Organisatie | Asten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening aansluitvoorwaarden riolering gemeente Asten 2005 |
Citeertitel | Verordening aansluitvoorwaarden riolering gemeente Asten 2005 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | milieu |
Deze regeling bevat een toelichting
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-02-2005 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 25-01-2005 Het Peelbelang, 17-02-2005 | 05.01.? |
De raad van de gemeente Asten;
gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 december 2004;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 10.33 van de Wet milieubeheer;
gelet op de Algemene wet bestuursrecht;
vast te stellen de Verordening aansluitvoorwaarden riolering gemeente Asten 2005.
Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Gemeentelijk riool: het bij de gemeente in eigendom en beheer zijnde gedeelte van de riolering bestemd voor de inzameling en transport van afvalwater en de daartoe behorende rioolgemalen, persleidingen, vacuümleidingen en werken en installaties van overeenkomstige aard, met uitzondering van de aansluitleidingen.
Artikel 3 De vergunningaanvraag
voor zover het lozing van bedrijfsafvalwater betreft, de aard en de hoeveelheid van de af te voeren vloeistoffen, waarbij dient te worden aangegeven of niet verontreinigd water, zoals regen- of koelwater, en/of verontreinigd water, zoals huishoudelijk of industrieel afvalwater, zal worden afgevoerd;
Indien de gegevens bedoeld in het tweede lid, reeds zijn vastgelegd in de aanvraag om een voor het perceel afgegeven bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, kan bij de aanvraag van een aansluitvergunning voor dit perceel worden volstaan met het overleggen van een kopie van de gegevens uit deze vergunningaanvraag.
De aanvraag van een aansluitvergunning wordt slechts in behandeling genomen nadat bij de aanvraag alle in het tweede lid vermelde gegevens zijn verstrekt. Bij het ontbreken van gegevens wordt de rechthebbende daarover geïnformeerd en in de gelegenheid gesteld deze gegevens binnen vier weken na kennisgeving daarvan alsnog aan te vullen.
Artikel 4 Weigering van de aansluitvergunning
Aansluiting van het particulier riool op het gemeentelijk riool of wijziging van die aansluiting is in ieder geval bezwaarlijk indien:
voor een lozing van afvalwater een vergunning op grond van de Wet milieubeheer, een vergunning op grond van de Wet verontreiniging oppervlaktewateren of een ontheffing op grond van artikel 10.63 lid 1 van de Wet milieubeheer voor het aan te sluiten perceel is geweigerd of niet aan de algemene regels bij of krachtens de Wet milieubeheer of Wet verontreiniging oppervlaktewateren wordt voldaan;
Artikel 6 Uitvoering aanleg of wijziging van de perceelaansluitleiding
De aansluiting van het particulier riool op de perceelaansluitleiding vindt slechts plaats, als het aan te sluiten particulier riool tot aan het aansluitpunt aanwezig is en voldoet aan de daaraan op grond van het Bouwbesluit 2003, de Bouwverordening en overige in de wet- en regelgeving gestelde eisen.
Artikel 7 Het verzoek tot aanleg of wijziging perceelaansluitleiding
De rechthebbende aan wie ingevolge hoofdstuk 2 een aansluitvergunning is verleend kan de gemeente verzoeken de aansluiting of wijziging van de aansluiting waarop die vergunning betrekking heeft uit te voeren. De rechthebbende dient een daartoe strekkend schriftelijk verzoek in te dienen bij burgemeester en wethouders.
Zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 4 weken na de ontvangst van het verzoek stellen burgemeester en wethouders zoveel mogelijk in overleg met rechthebbende een termijn vast voor uitvoering van de perceelsaansluitleiding. Bij vaststelling van het tijdstip van uitvoering wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met het door de rechthebbende gewenste tijdstip.
Hoofdstuk 4 Beheer en Onderhoud
Artikel 9 Beheer, onderhoud, renovatie en vervanging
Het beheer en onderhoud, de renovatie dan wel de vervanging van de perceelaansluitleiding en controleput wordt uitgevoerd door of namens de gemeente en voor rekening van de gemeente, tenzij het aannemelijk is dat de betreffende werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van het particulier riool. In dit geval zullen de kosten voor rekening van de rechthebbende of veroorzaker komen.
