Organisatie | Hellendoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Hellendoorn |
Citeertitel | Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Hellendoorn |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
1) De artikelen uit de Wet op het basisonderwijs zijn per 01-08-1998 vervallen.
2) De artikelen uit de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zijn per 01-08-1998 vervallen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-02-1998 | nieuwe regeling | 16-12-1997 Twents Volksblad, 03-02-1998 | 97.11740 |
De raad van de gemeente Hellendoorn;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 2 december 1997, nr. 97.11740, inzake de financiële gelijkstelling van het onderwijs;
gelet op artikel 105a1/105a2 van de Wet op het basisonderwijs, artikel 102a1/102a2 van de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en artikel 96g/96h van de Wet op het voortgezet onderwijs;
gezien het advies van de commissie welzijn;
gezien het gevoerde overleg met de vertegenwoordigers van de schoolbesturen;
overwegende dat het gewenst is de toekenning van voorzieningen in het kader van aanvullend gemeentelijk beleid ten aanzien van het onderwijs bij verordening te regelen;
Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Hellendoorn
HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het basisonderwijs, de Interimwet op het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voorzover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;
school: school voor basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs, school voor voortgezet speciaal onderwijs, school dan wel instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor algemeen voortgezet onderwijs en voor voorbereidend beroepsonderwijs;
Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden
Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken
Een wijziging van de verordening, die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door Burgemeester en Wethouders.
Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij Burgemeester en Wethouders. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluiten Burgemeester en Wethouders om de aanvraag niet te behandelen.
Bij de indiening van een aanvraag en de verstrekking van gegevens kan het schoolbestuur gehouden worden gebruik te maken van een door Burgemeester en Wethouders vastgesteld formulier.
Bij het ontbreken van één of meer gegevens delen Burgemeester en Wethouders dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslissen Burgemeester en Wethouders de aanvraag niet te behandelen.
Burgemeester en Wethouders kunnen de termijn van twaalf weken met vier weken verlengen. Bij verlenging wordt uiterlijk twee weken voor het einde van de termijn van twaalf weken hiervan door Burgemeester en Wethouders schriftelijk mededeling gedaan aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij de reden voor de verlenging aan.
Paragraaf 2.3 Toekenning; uitvoering beschikking subsidieverlening; intrekking of wijziging; verbod vervreemding
Artikel 13 Uitvoering beschikking tot subsidieverlening
Indien het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, delen Burgemeester en Wethouders dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij aan op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, stellen Burgemeester en Wethouders de subsidie ambtshalve vast.
Artikel 14 Subsidievaststelling volgend op verlening
Burgemeester en Wethouders beslissen binnen acht weken na de indiening van de aanvraag als bedoeld in artikel 13 of binnen acht weken na de verstrekking van de aanvullende informatie. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stellen Burgemeester en Wethouders het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.
Artikel 15 Intrekken of wijzigen beschikking tot feitelijke beschikbaarstelling of subsidievaststelling
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voorzover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de dag, waarop aan de verplichtingen als bedoeld in artikel 15, eerste lid onder b, voldaan had moeten zijn, nog geen vijf jaren zijn verstreken.
Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voorzieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.
Artikel 18 Verbod tot vervreemding
Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen is niet toegestaan zonder toestemming van Burgemeester en Wethouders tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.
Artikel 19 Informatieverstrekking
Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van Burgemeester en Wethouders nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.
Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend
De raad vult hier het tijdvak in waarvoor een voorziening wordt toegekend. Dit kan een schooljaar zijn (wat voor de meeste voorzieningen, gezien de koppeling met het onderwijsproces, aan de orde is), maar ook een kalenderjaar.
Het tijdvak waarvoor een voorziening wordt toegekend, heeft een nauwe relatie met de indieningsdatum. De indieningsdatum kan worden afgeleid van het tijdvak.
Het formuleren van een tijdvak is niet altijd noodzakelijk. Bij voorzieningen in natura is een tijdvak meestal niet van toepassing. De voorziening wordt dan ter beschikking gesteld voor onbepaalde tijd.
Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid
De wijze van toekenning geeft de grondslag aan voor toekenning van voorzieningen. Op grond van de wet dient de verordening te voorzien in een behandeling naar dezelfde maatstaf. Met de invulling van dit element van de bijlage wordt op een objectiveerbare wijze B voor wat betreft het bepalen van de omvang van de toekenning B hieraan invulling gegeven.
Hier dient te worden ingevuld op basis van welke eenheid de bekostiging plaatsvindt. Als eenheid zou bijvoorbeeld kunnen fungeren dat de voorziening wordt toegekend via een bedrag per leerling, groep leerlingen, school, m2 of per schoolbestuur. Bij voorzieningen die feitelijk ter beschikking worden gesteld, zou het bijvoorbeeld kunnen gaan om één computer per groep leerlingen.
