Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Emmen

Brandbeveiligingsverordening 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieEmmen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBrandbeveiligingsverordening 2012
CiteertitelBrandbeveiligingsverordening 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Op 1 april 2012 is het Bouwbesluit 2012 in werking getreden.

Per die datum is het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) komen te vervallen. Gevolg is dat de Brandbeveiligingsverordening 2010 van de gemeente Emmen moet worden aangepast.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet veiligheidsregio’s
  2. Bouwbesluit 2012

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-06-201201-04-2012Op 1 april 2012 is het Bouwbesluit 2012 in werking getreden. Per die datum is het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) komen te vervallen. Gevolg is dat de Brandbeveiligingsverordening 2010 van de gemeente Emmen moet worden aangepast.

31-05-2012

De Zuidoosthoeker, 05-06-2012

RA12.0037

Tekst van de regeling

Intitulé

Brandbeveiligingsverordening 2012

De raad van de gemeente Emmen;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 april 2012, nummer: 12/346;

gelet op het bepaalde in Artikel 3 van de Wet veiligheidsregio’s en de aanpassing daarop (Stb. 2010, 145 en 146), en het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676).

 

b e s l u i t :

 

  • a.

    De Brandbeveiligingsverordening 2010 in te trekken.

  • b.

    Vast te stellen: de Brandbeveiligingsverordening 2012

Artikel 1 - Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    een inrichting; een voor mensen toegankelijke ruimtelijk begrensde plaats voor zover die geen bouwwerk is;

  • b.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.

Artikel 2 - Verbodsbepaling

  • 1.

    Het is verboden zonder of in afwijking van een door het college verleende gebruiksvergunning een inrichting in gebruik te hebben of te houden, voor zover daarin:

    • a.

      meer dan 50 personen tegelijk aanwezig zullen zijn of,

    • b.

      aan meer dan 10 personen bedrijfsmatig of in het kader van verzorging nachtverblijf zal worden verschaft of,

    • c.

      aan meer dan 10 personen jonger dan 12 jaar, of aan meer dan 10 lichamelijk of geestelijk gehandicapte personen dagverblijf zal worden verschaft.

  • 2.

    Het college kan aan de gebruiksvergunning voorwaarden verbinden met inachtneming van het gestelde in de Artikelen 4 en 5.

  • 3.

    Het college kan aan de gebruiksvergunning nieuwe voorwaarden verbinden en gestelde voorwaarden wijzigen of intrekken, indien het belang waarvoor de gebruiksvergunning is verleend dit vereist op grond van een verandering van inzichten of verandering van de omstandigheden gelegen buiten de inrichting, opgetreden na het verlenen van de gebruiksvergunning.

  • 4.

    Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is van toepassing.

Artikel 3 - Weigeringgronden

Het college weigert een gebruiksvergunning, indien de in de aanvraag vermelde wijze van gebruik van de inrichting niet brandveilig is en door het stellen van voorschriften ook niet kan worden bereikt.

Artikel 4 - Gebruikseisen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de Artikelen 1.16, 1.17 en 6.5 en in de afdelingen 6.5, 6.6, 7.1 en 7.2 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Artikel 5 - Brandveiligheidsvoorzieningen

De eisen gesteld aan het brandveilig gebruik van bouwwerken in de afdelingen 6.7 en 6.8 van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) zijn, met uitzondering van de Artikelen 6.28, 6.29 en 6.39, van overeenkomstige toepassing op vergunningplichtige en niet vergunningplichtige inrichtingen.

Artikel 6 - Melden van brand en broei

Ieder die brand of broei ontdekt of deze vermoedt, is verplicht dit onmiddellijk aan de brandweer te melden.

Artikel 7 - Bossen, heidevelden, venen

De eigenaar van een aaneengesloten of vrijwel aaneengesloten opstand die voor meer dan de helft bestaat uit naaldhout, een heideveld, een veen of een ander erf of terrein, voor zover niet bedoeld in Artikel 1.1, eerste lid van het Bouwbesluit 2012 (Stb. 2011, 416 en 676) en dat met brandbare gewassen is begroeid, is verplicht de voorschriften op te volgen, die het college geeft tot het voorkomen van brand en het beperken van de gevolgen van brand.

Artikel 8 - Overgangsrecht

  • 1.

    Vergunningen die zijn verleend onder werking van de brandbeveiligingsverordening van 2005 en de brandbeveiligingsverordening van 2010 en die van kracht zijn op het moment van inwerkingtreding van deze verordening worden aangemerkt als vergunning krachtens deze verordening.

  • 2.

    Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de brandbeveiligingsverordening van 2010 is ingediend waarop nog niet is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 3.

    Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag om vergunning krachtens de brandbeveiligingsverordening van 2010 wordt beslist met toepassing van deze verordening.

Artikel 9 - Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Brandbeveiligingsverordening 2012.

Artikel 10 - Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking en werkt terug tot 1 april 2012.

Vastgesteld in de openbare vergadering van 31 mei 2012.

 

de griffier,

de voorzitter,

 

 

 

 

H.D. Werkman

C. Bijl