Organisatie | Amersfoort |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels Leidraad Invordering Amersfoort 2012 |
Citeertitel | Leidraad Invordering Amersfoort |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Leidraad invordering Amersfoort 2012 |
Beleidsregels Leidraad Invordering Amersfoort 2011 worden ingetrokken
Model Leidraad Invordering gemeentelijke belastingen van de VNG gebaseerd op de Leidraad invordering van de Rijksbelastingdienst
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
16-05-2012 | 07-03-2013 | nieuwe regeling | 08-05-2012 Stadsberichten 9 mei 2012 | 4088209 |
Burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort;
gelet op de Invorderingswet 1990 en de Kostenwet invordering rijksbelastingen,
Besluit vast te stellen de in de bijlage opgenomen wijzigingen betrekking hebbend op
Beleidsregels Leidraad Invordering Amersfoort 2012
1.De “Beleidsregels Leidraad Invordering Amersfoort 2011”, vastgesteld bij collebesluit van 19 april
De geconsolideerde tekst van deze leidraad zal worden geplaatst op de website van de gemeente Amersfoort.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van:
De secretaris, De burgemeester,
Wijziging Leidraad invordering gemeentelijke belastingen per 1 juli 2011
Artikel 14.2.9 wordt gewijzigd als volgt.
De negende volzin wordt vervangen door: Het wegvoeren van zaken [, waaronder motorrijtuigen naar aanleiding van een zogenoemde Automatic Number Plate Recognition-actie,] gebeurt niet door de belastingdeurwaarder dan na daartoe verkregen toestemming van de ontvanger van de gemeente. De toestemming kan ook worden verkregen van de plaatsvervanger van de ontvanger [of van een andere door hem daartoe aangewezen functionaris].
In artikel 14.2.14, laatste volzin, wordt ‘ten minste drie dagen van tevoren aangifte doen bij Waarborg Holland’ vervangen door: aangifte doen zoals artikel 46 van de Waarborgwet 1986 dat voorschrijft.
In artikel 16.1 wordt na de tweede volzin een volzin ingevoegd, luidende: Mutatis mutandis geldt hetzelfde voor een beslag dat is gelegd op een in een of meer termijnen uit te betalen bedrag op grond van een voorschot, als bedoeld in artikel 22, zevende lid, van de Awir.
In artikel 22.8.7, vijfde volzin, vervalt ‘verzonden en’.
Artikel 25.1.15 wordt gewijzigd als volgt.
na de eerste volzin wordt een volzin ingevoegd, luidende: Als naar het oordeel van de ontvanger aanwijzingen bestaan dat door het niet direct aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente worden geschaad, kan de ontvanger [na voorafgaande toestemming van het college] toch invorderingsmaatregelen treffen.
Artikel 25.2.2 wordt gewijzigd als volgt.
‘Een beroepschrift tegen de uitspraak van de inspecteur op het bezwaarschrift en een door de belastingschuldige ingesteld beroep tegen een rechterlijke uitspraak over de juistheid van een dergelijke uitspraak, gelden niet als een verzoek om uitstel van betaling. In die gevallen moet de belastingschuldige dus een afzonderlijk verzoek om uitstel van betaling indienen bij de ontvanger.’ wordt vervangen door: Een beroepschrift tegen de uitspraak van de inspecteur op het bezwaarschrift en een ingesteld hoger beroep of beroep in cassatie tegen een rechterlijke uitspraak over de juistheid van een dergelijke uitspraak, gelden niet als een verzoek om uitstel van betaling.
Artikel 26.1.9, elfde gedachtestreepje, wordt gewijzigd als volgt.
Artikel 26.1.11 wordt gewijzigd als volgt.
de tweede volzin wordt vervangen door: Als naar het oordeel van de ontvanger aanwijzingen bestaan dat door het niet direct aanvangen of vervolgen van de invordering de belangen van de gemeente worden geschaad, kan de ontvanger [na voorafgaande toestemming van het college] toch invorderingsmaatregelen treffen.
Aan artikel 26.2.11 worden na de laatste volzin twee volzinnen toegevoegd, luidende: Zo is bijvoorbeeld sprake van een lager percentage dan 7 in het geval de belastingschuldige een bijstandsuitkering geniet. In dat geval moet dus worden uitgegaan van het percentage genoemd in artikel 19, derde lid, van de Wwb.
