Organisatie | Nieuwegein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening |
Citeertitel | Bomenverordening |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | bomen |
Geen.
Gemeentewet, art. 149 en Boswet, art. 15
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-10-2010 | 11-06-2012 | art. 1, 2, 3, 5, 7, 8, 9, 10, 13, 14, 17, toelichting | 22-09-2010 De Molenkruier 29-09-2010 | 2010-261 |
Hoofdstuk 1 Het bewaren van houtopstanden
Artikel 2 Verbod voor het vellen van houtopstanden
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor houtopstanden buiten de bebouwde kom in de zin van de Boswet, indien het betreft:
houtopstand, die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom tenzij de houtopstand een zelfstandige eenheid vormt en ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20;
Artikel 3 Aanvraag omgevingsvergunning
Een omgevingsvergunning voor het vellen moet schriftelijk en gemotiveerd, onder bijvoeging van een situatieschets, worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht, of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid, gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.
Artikel 7 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
Aan de omgevingsvergunning is het standaardvoorschrift verbonden dat niet tot vellen wordt overgegaan en de omgevingsvergunning pas van kracht wordt met ingang van de dag na de dag waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift afloopt. Indien gedurende deze termijn een bezwaarschrift of een verzoek tot een voorlopige voorziening is ingediend, wordt de omgevingsvergunning pas van kracht twee weken nadat op dat bezwaar of die voorlopige voorziening is beslist.
Artikel 9 Bijzondere voorschriften voor de omgevingsvergunning voor het vellen
Tot de aan de omgevingsvergunning voor het vellen te verbinden voorschriften kan behoren het voorschrift dat binnen een bepaalde termijn en overeenkomstig de het bevoegd gezag te geven aanwijzingen moet worden herplant. Indien het gemeentelijk beleid of bestemmings-, bomen-, groen-, landschapsplan de te vellen houtopstand direct of indirect als waardevol omschrijft, wordt, zo veel mogelijk, een herplantplicht opgelegd.
Artikel 10 Herplant/instandhoudingsplicht
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond, dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorziening bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door haar te geven aanwijzingen binnen een door haar te stellen termijn.
Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door haar te geven aanwijzingen binnen een door haar te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.
Artikel 12. Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein een of meer bomen of andere houtopstand bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren voor verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van insecten, die boomziekten verspreiden of hinderlijk zijn voor mensen, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij de aanschrijving vast te stellen termijn:
Hoofdstuk 2 Straf- en slotbepalingen
Hij die handelt in strijd met artikel 2, eerste lid, dan wel een voorschrift onderscheidenlijk een verplichting als bedoeld in het eerste lid niet nakomt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke veroordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.
De opsporing van de in artikel 17 strafbaar gestelde feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedragen aan hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast.
Artikel 19 Betreden van gebouwen en terreinen
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De definitie van het begrip boom is toegevoegd vanwege de discussie over wat wel en geen boom is, vooral bij meerstammigheid, zeer jonge bomen en boomachtige struiken. Gekozen is voor een precieze definitie met eenvoudig te controleren voorwaarden, opdat zo min mogelijk twijfel kan ontstaan. Mocht deze zich toch nog voordoen dan zou de vakliteratuur (boomflora’s e.d.) doorslaggevend moeten zijn. De minimaal 30 cm doorsnede is gekozen, omdat deze maat ook vaker gebruikt wordt bij het bepalen van het al dan niet gemakkelijk verplaatsbaar zijn van bomen. Vanzelfsprekend moet de minimum grootte niet gelden voor aanplant in het kader van herplant- of instandhoudingplicht. Door de 30 cm en de meerstammigheid zullen zeer oude struiken nu juridisch ook een boom kunnen zijn. Bescherming van “boomgelijke” struiken blijkt dringend gewenst rond landgoederen en in stedelijke parken.
