Overheidsorganisatie | Gemeente Wormerland |
---|---|
Officiële naam regeling | de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012 |
Citeertitel | Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | aanscherping WWB |
Geen
Datum inwerking- treding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerking- treding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-06-2012 | 01-01-2012 | 13-12-2013 | nieuwe regeling | 17-04-2012 Zaankanter, 20 juni 2012 | - |
De raad van de gemeente Wormerland
overwegende dat de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009 aanpassing behoeft;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Wormerland
gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 8, lid 1, sub c, juncto artikel 30 van de Wet werk en bijstand;
BESLUIT:
de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012 vast te stellen.
1. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht.
2. In deze verordening wordt verstaan onder:
de wet : de Wet werk en bijstand;
woonkosten:
indien het een huurwoning betreft de in aanmerking te nemen huishuur in het kader van de Wet op de huurtoeslag
indien het een eigen woning betreft, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente, de vanwege het in eigendom hebben van de woning zakelijke lasten alsmede een door of namens het college nader vast te stellen bedrag voor groot onderhoud.
1. Voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar aan wie bijstand kan worden verleend,
geldt een categorieaanduiding.
2. De categorieën worden aangeduid als:
alleenstaande als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub a, van de wet;
alleenstaande ouder als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub b, van de wet;
gezin als bedoeld in artikel 4, lid 1, sub c, van de wet.
3. Bij een gezin geldt het leeftijdscriterium als bedoeld in lid 1 voor minstens twee rechthebbende personen.
De norm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft en dientengevolge de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen, wordt verhoogd met een toeslag, die is bepaald op het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag behoudens het bepaalde in artikel 6, lid 1, en artikel 7 van deze verordening.
1. De norm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen in wiens woning een ander zijn hoofdverblijf heeft of die in de woning van een ander zijn hoofdverblijf heeft en die de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen, wordt verhoogd met een toeslag die is bepaald op de helft van het in artikel 25, lid 2 van de wet genoemde maximumbedrag behoudens het bepaalde in artikel 6, lid 1, en artikel 7 van deze verordening.
2. In afwijking van lid 1 wordt de norm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder verhoogd met een toeslag, die is bepaald op het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag behoudens het bepaalde in artikel 6, lid 1, en artikel 7 van deze verordening, indien de woning wordt bewoond met een ander of die in de woning van een ander woont en die de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan niet kan delen.
3. In afwijking van lid 1 wordt er geen toeslag verstrekt aan de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende kinderen, indien de woning wordt bewoond met meer dan een ander of die in de woning van een ander woont met meer dan een ander en die de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen.
4. Van het niet kunnen delen van de algemeen noodzakelijk kosten is in ieder geval sprake, indien de woning wordt bewoond met uitsluitend:
een ongehuwd kind dat aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 dan wel een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en over een inkomen beschikt dat niet hoger is dan het bedrag in artikel 20, lid 1, sub b, van de wet;
een bloedverwant in de eerste graad waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 4, lid 5, van de wet vanwege zorg tussen die bloedverwant en de alleenstaande of de alleenstaande ouder;
een bloedverwant in de tweede graad waarbij sprake is van zorg als bedoeld in artikel 4, lid 5, van de wet tussen deze bloedverwant en de alleenstaande of de alleenstaande ouder.
5. Bij drie of meer kostgangers en/of onderhuurders wordt de kostgever of de (onder)verhuurder geacht een bedrijf te exploiteren en dient voor bijstand een beroep te worden gedaan op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.
1. De norm voor een gezin bij wie een ander zijn hoofdverblijf heeft of dat in de woning van een ander haar
hoofdverblijf heeft en dat de algemene noodzakelijke kosten van het bestaan kan delen, wordt verlaagd
met de helft van het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag.
2. In afwijking van lid 1 wordt de norm voor een gezin bij wie meer dan een ander zijn hoofdverblijf heeft of dat
in de woning van een ander met meer dan een ander zijn hoofdverblijf heeft en de algemene noodzakelijke
kosten van het bestaan kan delen, wordt verlaagd met het maximale van het in artikel 25, lid 2, van de wet
genoemde maximumbedrag.
3. In afwijking van lid 1 en 2 vindt geen verlaging plaats indien de algemeen noodzakelijke kosten van het
bestaan niet kunnen worden gedeeld dan wel het gezin uit 3 of meer rechthebbende personen bestaat.
3. Van het niet kunnen delen van de algemeen noodzakelijk kosten is in ieder geval sprake, indien de woning
wordt bewoond met uitsluitend:
een ongehuwd kind dat aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 dan wel een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en over een inkomen beschikt dat niet hoger is dan het bedrag in artikel 20, lid 1, sub b, van de wet;
een bloedverwant in de eerste graad waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 4, lid 5, van de wet vanwege zorg tussen die bloedverwant en een van de resterende leden van het gezin;
een bloedverwant in de tweede graad waarbij sprake is van zorg als bedoeld in artikel 4, lid 5, van de wet tussen deze bloedverwant en een van de gezinsleden.
4. Bij drie of meer kostgangers en/of onderhuurders wordt de kostgever of de (onder)verhuurder geacht een bedrijf
te exploiteren en dient voor bijstand een beroep te worden gedaan op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen
2004.
1. Geen toeslag wordt verstrekt aan de alleenstaande en de alleenstaande ouder met zijn ten laste komende
kinderen als hij/zij geen woonkosten verschuldigd is.
2. De norm voor een gezin wordt verlaagd met het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag
als het gezin geen woonkosten verschuldigd is.
3. In afwijking van lid 2 vindt geen verlaging plaats indien het gezin uit 3 of meer rechthebbende personen
bestaat.
1.Geen toeslag wordt verstrekt aan de alleenstaande van 21 en 22 jaar oud.
De maximale verlaging als bedoeld in dit hoofdstuk bedraagt voor een gezin het in artikel 25, lid 2, van de wet genoemde maximumbedrag.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onvoorziene onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012”.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012.
De “Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009”, vastgesteld in de openbare vergadering van 27 november 2008,
de ”Verordening tot wijziging van de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009”, vastgesteld in de openbare vergadering van 24 september 2009, alsmede
de “Verordening tot 2e wijziging van de Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009”, vastgesteld in de openbare vergadering van 25 november 2010, vervallen op 1 januari 2012.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 april 2012
De griffier, De voorzitter,