Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Oostzaan

Reïntegratieverordening 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Oostzaan
Officiële naam regelingReïntegratieverordening 2004
CiteertitelReïntegratieverordening 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpCWI uitkering

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 108, lid 1
  2. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers, art. 34, 35 en 36.
  3. Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers, art. 34, 35 en 36.
  4. Gemeentewet, art. 147 lid 1
  5. Wet Werk en Bijstand, artt. 7, 8 en 10 lid 2
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-200401-01-2013Nieuwe regeling

25-10-2004

Kompas, 02-11-2004

-

Tekst van de regeling

Intitulé

REÏNTEGRATIEVERORDENING 2004

De Raad van de gemeente Oostzaan,

Gelezen het voorstel van de werkgroep WWB

Gelet op artikel10B, eerste lid en 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en B en 10 tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,

Besluit:

vast te stellen de volgende regeling:

REÏNTEGRATIEVERORDENING 2004

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1: begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    uitkeringsgerechtigden: personen met een uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand, de IOAW of de IOAl;

  • b.

    Anw-ers: personen met een uitkering volgens de Algemene nabestaandenwet die ingeschreven zijn bij het CWI;

  • c.

    Nuggers: personen die als werkzoekenden zijn geregistreerd bij de Centrale organisatie werk en inkomen en die geen uitkeringsgerechtigden zijn;

  • d.

    voorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 7 eerste lid onder a van de wet, deze verordening en het beleid als bedoeld in artikel 3 eerste lid;

  • e.

    de wet: de Wet werk en bijstand;

  • f.

    IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

  • g.

    IOAl: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

  • h.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van Oostzaan;

  • i.

    de raad: de gemeenteraad van Oostzaan;

  • j.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • k.

    Werknemers in gesubsidieerde arbeid: werknemers als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2: opdracht college
  • 1. Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.

  • 2. Het college draagt zorg voor voldoende diversiteit en kwaliteit in het aanbod aan ondersteuning en voorzieningen.

Artikel 3: beleid

Het college stelt ter nadere uitvoering van deze verordening beleid vast, waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, alsmede de hoogte en wijze van financiering.

Artikel 4: aanspraak op ondersteuning
  • 1. Uitkeringsgerechtigden, ANW-ers, Nuggers alsmede personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid van de wet, hebben aanspraak op ondersteuning bij arbeidsinschakeling en op de naar het oordeel van het college noodzakelijk geachte voorziening gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2. Het college doet een aanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze verordening en het in artikel 3 bedoelde beleid.

Artikel 5: verplichtingen van de cliënt
  • 1. Een persoon die door het college een voorziening wordt aangeboden is verplicht hiervan gebruik te maken.

  • 2. De persoon die deelneemt aan een voorziening is gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk en Inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden.

  • 3. Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, dan kan het college de uitkering verlagen conlonm hetgeen hierover is bepaald in de alstemmingsverordening.

  • 4. Indien de persoon, niet zijnde een uitkeringsgerechtigde, die gebruik maakt van een voorziening, niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de kosten van de voorziening dan wel de subsidie geheel ol gedeeltelijk terugvorderen, zonodig vermeerderd met de kosten van invordering.

Artikel 6: budget- en subsidieplafonds
  • 1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit per kalenderjaar ol een gedeelte daarvan, een ol meer subsidie plafonds vaststellen voor de verschillende voorzieningen. Wanneer het college een subsidieplafond vaststelt, bepaalt het tevens hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. Een door het college ingesteld subsidieplalond vormt een weigeringsgrond bij de aanspraak op een specifieke voorziening, zodra het beschikbare bedrag conform de vastgestelde verdeelwijze is verbruikt.

  • 3. Voor zover het college geen subsidieplalond heeft vastgesteld, geldt het resterende deel van het voor Oostzaan bepaalde bedrag als bedoeld in artikel 69, eerste lid, onderdeel a van de wet als subsidieplafond voor alle voorzieningen. Bij gebreke van een door het college vastgesteld subsidieplafond zullen de beschikbare gelden worden verdeeld over de gehonoreerde aanvragen, naar volgorde van binnenkomst van de aanvraag.