De hakhout-definitie is opgenomen, omdat, zij het sporadisch, dergelijk houthakgebruik voorkomt. Een dusdanig gebruik van bomen als deel van het (bedrijfs)huishouden betekent een verbondenheid met bomen die op zich een te beschermen waarde vormt. “Boomvormers”, of: opnieuw uitgelopen boomstronken, die door hun aard of omvang evenzeer bescherming kunnen behoeven als iedere andere boom.
en e. Deze begripsomschrijvingen zijn bedoeld ter afbakening van illegaal en ondeskundig snoeien of terugzetten van daarvoor ongeschikte bomen. Deze definities vullen nader de mogelijkheid aan om zonder kapvergunning onderhoud te kunnen plegen aan daarvoor wel geschikte bomen als bepaald in artikel 2 lid 4 sub c van deze verordening. Ook voor de vakkundige begrenzing van het “geknot” als vermeld in artikel 2 lid 3 sub a is deze definitie nuttig.
Toegevoegd wordt de boomwaardebepaling volgens de methode Raad , aangezien deze methode de meeste gebruikte blijkt. Er wordt uitdrukkelijk verwezen naar de richtlijnen van de NVTB. Uit de zich snel ontwikkelende rechtspraak blijkt ook de rechter steeds meer de boomwaarde (methode Raad) te erkennen, zowel voor gemeentelijke als voor particuliere bomen. Belangrijk blijkt in een concreet geval een goede motivering en doelstelling van de gekozen waardebepalingsmethode. In geval van grotere schadebedragen aan bomen (bij bijv. een bedrag vanaf ca. €. 5000,00 lijkt dan ook de tussenkomst van een onafhankelijk, beëdigd taxateur van bomen en houtige gewassen zeer aan te bevelen.
Lid 2 en 3 van de kapverordening van 1981 zijn verenigd in lid 2 van deze Bomenverordening.
Gebleken is dat van alle jaarlijks aangevraagde kapvergunningen het merendeel verleend wordt. De behandeling van de aanvragen voor kapvergunningen brengt naar verhouding onevenredige administratieve lasten met zich mee voor de gemeente en voor burgers en bedrijven. In het kader van verminderen van vergunningenplichten is ervoor gekozen om de vergunningplicht voor het vellen van bomen (kappen) te beperken. Van een vergunningplicht zijn uitgezonderd: gemeentelijke bomen die de status ´te verwijderen boom´, ´wijker´ of geen status hebben en bepaalde particuliere bomen.
Bij de particuliere bomen geldt de vergunningplicht niet voor bomen met een stamomtrek van maximaal negentig centimeter op een hoogte van een meter dertig boven maaiveld. In onderdeel c van het tweede lid wordt een aantal snelgroeiende boomsoorten in particulier bezit opgesomd die ook niet onder de vergunningplicht vallen.
Eveneens is afgezien van “houtopstanden, die deel uitmaken van het vermogen van een op bosbouw, hout- of fruitteelt gerichte onderneming”. Deze laatste formulering lijkt toch te beperkt, omdat bomen ook buiten een onderneming om geëxploiteerd kunnen worden.
Onder b. is vruchtbomen veranderd in fruitbomen, als een andere invulling van het afbakenend begrip vruchtbomen van artikel 1 lid 4 onder e van de Boswet. Hier wordt ook bedoeld fruitbomen en het uitzonderen van bomen van commerciële fruittelers. Bijna iedere boom is immers letterlijk een vrucht(dragende) boom. Met deze aanpassing is bedoeld een einde te maken aan de jurisprudentie, waarin de rechter soms alle vruchtbomen vogelvrij verklaarde, dan wel bijvoorbeeld notenbomen als vruchtbomen in de zin van dit artikel beschouwde (bijv. Kb. 24.10.’86, NR. 43, m & r ‘87/8, BLZ. 297).
Onder a. zijn de populieren en wilgen vooraan gezet voor de leesbaarheid, maar inhoudelijk staat er hetzelfde.
Dit lid 3 (voorheen lid 4) is aangepast omdat de “bosbouwkundige en bedrijfseconomische voorwaarde” (zie hiervoor onder art. 2 lid 2) respectievelijk de “buiten de bebouwde kom Boswet” niet geldt voor deze beide uitzonderingen. Onder a. werden voorheen de maatregelen tegen de iepziekte gewaarborgd, maar het Besluit Bestrijding Iepziekte is in 1991 vervallen. Vandaar de toevoeging van een boomziekte-bestrijdingsartikel als artikel 12 van deze bomenverordening. Niettemin is de verwijzing naar de Plantenziektenwet zinvol voor de handhaving van het Besluit bestrijding bacterievuur en eventuele toekomstige plantenziekten.