De kosten voor het onderhoud van het particulier riool komen voor rekening van de rechthebbende, tenzij onomstotelijk vaststaat dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door inspoeling vanuit het gemeentelijk riool. Bij aansluitingen die beneden het zogenoemde spiegelpeil liggen, zijn genoemde kosten voor rekening van de rechthebbende.
Het door of namens de gemeente aangewezen (ontstoppings)bedrijf graaft de controleput op en onderzoekt of het een verstopping of een storing in het particulier riool of in de perceelaansluitleiding betreft. De kosten voor dit onderzoek komen voor rekening van de gemeente als het een storing betreft in de perceelaansluitleiding. Indien de storing in het particulier riool aanwezig is komen de kosten voor dit onderzoek voor rekening van de particulier.
Indien na het in lid 2 bedoelde onderzoek wordt vermoed dat sprake is van een verstopping of storing in de perceelaansluitleiding of van een verstopping of storing als gevolg van inspoeling vanuit het gemeentelijk riool, dan verricht het (ontstoppings)bedrijf de noodzakelijke werkzaamheden. De kosten voor deze werkzaamheden komen voor de gemeente.
Hoofdstuk 5 Sloop- en andere werkzaamheden, beëindiging gebruik
Bij sloopwerkzaamheden of andere werkzaamheden op een op het gemeentelijk riool aangesloten perceel, moeten door de rechthebbende of gebruiker zodanige voorzieningen aan het particulier riool worden getroffen dat iedere belemmering van het goed functioneren van het gemeentelijk riool en de perceelaansluitleiding wordt voorkomen.
Hoofdstuk 6 Overgangs- en slotbepalingen
Burgemeester en Wethouders kunnen van de bepalingen van afdeling II afwijken voor zover toepassing, gelet op het belang dat deze regeling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Toelichting op de Verordening aansluitvoorwaarden riolering
Inzameling en transport van afvalwater is op grond van artikel 10:33 van de Wet milieubeheer een taak van de gemeente. Voor het uitvoeren van deze taak heeft de gemeente rioolstelsels aangelegd en zorgt de gemeente voor het beheer van deze stelsels.Deze verordening regelt de verhouding tussen de burger en de gemeente inzake de aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel. In de rioolaansluitverordening worden voorwaarden gesteld aan de wijze waarop de aansluiting op het gemeentelijk riool kan worden verkregen of mag worden gewijzigd. Daarnaast wordt ook geregeld wie verantwoordelijk is voor het beheer van de perceelaansluitleiding. Dit strekt tot voordeel van alle betrokken partijen, omdat er dan duidelijkheid bestaat over de verwachtingen die een rechthebbende en de gemeente van elkaar mogen hebben.
De gemeente is bevoegd tot het vaststellen van een rioolaansluitverordening op grond van de algemene verordenende bevoegdheid van artikel 149 Gemeentewet.
Uitgangspunt van de verordening is dat voor een nieuwe aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel of een wijziging van de bestaande aansluiting, een vergunning is vereist.
In de aansluitvergunning worden de voorwaarden gesteld waaronder de rechthebbende een aansluiting kan verkrijgen en mag gebruiken. Deze voorwaarden betreffen bij een vergunning voor een nieuwe of gewijzigde aansluiting allereerst de technische eisen waaraan het particulier riool moet voldoen. Deze eisen betreffen het leidingverloop en de dimensionering, de hoogteligging van de aansluitleiding en het materiaal ter plaatse van het aansluitpunt. De eisen voor riolering sluiten aan bij de bouwtechnische eisen die in het Bouwbesluit worden gesteld aan de inpandige riolering en de terreinriolering. Ook worden er nadere voorwaarden gesteld voor het geval er een (verbeterd) gescheiden rioolstelsel ligt, of mechanische riolering. Tenslotte kunnen op basis van de rioolaansluitverordening in de aansluitvergunning voorwaarden worden opgenomen over onderhoud, renovatie en vervanging van de aansluitleiding en beëindiging van het gebruik van de aansluiting.