HOOFDSTUK 3 Voorzieningen

Artikel 7: nadere voorwaarden

Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, deze verordening en het beleid als bedoeld in artikel 3 aan een voorziening nadere regels en verplichtingen verbinden, die gelden voor iedere voorziening afzonderlijk. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:

  • -

    de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;

  • -

    de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;

  • -

    de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of - vaststelling;

  • -

    de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;

  • -

    de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten

Artikel 8: eigen bijdrage en lening
  • 1. Het college kan in het beleid als bedoeld in artikel 3 besluiten voor bepaalde voorzieningen een - al dan niet voorwaardelijke - eigen bijdrage vast te stellen.

  • 2. Het college kan in het beleid als bedoeld in artikel 3 besluiten een voorziening in de vorm van een subsidie als renteloze lening te verlenen.

Artikel 9: algemene weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 7, tweede lid en artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, weigert of beëindigt het college een voorziening:

  • a.

    indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen als bedoeld in de artikelen 9 en 17 van de wet niet ol onvoldoende nakomt;

  • b.

    indien de persoon die de voorziening krijgt aangeboden ol eraan deelneemt aangeeft de krachtens artikel 9 vastgestelde eigen bijdrage niet (meer) te willen voldoen;

  • c.

    indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;

  • d.

    indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening;

  • e.

    indien naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling.

  • f.

    indien de gevraagde voorziening niet of niet meer deel uitmaakt van het beleid als bedoeld in artikel 3.

  • g.

    indien de persoon die de voorziening aanvraagt of hieraan deelneemt de krachtens artikel 7 en 8 gestelde regels en voorwaarden niet of onvoldoende nakomt.

HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen

Artikel 10: hardheidsclausule
  • 1. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de uitkeringsgerechtigde afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onvoorziene onbillijkheden van overwegende aard leidt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een weigering van een voorziening op grond van artikel 6, tweede lid.

Artikel 11: citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als 'Reïntegratieverordening 2004"

Artikel 12: in werkinq treden

Deze verordening treedt in werking op 1 december 2004

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 25 oktober 2004

Griffier, Voorzitter,

Toelichting bij de reïntegratieverordening

ALGEMEEN

De Wet werk en bijstand draagt de Raad op bij verordening regels te stellen met betrekking tot het ondersteunen van verschillende doelgroepen bij de arbeidsinschakeling. Het betreft de volgende doelgroepen:

  • 1.

    personen die algemene bijstand ontvangen;

  • 2.

    personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet;

  • 3.

    niet- uitkeringsgerechtigden.

Met het van kracht worden van de Wet werk en bijstand zijn alle verschillende (subsidie-) regelingen gericht op arbeidsinschakeling door gemeenten samengevoegd. De gemeenten krijgen hiervoor één budget en hebben voortaan de volledige verantwoordelijkheid om zelf vorm te geven aan hun reïntegratiebeleid.

Bij de invoering van de Wet werk en bijstand is als uitgangspunt genomen om zoveel mogelijk bestaand beleid 'om te klappen', d.w.z. om aanvankelijk zoveel mogelijk het reïntegratiebeleid zoals dat voor de invoering van de Wet werk en bijstand gold voort te zetten. Vervolgens zal, met inachtneming van de ruimte die de nieuwe wet biedt, nieuw beleid worden geformuleerd, gericht op een verdere vergroting van de doelmatigheid.

Het voorstel is nu om een kaderstellende verordening te maken, die het college zoveel mogelijk ruimte biedt om het nieuwe beleid vorm te geven en om slagvaardig in te spelen op veranderingen in de economische omgeving.

Artikelgewijze toelichting

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijving

In de verordening gehanteerde begrippen sluiten zo veel mogelijk naadloos aan bij de begrippen gebruikt in de Wet werk en bijstand. Hetzelfde geldt voor de begrippen gebruikt in het op deze verordening te baseren beleid.

Hoofdstuk 2 Beleid en financiën

Artikel 2: Opdracht college

Artikel 2 geeft in de meest algemene bewoordingen de opdracht aan het college weer. Met artikel 3 krijgt het college de opdracht - en daarmee ook de bevoegdheid - om in beleid een overzicht te geven van de voorzieningen die daadwerkelijk worden aangeboden en om daarbij ook de prioriteiten aan te geven tussen de verschillende voorzieningen. Mede gezien het beperkte budget is het van belang dat de verschillende voorzieningen in een samenhangend geheel worden vastgesteld en dat de in artikel 6 bedoelde begrotings- en budgetplafonds daarop precies aansluiten.

