.
2.Rolstoel/scootmobieltraining
Voor een adequaat en zorgvuldig gebruik van de rolstoel/scootmobiel is het van belang dat de gebruiker goed met de rolstoel/scootmobiel overweg kan en zonder schade toe te brengen aan de rolstoel/scootmobiel stoepen e.d. kan nemen. Het goed overweg kunnen met de rolstoel/scootmobiel vergroot niet alleen de zelfstandigheid, veiligheid en de mogelijkheden van de gebruiker; zorgvuldig omgaan met de rolstoel/scootmobiel bevordert tevens de levensduur van de rolstoel/scootmobiel en voorkomt schade en extra onderhoud. Deze argumenten pleiten ervoor rolstoel/scootmobieltraining en de daarmee samenhangende reiskosten te vergoeden.
Indien er bij de indicatie wordt aangegeven dat een rolstoel/scootmobieltraining noodzakelijk is dan wordt deze op grond van de WMO vergoed. De training wordt in beginsel gegeven door de leverancier.
3.Rolstoel/scootmobielaccessoires
De kosten van medisch noodzakelijke accessoires worden vergoed op grond van de WMO. De indicatie is leidend. Te denken valt bijvoorbeeld aan been- en voetzakken, spaakbeschermers, een boodschappenmand en een stokhouder.
4.Verzekering, onderhoud en reparaties
Indien een rolstoel/scootmobiel in bruikleen wordt verstrekt dan is tevens door de gemeente voorzien in de kosten van verzekering, onderhoud en reparatie. Indien een pgb wordt verstrekt dan wordt in de hoogte van het te verstrekken pgb rekening gehouden met de kosten van verzekering, onderhoud en reparatie. De hoogte van het te verstrekken bedrag komt overeen met hetgeen de gemeente betaalt voor voornoemde kosten bij verstrekkingen in natura.
Naast rolstoelen en scoortmobielen zijn in sommige gevallen ook de volgende verplaatsingsmiddelen eventueel compenserend:
In het kader van het gemeentelijke beleid kan een driewielfiets worden verstrekt voor degenen die voor fietsvervoer daarop zijn aangewezen. Leeftijd hoeft daarbij niet van belang te zijn, hoewel er bij kinderen voor verstrekking wel sprake moet zijn van behoefte aan verplaatsing.
Een normale (kinder)driewieler (tot leeftijd 5 jaar) kan als algemeen gebruikelijk worden beschouwd en komt niet voor verstrekking in aanmerking. Alle driewielfietsen voor kinderen in bijzondere uitvoering komen in principe wel voor verstrekking in aanmerking.
De volgende criteria zijn van belang:
Een loopfiets stelt gehandicapten in staat zich over grotere afstanden te verplaatsen. De loopfiets kan een geschikt hulpmiddel zijn voor gehandicapten die een goed evenwicht en een goede loopmotoriek hebben maar voor het dagelijkse verplaatsen gebruik maken van krukken of een stok. Indicatie voor een loopfiets zal vooral gelegen zijn in versleten heup- en kniegewrichten. Een loopfiets kan in het kader van het gemeentelijke beleid verstrekt worden als vervoermiddel voor de kortere afstand.
Voor een aantal gehandicapten is het noodzakelijk dat zij bij het reizen begeleid worden. Zo zullen visueel gehandicapten in vreemde situaties grote moeite kunnen hebben de vertrekplaatsen van bussen te vinden. Auditieve gehandicapten kunnen op een station de omroepberichten veelal niet verstaan, zodat zij van belangrijke informatie verstoken blijven. Voor motorisch gehandicapten is de toegankelijkheid van de openbare weg en van het openbaar vervoer vaak de oorzaak van een noodzakelijke begeleider bij het verplaatsen.
Voor het bepalen van de hoogte van het bedrag voor begeleidingskosten wordt verwezen naar bijlage 1 van het Verstrekkingenbeleid.
Het kan hierbij gaan om een verstrekking in natura of in de vorm van een financiële vergoeding.
Autoaanpassingen zijn er op gericht om het gebruik van een eigen auto mogelijk te maken voor mensen met een beperking die voor het vervoer buitenshuis afhankelijk zijn van een auto. Er kan alleen een financiële tegemoetkoming worden verstrekt voor autoaanpassingen indien een betrokkene geen gebruik kan maken van algemene voorzieningen, collectieve voorzieningen of individueel taxivervoer. Een indicatie waaruit blijkt dat iemand voor vervoer buitenshuis afhankelijk is van een eigen auto is derhalve een voorwaarde.
Bij autoaanpassingen wordt onderscheid gemaakt tussen:
Dit zijn niet-specifiek voor gehandicapten ontwikkelde voorzieningen, welke echter wel functioneel noodzakelijk kunnen zijn.
In bijlage 1 van het Verstrekkingenbeleid wordt een opsomming gemaakt van autofaciliteiten die niet vergoed kunnen worden omdat ze beschouwd worden als algemeen gebruikelijk.