De aansluiting op het gemeenteriool wordt door de gemeente gerealiseerd. De vergunninghouder verzoekt de gemeente om het tot stand brengen van die aansluiting. De gemeente bepaalt in overleg met de vergunninghouder wanneer de vergunde aansluiting wordt gerealiseerd.
Het gemeentelijk rioolstelsel wordt op een drietal plaatsen begrensd:
De verordening heeft alleen betrekking op de begrenzing van het eerst genoemde punt. Deze begrenzing, de plaats waar het particulier riool over gaat in de perceelaansluitleiding, wordt het aansluitpunt genoemd.
De gemeente en de perceeleigenaar zijn op basis van de rioolaansluitverordening elk verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van een deel van de aansluitleiding. Werkzaamheden aan het particulier riool vallen onder de verantwoordelijkheid van de rechthebbende op het aangesloten perceel. Indien het particulier riool gedeeltelijk in openbare grond is gelegen worden de werkzaamheden door of vanwege de gemeente uitgevoerd, voor rekening van de rechthebbende. Het deel van de aansluitleiding vanaf het aansluitpunt naar het gemeentelijk rioolstelsel wordt in de verordening de perceelaansluitleiding genoemd en staat onder beheersverantwoordelijkheid van de gemeente. Als er bijvoorbeeld een verstopping is ontstaan in het particulier riool, dan dient de rechthebbende op grond van de rioolaansluitverordening zelf en voor eigen rekening zorg dragen voor het verhelpen van het probleem. Is er een verstopping ontstaan in de perceelaansluitleiding, bijvoorbeeld door ingroeiende boomwortels of door een verzakking, dan draagt de gemeente zorg voor de reparatie. Ook de kosten van onderhoud, renovatie en vervanging van de perceelaansluitleiding zijn voor de gemeente. Hierop wordt echter in de verordening wel een uitzondering gemaakt. Als het aannemelijk is dat de gemeente de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moet uitvoeren als gevolg van onjuist gebruik van de aansluitleiding, dan zijn de kosten voor rekening van de rechthebbende of voor rekening van de veroorzaker van de schade. In artikel 9 van de verordening wordt een tweetal vormen van onjuist gebruik toegelicht. Andere vormen van onjuist gebruik leiden er ook toe dat de onderhouds- en/of herstelkosten voor rekening van de gebruiker/veroorzaker komen.
De kosten die de eigenaar moet betalen voor de aansluiting zijn een bijdrage in de daadwerkelijke kosten van de aanleg. De tarieven zijn vastgelegd in de “Verordening rioolaansluitrecht gemeente Asten 2005.”
In bijzondere gevallen kan het college van burgemeester en wethouders op verzoek van de rechthebbende toestaan dat deze zelf de aanleg van de perceelaansluitleiding verzorgt. Dit is slechts het geval indien aanleg door of vanwege de gemeente onredelijk zou zijn. In de aansluitvergunning dient te worden vastgelegd dat de aansluiting door de rechthebbende wordt uitgevoerd.
De verlening van de vergunning kan door de gemeente worden geweigerd indien aansluiting van het particulier riool op het gemeentelijk riool of wijziging van die aansluiting vanwege technische juridische of milieuhygiënische redenen bezwaarlijk is. In de verordening is geen uitputtende regeling opgenomen met betrekking tot de weigeringsgronden van de vergunning. Wel zijn situaties opgenomen die in ieder geval bezwaarlijk zijn voor het verlenen van een vergunning. Een weigeringsgrond is de aanvraag voor een aansluiting ten behoeve van de afvoer van drainagewater hetgeen in de lijn ligt van het beleid van de Vierde Nota waterhuishouding. Het lozen van drainagewater is behoudens een ontheffing op grond van artikel 10.63 van de Wet milieubeheer verboden. Een aansluitvergunning kan ook geweigerd worden indien deze ten behoeve van een aansluiting voor de afvoer van hemelwater of de afvoer van opgepompt grondwater wordt aangevraagd. Door deze typen water niet op het riool te lozen, wordt de capaciteit van het gemeentelijk riool optimaal benut en verdroging van de bodem tegengegaan.