Indien een bedrag per berekeningseenheid wordt toegekend en een subsidieplafond is niet van toepassing, vullen burgemeester en wethouders het bedrag in bij de toekenning. Het bedrag moet voldoende zijn om de voorziening te kunnen realiseren.
Indien een bedrag per berekeningseenheid wordt gehanteerd en een subsidieplafond is wel van toepassing, wordt de hoogte van het bedrag door de raad of burgemeester en wethouders vastgesteld bij het bepalen van de wijze waarop het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Dit bedrag is het maximale bedrag dat per berekeningseenheid ter beschikking wordt gesteld. Indien het subsidieplafond wordt uitgeput, kan het namelijk noodzakelijk zijn om minder per berekeningseenheid uit te keren.
Voor deze voorziening wordt een subsidieplafond gehanteerd
Hiermee wordt aangegeven door de raad dat een subsidieplafond geldt voor de betreffende voorziening. Indien geen subsidieplafond noodzakelijk wordt geacht, vervalt onderdeel VI.
In beginsel staan de raad twee opties open:
1. de raad bepaalt dat een subsidieplafond geldt voor de betreffende voorziening en bepaalt in de bijlage tevens de hoogte van het plafond;
2. de raad bepaalt dat een subsidieplafond van toepassing is op de voorziening, maar draagt de vaststelling op aan burgemeester en wethouders (met toepassing van artikel 2, tweede lid).
De eerste optie is niet aan te bevelen omdat bij wijziging van de hoogte van het subsidieplafond, ook de verordening moet worden gewijzigd. Bij het jaarlijks aanpassen van het subsidieplafond (bijvoorbeeld aan prijsstijgingen) zou dit betekenen dat jaarlijks de verordening moet worden gewijzigd.
Indien de raad de vaststelling van het plafond opdraagt aan burgemeester en wethouders, zullen zij hieraan invulling moeten geven met inachtneming van de gemeentebegroting (gezien het budgetrecht van de raad).
Aan een subsidieplafond moeten verdelingsregels worden gekoppeld. Verdelingsregels kunnen in beginsel op drie wijzen worden vormgegeven:
1. het beschikbare budget verdelen aan de hand van het binnenkomen van de aanvragen (wie het eerst komt, wie het eerst maalt);
2. het beschikbare budget verdelen aan de hand van een rangorde;
3. het beschikbare budget verdelen over alle aanvragen die voor toekenning in aanmerking komen.
In het licht van het wettelijke criterium van de gelijke maatstaf, is optie 1 binnen deze verordening niet mogelijk. Het verdelen van de subsidie en dus het toekennen van voorzieningen aan die schoolbesturen die het eerst een aanvraag insturen (en uiteraard voldoen aan de toekenningscriteria), is in strijd met het uitgangspunt dat gelijke omstandigheden gelijkelijk worden behandeld. Immers, het schoolbestuur dat wel in de benoemde omstandigheden voor toekenning verkeert, wordt geen voorziening toegekend.
De opties twee en drie kunnen wel worden toegepast. Bij optie twee stelt de raad hier urgentiecriteria vast waardoor een rangorde van aanvragen kan worden opgesteld. Het beschikbare bedrag wordt vervolgens ingezet op basis van de rangorde van aanvragen. Bij het hanteren van deze systematiek kunnen aanvragen dus buiten de boot vallen. Deze systematiek maakt geen inbreuk op de >gelijke maatstaf= omdat de rangorde aangeeft dat scholen in ongelijke omstandigheden verkeren. Voorwaarde is wel dat de criteria voor het opstellen van de rangorde een relatie hebben met de omstandigheden waarin een school moet verkeren om in aanmerking te komen voor een voorziening.
Bij optie drie stelt de raad dat het bedrag per berekeningseenheid (de eenheid zoals geformuleerd onder V) een maximumbedrag is. Jaarlijks wordt de hoogte van dit bedrag ingevuld. Dit bedrag is het maximale bedrag dat per berekeningseenheid ter beschikking wordt gesteld. Bij uitputting van het subsidieplafond wordt per eenheid minder ter beschikking gesteld. Het beschikbare bedrag wordt over alle toegekende aanvragen uitgesmeerd.
De raad kan ook de wijze van verdeling opdragen aan burgemeester en wethouders. Indien de raad hiertoe besluit, wordt dit in de bijlage bij de betreffende voorziening opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen vervolgens de twee vorenstaande opties hanteren voor het verdelen van het beschikbare bedrag.