In artikel 63b.2 wordt na de vierde volzin een volzin ingevoegd, luidende: [De opgelegde verzuimboete wordt niet verlaagd bij latere wijziging van het bedrag waarover die boete is berekend.]
In artikel 73 wordt in de opsomming ‘- insolventieprocedure: minnelijke schuldsanering;’ vervangen door:
Artikel 73.5, opschrift, wordt vervangen door:
73.5 Insolventieprocedure - minnelijke schuldsanering door leden van de NVVK of gemeenten
Artikel 73.5.1 wordt gewijzigd als volgt.
Na artikel 73.5.6 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 73.5.7 Na de toepassing van de MSNP
Met betrekking tot te betalen belastingaanslagen die betrekking hebben op de periode waarin de minnelijke schuldsaneringsregeling van toepassing was en die zijn vastgesteld na beëindiging van die regeling, zal de ontvanger in beginsel, als de schuldenaar aan zijn verplichtingen uit die regeling heeft voldaan, afzien van invordering. Daarbij geldt dat aannemelijk moet zijn dat:
Na artikel 73.5.7 (nieuw) wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 73.5a Insolventieprocedure - minnelijke schuldsanering door anderen dan leden van de NVVK of gemeenten
Verzoeken om een minnelijke schuldsaneringsregeling gedaan door een persoon of instelling als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Wet op het consumentenkrediet, niet zijnde een NVVK-lid of een gemeente, worden in behandeling genomen met inachtneming van het volgende. De ontvanger zal een belangenafweging moeten maken en zich daarbij moeten afvragen of hij al dan niet tot instemming met de schuldregeling kan komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij de uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en het belang van de schuldenaar dat door die weigering wordt geschaad.
Bij die belangenafweging zullen de volgende omstandigheden een rol kunnen spelen:
financieel in staat moet worden geacht;
Als uit de belangenafweging volgt dat kan worden ingestemd met een dergelijk verzoek dan verleent de ontvanger op het moment van het ingaan van de schuldregeling voor 36 maanden uitstel van betaling. Artikel 73.5 is zoveel als mogelijk van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat niet van toepassing zijn de faciliteiten zoals die gelden in de aanloop voor verzoeken als bedoeld in artikel 73.5.
In artikel 73.6.1 wordt na de laatste volzin een volzin toegevoegd, luidende: Een verzoek tot het sluiten van een buitengerechtelijk akkoord kan een ieder indienen, ook de schuldenaar.
Onderdeel A heeft (deels) te maken met het besluit van 28 februari 2011, nr. DB2011/71M (Wijziging van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003).
In artikel 16 van de Leidraad Invordering (‘de Leidraad’) stond al beleid over voor 1 januari 2011 opgelegde derdenbeslagen. Dat beleid wordt nu uitgebreid voor toeslagen (Artikel I, onderdeel C).
De tekst van artikel 25.1.15 van de Leidraad is licht gewijzigd. Die van artikel 26.1.11 van de Leidraad ook. Met de wijzigingen is geen beleidswijziging beoogd (Artikel I, onderdelen E en H).
De tweede volzin (oud) van artikel 25.1.15 en de laatste volzin (oud) van artikel 26.1.11 zien slechts op toestemming van het college in geval van ‘onherroepelijke’ invorderingsmaatregelen. Het overnemen van de wijziging zou een beperking van de bevoegdheden van de ontvanger met zich brengen, waardoor het risico bestaat dat de belangen van de gemeente alsnog worden geschaad (door vertraging in het proces). Er is daarom voor gekozen de zinsnede ‘na voorafgaande toestemming van het college’ tussen vierkante haken te plaatsen. Dat betekent dat deze tekst overeenkomt met de tekst in de Rijksleidraad, maar dat u van deze bepalingen kunt afwijken en het beleid indien gewenst kunt afstemmen op de situatie in uw eigen gemeente.
In de Leidraad was al beleid opgenomen over de boete van artikel 63b van de Invorderingswet 1990. Dat beleid wordt nu uitgebreid met de in Artikel I, onderdeel J, opgenomen volzin. Deze volzin is tussen vierkante haken geplaatst. Dat wil zeggen dat deze tekst overeenkomt met de tekst in de Rijksleidraad, maar dat u van deze bepalingen kunt afwijken en het beleid indien gewenst kunt afstemmen op de situatie in uw eigen gemeente.