Als een vergunningaanvraag wordt geweigerd, moet deze weigering voorzien zijn van een deugdelijke motivering. In deze motivering kan een verwijzing worden opgenomen naar het achterliggende beleid van een bepaalde weigeringsgrond. Indien mogelijk zullen bij de weigering de nadere eisen worden aangegeven waaraan voldaan moet worden om voor vergunningverlening in aanmerking te komen.
De verordening is opgebouwd uit 16 artikelen, die zijn ondergebracht in zes hoofdstukken. In hoofdstuk 1 worden de begripsbepalingen gegeven. Hoofdstuk 2 regelt de vergunning. In hoofdstuk 3 komt het tot stand brengen van de aansluiting aan de orde. Hierin worden het verzoek tot aanleg of wijziging, de kosten en de uitvoering geregeld. Het onderhoud komt in hoofdstuk 4 aan de orde, de verwijdering en sloop van de aansluiting in hoofdstuk 5. Het laatste hoofdstuk tenslotte, hoofdstuk 6, betreffen overgangs- en slotbepalingen.
In artikel 1 worden de begripsbepalingen gegeven. De aansluitleiding is de benaming voor de gehele leiding vanaf de binnenriolering tot aan het gemeentelijk riool. Deze aansluitleiding wordt volgens de definities vervolgens onderverdeeld in het particulier riool, het aansluitpunt en de perceelaansluitleiding. Het aansluitpunt vormt de scheidingslijn tussen het particuliere riool en de perceelsaansluitleiding en daarmee de scheidingslijn tussen de beheersverantwoordelijkheid van de gemeente en de beheersverantwoordelijkheid van de perceeleigenaar. In de gemeente Asten wordt als aansluitpunt aangemerkt: het punt, gelegen op de kadastrale eigendomsgrens van het aan te sluiten perceel. In specifieke situaties kunnen Burgemeester en Wethouders in de aansluitvergunning, al dan niet op verzoek, een ander punt als aansluitpunt aanwijzen. Daarbij moet gedacht worden aan situaties waarbij het meer voor de hand ligt dat een gedeelte van de aansluitleiding dat in gemeentegrond is gelegen tot het particulier riool behoort. Bijvoorbeeld indien de gevel van het pand op of binnen 0,7 meter van de eigendomsgrens ligt en er daarom een gedeelte van het particuliere riool in gemeentegrond moet komen te liggen, indien de ontstoppingsput op verzoek van een bedrijf in wordt gemeentegrond gelegd of het regenwaterriool en vuilwaterriool niet op het particuliere perceel maar op gemeentegrond samenvoegen. In deze gevallen ligt het meer voor de hand dat het aansluitpunt niet op de perceelsgrens komt te liggen, maar in gemeentegrond.
Als rechthebbende wordt niet alleen aangemerkt de perceeleigenaar, maar ook de zakelijke gerechtigde van een aan te sluiten perceel. Ook de rechtsopvolgers van deze eigenaren of zakelijk gerechtigden worden aangemerkt als rechthebbende, zodat de vergunning geldig blijft in geval het perceel bijvoorbeeld wordt verkocht. Verder wordt een vereniging van eigenaren als rechthebbende aangemerkt omdat bij appartementsgebouwen vaak maar één aansluitleiding aanwezig is voor het gehele gebouw. De vereniging van eigenaren wordt dan de vergunninghouder voor de betreffende aansluiting en zal vervolgens met de leden moeten regelen hoe binnen het gebouw met verstoppingen en storingen wordt omgegaan. Dit geldt ook voor de rechthebbende die zijn eigendom verhuurt. Hij dient er zelf voor te zorgen dat de huurder de voorschriften van de aansluitvergunning naleeft. Dit laatste geldt ook als de verhuurder een woningbouwvereniging is. Deze is degene die wordt aangemerkt als de rechthebbende in de zin van de verordening, degene die een aansluitvergunning kan aanvragen. De woningbouwvereniging zal met de huurders onderling afspraken kunnen maken omtrent het gebruik van de aansluiting, maar de woningbouwvereniging is als rechthebbende (vergunninghouder) het aanspreekpunt in relatie tot de gemeente. De huurders van de woningbouwvereniging zijn de gebruikers in de zin van de verordening.