Artikel 3: Beleid

De in dit artikel bedoelde beleid omvatten in elk geval een omschrijving van het beleid ten aanzien van de verschillende doelgroepen en de prioritering binnen en tussen die groepen,

  • ·

    De wijze waarop de aanbesteding wordt vormgegeven;

  • ·

    een overzicht van de verschillende voorzieningen;

  • ·

    een verdeling van de beschikbare middelen over de verschillende voorzieningen;

  • ·

    de criteria voor het ontheffingenbeleid ten aanzien van de arbeidsverplichting, waarbij in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de combinatie van arbeid en zorg;

  • ·

    het flankerend beleid ten aanzien van zorg en hulpverlening.

Artikel 4: Aanspraak op ondersteuning

Behoeft geen nadere toelichting

Artikel 5: Verplichtingen van de cliënt

Een voorziening gericht op reïntegratie in het arbeidsproces wordt in het algemeen na overleg met de cliënt aangeboden. Het kan echter gebeuren dat een uitkeringsgerechtigde niet bereid is om (voldoende) inspanningen te verrichten om betaald werk te vinden, of dat tussen het college en de uitkeringsgerechtigde geen consensus ontstaat over de in te zetten voorziening. Dan dient het college (dan wel de door het college gemandateerde ambtenaar) de knoop door te hakken en ambtshalve te beslissen over de toe te passen voorziening.

De bijstandsgerechtigde belanghebbende die niet bereid is aan de ingezette voorziening mee te werken kan geconfronteerd worden met een gedeeltelijke verlaging van de uitkering. In extreme gevallen kan de uitkering geheel geweigerd worden. Dit is geregeld in de - tegelijk met deze verordening ingediende - afstemmingsverordening.

De niet bijstandsgerechtigde belanghebbende kan, bij weigering aan de voorwaarden te voldoen, geconfronteerd worden met een terugvordering van door de gemeente gemaakte kosten of de verstrekte subsidies. Wanneer de uitkeringsgerechtigde weigerachtig blijft het aldus teruggevorderde bedrag te betalen, zal een dagvaardingsprocedure nodig zijn om tot dwanginvordering te kunnen komen. De kosten daarvan komen dan ook voor rekening van de debiteur.

Artikel 6: Budget- en subsidieplafonds

Door geen budget- en subsidieplafonds in te stellen kan uiterst doelmatig worden omgegaan met de individuele mogelijkheden voor reïntegratie. Het belang van de uitkeringsgerechtigde om zo snel mogelijk uit te stromen naar werk wordt gehonoreerd ook al legt dit beslag op middelen elders uit de begroting.

Op grond van de Wet werk en bijstand hebben personen uit de in de wet aangewezen doelgroepen in beginsel recht op ondersteuning. De middelen om hieraan te voldoen zijn echter beperkt. Daarom wordt hier voorgesteld de mogelijkheid te geven om budgetplafonds te stellen aan de kosten voor de verschillende voorzieningen in natura en subsidieplafonds aan de voorzieningen in de vorm van subsidies. In ieder geval moeten de subsidieplafonds voorafgaand aan de periode waarop ze betrekking hebben worden gepubliceerd.

De budget- en subsidieplafonds moeten telkens per opengestelde voorziening worden vastgesteld. Mede daarom is het van groot belang om van het beleid als bedoeld in artikel 3 een samenhangend geheel te maken, zodat niet alleen een duidelijk inzicht in de verschillende voorzieningen gegeven wordt, maar tevens daarop aansluitend een duidelijk overzicht ontstaat van de per voorziening beschikbare hoeveelheid geld.

Wanneer tijdig en op de juiste wijze budget- en subsidieplafonds zijn ingesteld kan hiermee met dit instrument de uitgaven voor reïntegratie worden beheerst. Zonder budget- en subsidieplalonds krijgt de regeling onherroepelijk het karakter van een open- eindregeling. Een juiste en tijdige toepassing van deze bepaling in samenhang met artikel 3 is daarom uit het oogpunt van kostenbeheersing essentieel)

In het derde lid is voor de veiligheid een algemeen budget- en subsidieplafond opgenomen voor het geval er toch voorzieningen zonder bijbehorend budget- of subsidieplalond worden opengesteld. Het is echter zaak om van deze mogelijkheid geen, of zo min mogelijk gebruik te maken. Wanneer in het geheel geen budget- ol subsidieplafonds worden gesteld, bestaat het risico dat het bepaalde in het derde lid onverbindend wordt verklaard.