Aan het beleid over insolventieprocedures worden in de Leidraad de artikelen 73.5.7 en 73.5a toegevoegd (Artikel I, onderdelen N en O).
Het maximumbedrag als bedoeld in artikel 75.11 is verhoogd van € 11.026 naar € 11.246. Omdat in genoemd artikel wordt verwezen naar het maximumbedrag als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Kostenwet invordering rijksbelastingen, behoeft artikel 75.11 geen aanpassing.
Wijziging Leidraad invordering gemeentelijke belastingen per 1 april 2012
Toepasselijke netto AOW-bedragenOm ervoor te zorgen dat AOW’ers dezelfde mate van kwijtschelding van gemeentelijke belastingen houden, biedt het kabinet gemeenten nu de mogelijkheid de kwijtscheldingsnormen voor personen van 65 jaar of ouder te baseren op de toepasselijke netto AOW-bedragen in plaats van op de toepasselijke bijstandsnorm. De gemeente Amersfoort heeft er voor gekozen om de kwijtsscheldingsnormen voor personen van 65 of ouder te baseren op de toepasselijke netto AOW-bedragen.
Aangepaste grenzenBandbreedte van kwijtscheldingsnormen voor personen van 65 jaar of ouder met ingang van 1 januari 2012 (inclusief de verhoging van een deel van de KOB)
Op grond van artikel 28 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990, derde lid heeft de gemeente(raad) besloten dat bij het bepalen van het netto-besteedbare inkomen voor de kwijtschelding rekening wordt gehouden met de netto-kosten van kinderopvang. De netto-kosten worden dan aangemerkt als uitgaven als bedoeld in artikel 15 van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990.
Netto-kosten van kinderopvangHet gaat om de kosten die huishoudens voor kinderopvang moeten maken, na aftrek van ontvangen kinderopvangtoeslag. Als het huishouden een tegemoetkoming in de te betalen kosten van kinderopvang van de gemeente dan wel van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) ontvangt, gaat het om de kosten van kinderopvang na aftrek van deze tegemoetkomingen.
Voor de berekening van de kosten van kinderopvang mag maximaal worden gerekend met de maximum-uurprijs zoals vermeld in artikel 4, eerste lid, van het Besluit kinderopvangtoeslag en tegemoetkomingen in kosten kinderopvang.
De maximale uurprijzen worden jaarlijks geïndexeerd en bedragen in 2012 voor:
De gemeenteraad heeft besloten dat met betrekking tot een verzoek om kwijtschelding van lokale belastingen die geen verband houden met de uitoefening van dat bedrijf of beroep afdeling 2 van hoofdstuk II van de UR IW 1990 desgewenst kwijtschelding kan worden aangevraagd.
Kwijtschelding vindt dan plaats op basis van de betalingscapaciteit en het aanwezige vermogen. De betalingscapaciteit wordt berekend aan de hand van het gemiddeld per maand te verwachten netto-besteedbare inkomen voor de eerstvolgende twaalf maanden na indiening van het kwijtscheldingsverzoek.
In tegenstelling tot werknemers en mensen met een uitkering is bij ondernemers het netto-besteedbare inkomen op het moment dat het verzoek wordt gedaan veelal nog niet in te schatten. In de praktijk kan dit worden opgelost door de belanghebbende van wie wordt vermoed dat hij voor kwijtschelding in aanmerking komt, te vragen te zijner tijd een inkomensverklaring van de Belastingdienst over de betrokken periode over te leggen aan de hand waarvan dan definitief op het kwijtscheldingsverzoek kan worden beslist. In de tijd die ligt tussen indiening en beslissing kan uitstel van betaling worden verleend.
Zoals in het algemeen deel van de toelichting is vermeld, is een belangrijke restrictie dat het om privé-belastingen moet gaan, dus niet om belastingen die (geheel of gedeeltelijk) verband houden met de uitoefening van het bedrijf of beroep. Dit betekent dat een aanslag rioolheffing die betrekking heeft op de woning van de ondernemer onder de verruimde kwijtscheldingsregels van hoofdstuk II, afdeling 2, van de UR IW 1990 valt.
Dit geldt echter niet als sprake is van een woon-winkelpand. Bij gemengd gebruik prevaleert derhalve het zakelijke karakter en geldt de regeling van het eerdergenoemde crediteurenakkoord.