Nieuw toegevoegd: het niet kapvergunningsplichtig zijn voor (vakkundig) knotten/kandalaberen van daarvoor geschikte knotbomen. Zie hierboven onder art. 1 lid sub d en e voor de definitie van knotten en kandelaberen.
De vergunning voor het vellen van houtopstanden is aangewezen in artikel 2.2, eerste lid onder g, van de Wabo. Het kan dat naast de vergunning nog een vergunning, ontheffing of vrijstelling op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 of de Flora- en Faunawet door Gedeputeerde Staten of de Minister van LNV nodig zijn bijvoorbeeld in verband met de bescherming van vogels en hun nesten in de bomen. De Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet haken ter zake aan bij de Wabo. Het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning is dan het bevoegd gezag voor het geheel. Alvorens de omgevingsvergunning kan worden verleend zal Gedeputeerde Staten of de Minister van LNV een zogenaamde verklaring van geen bedenkingen moeten afgeven. Het bevoegd gezag voor de omgevingsvergunning vraagt deze verklaring aan.
De Boswet haakt niet aan bij de Wabo. Indien die van toepassing is, blijft dus een aparte vergunning op grond van die wet vereist.
In de Regeling omgevingsrecht (Mor) zijn indieningsvereisten voor de aanvraag van een omgevingsvergunning opgenomen. Naast een aantal algemene indieningsvereisten, zijn er in artikel 7.5 van de Mor nog enkele specifieke indieningsvereisten voor de aanvraag om een vergunning voor het vellen van houtopstanden opgenomen. Kort gezegd houdt dit artikel in dat de aanvrager:
Schriftelijke aanvraag is vanzelfsprekend noodzaak. Een situatieschets, op te stellen door de aanvrager, blijkt in de praktijk nodig aangezien men anders een tweede maal de kapvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken.
Door de Algemene wet bestuursrecht (Awb) hoeft geen artikel over de beslistermijn opgenomen te zijn.
Toegevoegd zijn de volgende weigeringsgronden:
Cultuurhistorische waarden, zijn apart opgenomen, omdat een kleine of reguliere boom op een bepaalde plaats het behouden waard kan zijn vanwege de historische betekenis: waarden voor de recreatie en de leefbaarheid. Men kan hier bijvoorbeeld denken aan de bomen die algemeen gewaardeerd worden om hun schaduw. In de aanhef staat “onder andere”. De bovengenoemde opsomming is dus niet limitatief bedoeld; er kunnen dus nog meer en andere weigeringsgronden zijn. En, nogmaals, één enkele weigeringsgrond kan voldoende zijn om geen vergunning af te geven.
Ook is toegevoegd dat bij weigeren of onder voorschriften verlenen van een vergunning de boomwaarde als motivering gehanteerd kan worden. Ook hier geldt de bij artikel 1 lid 3 besproken noodzaak van eenheid in financiële benadering en de voorzichtige toepassing hiervan. Verwijzen naar bestemmings-, groen-, bomen-, of landschapsplan is natuurlijk zinvol voor de eenheid en duidelijkheid in beleid. Het beschermen van houtopstand die deel uitmaakt van de lokale of landelijke ecologische hoofdstructuur is een voorbeeld van een consequente uitvoering van beleidsvoornemens en sluit aan bij het begrip ecologische hoofdstructuur van het Nationaal Natuurbeleidsplan.
Artikel 7 Standaardvoorwaarde van niet-gebruik
Dit artikel is om te vermijden dat de boom al feitelijk gekapt is voordat derden bezwaar tegen de verleende kapvergunning hebben kunnen aantekenen. Aansluiting is gezocht met formuleringen en systematiek uit de rechtspraak en de afstemming op de milieuwetgeving.
Als een bezwaarschrift tegen een kapvergunning is ingediend betekent dat de kapvergunning pas na twee weken van kracht wordt wanneer een beslissing op bezwaar is genomen. In de praktijk houdt dit in dat de kapvergunning van kracht wordt uiterlijk twee weken nadat de beslissing op bezwaar (brief) aan de bezwaarmaker is verzonden.
Als een voorlopige voorziening is ingediend wordt de kapvergunning pas van kracht wanneer op het verzoek tot voorlopige voorziening is beslist.