HOOFDSTUK 3 Voorzieningen

Artikel 7: Voorwaarden

Er zijn talloze verschillende soorten reïntegratievoorzieningen denkbaar. Het is wenselijk om op elke specifieke voorziening toegespitste voorwaarden te kunnen stellen. Dit artikel opent die mogelijkheid en geeft een indicatie van het soort voorwaarden dat gesteld kan worden.

Artikel 8: Eigen bijdrage

Het kan wenselijk zijn om bij - met name duurdere - voorzieningen een eigen bijdrage verplicht te stellen. Daarbij kan gedacht worden aan een eigen bijdrage die de uitkeringsgerechtigde contant moet voldoen, ol een eigen bijdrage die de uitkeringsgerechtigde aanvankelijk schuldig blijft aan de gemeente en later, bijvoorbeeld wanneer de uitkeringsgerechtigde betaald werk gevonden heeft, moet terugbetalen. Ook is het denkbaar dat de uitkeringsgerechtigde de eigen bijdrage schuldig blijft en dat deze schuld wordt kwijtgescholden wanneer de uitkeringsgerechtigde aan bepaalde voorwaarden voldoet.

lets gelijksoortigs geldt in zekere zin voor het verstrekken van subsidies: het kan wenselijk zijn deze (aanvankelijk en eventueel deels) als lening te verstrekken, welke lening mogelijk later kan worden kwijtgescholden, wanneer de subsidie- ontvanger aan bepaalde voorwaarden heeft voldaan.

Artikel 9: algemene weigeringsgronden

Dit artikel bevat een aantal voor de hand liggende algemene weigeringsgronden, De weigeringsgronden zijn imperatief, m,a,w, als de weigeringsgrond zich voordoet, moet het bestuur de voorziening weigeren, Dit brengt met zich mee dat in beroep ook alleen getoetst wordt of de weigeringsgrond zich voordoet, niet of het bestuur redelijkerwijs van de bevoegdheid tot weigeren of intrekken gebruik mocht maken,

Wanneer de voorziening geweigerd of ingetrokken wordt op grond van artikel 9 onder a, dan moet er sprake zijn van schending van de reïntegratie- of de inlichtingen plicht. In dat geval ligt het voor de hand om bij uitkeringsgerechtigden met toepassing van de afstemmingsverordening ook een maatregel op te leggen.

De weigeringsgrond opgenomen onder b, van dit artikel geeft de mogelijkheid om de toepassing van een eigen bijdrage

kracht bij te zetten,

De weigeringsgronden onder c, en d, spreken voor zich.

De weigeringsgrond onder e, kan aanleiding zijn voor het formuleren van beleid, met name als het gaat om het al dan niet vergoeden van opleidingen, Waar geen beleid is zal van geval tot geval moeten worden gemotiveerd.

De weigeringsgrond onder f, is de logische tegenhanger van artikel 3: als het bestuur om de kosten te kunnen beheersen een eindig aantal voorzieningen aanbiedt, moeten andere dan de voorgenomen voorzieningen ook geweigerd worden.

De weigeringsgrond onder g, is wenselijk om de overige gestelde voorwaarden kracht bij te zetten en om te voorkomen dat voorzieningen waar geen of een verkeerd gebruik van wordt gemaakt moeten worden voortgezet.

HOOFDSTUK 4 Slotbepalingen

Artikel 10: hardheidsclausule

De verordening bevat een mogelijkheid om in bijzondere gevallen ten gunste van de uitkeringsgerechtigde af te wijken, Van belang is om te beseffen dat het om onvoorziene onbillijkheden moet gaan, De beperkte beschikbare middelen en de keuzes die daarom noodzakelijkerwijs gemaakt moeten worden kunnen voorzienbaar tot onbillijkheden leiden, Die kunnen dan geen aanleiding zijn om de hardheidsclausule toe te passen,

Het tweede lid sluit toepassing van de hardheidsclausule expliciet uit ingeval het budget- of subsidieplafond is bereikt. Dit is

in feite een voorbeeld van een voorzienbare onbillijkheid,

Artikel 11: citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting

Artikel 12: in werking treden

Deze verordening treedt in werking op 1 december 2004,