De aanpassingen kunnen in twee groepen worden verdeeld:
Standaardaanpassingen zijn aanpassingen die regelmatig worden verstrekt, meestal in serie worden geproduceerd en niet op maat gemaakt hoeven te worden. Daarbij kan onderscheid worden gemaakt tussen:
Wanneer een belanghebbende een auto heeft ten tijde van de eerste aanvraag, wordt een maximale hoogte van de vergoeding voor standaardaanpassingen gebaseerd op het gemiddelde van de met deze aanpassingen aan eigen auto's gemoeide kosten. De achtergrond hiervan is het ontbreken van keuzevrijheid van het merk en type auto voor diegenen die al een auto bezitten op het moment dat zij ondersteuningsbehoevend worden.
2.De tweede en volgende aanvraag (aanschaf van andere auto).
De hoogte van de vergoeding wordt nu gebaseerd op maximaal de kosten van dezelfde aanpassingen in een bruikleenauto. Anders dan bij een eerste aanvraag heeft de belanghebbende bij het nieuw aanschaffen van een eigen auto nu wel een keuzemogelijkheid van merk en type.
Dit zijn aanpassingen die minder vaak voorkomen, of die in een uitvoering gemaakt moeten worden die afwijkt van de gangbare. Speciale aanpassingen worden meestal individueel gefabriceerd, soms in een kleine serie. Alle aanpassingen die geen standaardaanpassingen zijn, worden beschouwd als speciale aanpassingen. Speciale aanpassingen worden volledig vergoed.
Er wordt alleen een financiële vergoeding voor een autoaanpassing verstrekt voor een auto indien deze niet ouder is dan 36 maanden op de datum van aanvraag voor een autoaanpassing.
De financiële vergoeding wordt in beginsel eenmaal per 7 jaar verstrekt.
Het betreft hier in feite een vorm van autoaanpassing. Indien sprake is van de goedkoopste compenserende oplossing kan tot verstrekking worden overgegaan.
Daar de speciale autostoel met verwisseling van het frame gemakkelijk van de ene naar de andere auto kan worden overgezet zal op indicatie beoordeeld worden of de stoel al aan vervanging toe is bij aanschaf van een andere auto.
Het aantal zones wordt verminderd indien ook sprake is van een auto in het huishouden, en/of indien er ook een andere vervoersvoorziening is toegekend. De reden hiervoor is dat met het toekennen van de andere voorziening of de auto in het huishouden een deel van de vervoersbehoefte langs die weg is afgedekt. Als voorbeeld kan dienen de scootmobiel. Wanneer deze is toegekend, mag er van uitgegaan worden dat voor de dagelijks boodschappen en dagelijkse contacten het gebruik van de scootmobiel toereikend is. Voor contacten iets verder kan dan gebruik worden gemaakt van het CVV. Maar dat CVV is dus niet nodig om alle vervoersbehoefte af te dekken. Met elke voorziening wordt het aantal toe te kennen zones met 50% gekort.
Indien uit de indicatie blijkt dat een begeleider nodig is om het gebruik van het CVV voor de ondersteuningsbehoevende mogelijk te maken, reist deze begeleider gratis.
Elke inwoner van Lansingerland mag gebruik maken van het CVV, maar indien er geen indicatie is afgegeven dient de reiziger het normale taxitarief aan de chauffeur te betalen.
Voor rolstoelen wordt uitgegaan van de volgende soorten rolstoelen en het programma van eisen op basis van het onderzoek is daarbij leidend:
Handbewogen rolstoelen of duwwandelwagen
Bij het verstrekken van een dergelijke rolstoel gelden de volgende criteria:
Elektrisch voortbewogen rolstoel, joystick bestuurd
Bij het verstrekken van een dergelijke rolstoel gelden de volgende criteria:
Er wordt een integraal advies opgevraagd waarbij ook aandacht wordt besteed aan de rolstoelgeschiktheid van de woning.
Bij bespreking van de vraag naar ondersteuning moet de ondersteuningsbehoevende aangeven dat hij/zij voor de verstrekkingswijze een PGB wil.
Er zijn bepaalde contra-indicaties waaruit blijkt dat de aanvrager eventueel niet in staat is om het budget te beheren en dan zou het niet worden ingezet voor de compensatie. Dat is niet de bedoeling van een PGB en daarom kan een PGB dan niet worden toegekend.
In dit artikel wordt aangegeven wat de berekeningswijze van het PBG voor de verschillende voorzieningen is.
In dit artikel wordt aangegeven wat de berekeningswijze van de financiële tegemoetkoming voor de verschillende voorzieningen is.
Wanneer het niet mogelijk is om het gehele bedrag zelf vooraf te voldoen, kan de aanvrager ook op basis van de offerte al een tegemoetkoming krijgen. Achteraf bestaat dan de verplichting tot verantwoording.
Een woningaanpassing kan natuurlijk alleen worden toegekend wanneer de woning is beoordeeld en er zicht is op de bouwkundige staat in relatie tot de kenmerken en de ondersteuningsvraag van de aanvrager.