Artikel 8 Vervaltermijn vergunning
Dit artikel is vervallen nu in artikel 2.33, tweede lid, van de Wabo is geregeld dat het bevoegd gezag de omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk kan intrekken indien gedurende drie jaar geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van die vergunning.
Artikel 9 Bijzondere vergunningsvoorschriften
Het derde lid is toegevoegd uit natuurbeschermingsoogpunt voor bijzondere flora en fauna in en rond een houtopstand. De procedure rond kapvergunningaanvragen lijkt de goede mogelijkheid en een juist moment om burgers meer natuurbewust te maken. Enkele gemeenten nemen reeds als voorschrift, of aanbeveling bij de vergunning: niet vellen in het broedseizoen.
Artikel 10 Herplant-/instandhoudingsplicht
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 12 Bestrijding Boomziekte
Dit artikel is aangepast. In plaats van specifiek een bepaling op te nemen met betrekking tot de iepziekte is een algemene bepaling met betrekking tot boomziekten opgenomen.
Indien niet aan de plicht in het eerste lid wordt voldaan heeft het college de bevoegdheid om op grond van artikel 125 Gemeentewet bestuursdwang toe te passen.
Artikel 13 Verhouding tussen vergunning voor het vellen-, bouw- en aanlegvergunning
Dit artikel - waarin oorspronkelijk de verhouding tussen de vergunning voor het vellen en de bouw- en aanlegvergunning was geregeld - kan met de komst van de omgevingsvergunning volledig vervallen.
Een artikel om gemeenten een paar algemene richtlijnen te geven waaraan een lokale monumentale bomenlijst minimaal moet voldoen. Belangrijk is om de eigenaar en/of zakelijk gerechtigde en het kadastraal perceelsnummer te kennen.
Toegevoegd is lid 5 om in het bestemmingsplan de bescherming van monumentale bomen een extra basis te geven.
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 16 Uitzicht belemmerde beplanting
De boetecategorie blijft van de tweede categorie in verband met de Gemeentewet. Alleen in geval van recidive is een boete/hechtenis van de derde categorie mogelijk. Ten overvloede moet misschien opgemerkt dat bij echte opzet en bij rechtspersonen een hogere boetecategorie kan gelden. Verder blijken meerdaderschap en/of medeplichtigheid regelmatig voor te komen. Toegevoegd is expliciet de mogelijkheid tot openbaarmaking als extra straf, omdat vaak niet zulke hoge boetes (kunnen) worden opgelegd, omdat (meestal) de rechter de straf oplegt in overeenstemming met de ernst van het feit, de omstandigheden, waardoor het is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de dader, zoals daarvan tijdens de terechtzitting is gebleken. De boomwaarde is dan ook genoemd als één van de vele factoren die meewegen, maar wel expliciet om het financiële te laten meewegen.
Toegevoegd nieuw lid in verband met nieuw artikel 16.
Toegevoegd nieuw lid 4 ter loskoppeling van straf- en privaatrecht. Bedoeld is deze instructienorm om de mogelijkheid van een privaatrechtelijk optreden van een gemeente als schadelijdend boomeigenaar/beheerder niet op voorhand te frustreren door een verwijt dat er strafrechtelijk wordt opgetreden. Formeel staat immers het strafrechtelijk perspectief (“laakbaarheid”) los van het privaatrechtelijk perspectief van geleden schade door de boomeigenaar. Niettemin is de officier van Justitie onafhankelijk in zijn beslissing om wel of niet tot vervolging over te gaan, in de praktijk vaak de (eventuele) schadeclaim van de gemeente afwegend. Via artikel 5.4 van de Invoeringswet Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is de Wet economische delicten van toepassing op handelen zonder of in strijd met beide vergunningen.
Bij artikel 18 is na “die met de zorg voor de naleving zijn belast” toegevoegd: “hen die door burgemeester en wethouders met de zorg voor de naleving van deze verordening zijn belast”, omdat daardoor een grotere groep ambtenaren aan het toezicht kan deel hebben.
In deze slotbepaling wordt specifiek in het derde lid bepaald dat bij de inwerkingtreding van deze verordening de vergunningaanvragen onder het nieuwe regime vallen. Dit betekent ook dat indien bezwaarschriften ingediend zijn voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend en nog geen beslissing op bezwaar is genomen ook onder het nieuwe beperkte vergunningstelsel vallen.