In dit artikel wordt bepaald dat aansluiting van een particulier afvoerleiding op de openbare riolering of wijziging van een dergelijke aansluiting, verboden is zonder vergunning. Tevens geldt de vergunning ook voor het in stand houden van een aansluiting. De aansluitvergunning kan worden aangevraagd door de rechthebbende, maar ook door de projectontwikkelaar bij bijvoorbeeld uitbreidingslocaties of door de gemeente bij wijzigingen aan het gemeentelijke riool. De voor het in werking treden van de rioolaansluitverordening reeds bestaande aansluitingen vallen uitdrukkelijk niet onder de vergunningplicht, om te voorkomen dat voor alle bestaande situaties bij het in werking treden van de verordening een vergunning moet worden afgegeven. Zie hiervoor artikel 13 inzake het overgangsrecht.
Een vergunning is een beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. De procedure die in die wet is beschreven is op de vergunningverlening van toepassing.
In lid 2 wordt aangegeven dat burgemeester en wethouders alleen aansluitvergunningen verlenen voor aansluitingen die overeenstemmen met het gemeentelijk riool ter plaatse. Dit betekent dat er bijvoorbeeld geen vergunning kan worden verkregen voor de gemengde afvoer van hemelwater en het overige afvalwater als ter plaatse een gescheiden stelsel ligt.
In lid 3 wordt gesteld dat meerdere aansluitingen in één vergunning kunnen worden opgenomen. In combinatie met lid 1 heeft dit tot gevolg dat bij wijziging van één van deze aansluitingen opnieuw een vergunning moet worden aangevraagd. Op deze wijze kan iedere aansluiting afzonderlijk worden getoetst op toelaatbaarheid van de aard en de hoeveelheid van de lozing. Per aansluiting kan beoordeeld worden of wordt voldaan aan de eisen.
In de vergunning kunnen een aantal voorschriften worden opgenomen omtrent het particulier riool zoals die aanwezig moet zijn op het moment dat de aansluiting tot stand gebracht wordt. Daarnaast kunnen de voor de rechthebbende geldende regels uit de verordening met betrekking tot het onderhoud, de renovatie, vervanging en sloop, in de vergunning worden vermeld. Bij wijziging van de aansluiting moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd. In de vergunning kan in bepaalde situaties tevens een ander aansluitpunt worden aangewezen dan in artikel 1 van de verordening is vermeld.
Als de vergunning is verleend kan de rechthebbende een verzoek doen aan burgemeester en wethouders om de perceelaansluitleiding aan te leggen en de aansluiting te realisering. Om te voorkomen dat de gemeente aansluitvergunningen verleent voor percelen waar uiteindelijk geen aansluiting tot stand wordt gebracht, kunnen burgemeester en wethouders, indien een jaar na de vergunningverlening nog geen verzoek is gedaan tot aansluiting, de vergunning intrekken.
Een aanvraag om vergunning dient schriftelijk te geschieden. In het tweede lid is bepaald welke gegevens in de aanvraag moeten zijn opgenomen. Indien van toepassing, kan voor het verstrekken van gegevens volstaan worden met een kopie van de aanvraag om een bouwvergunning of een vergunning op grond van de Wet milieubeheer mits de in het tweede lid gevraagde gegevens daarin zijn opgenomen.
Op grond van lid 4 krijgt de aanvrager, na daarover geïnformeerd te zijn, nog vier weken de tijd om de gegevens aan te vullen indien de overlegde gegevens incompleet zijn. Als na het verstrijken van die periode de gegevens nog steeds onvolledig zijn of opnieuw een onvolledige aanvraag wordt ingediend, kunnen burgemeester en wethouders op basis van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht besluiten de aanvraag niet te behandelen.
In artikel 4 is vastgelegd dat de vergunning geweigerd kan worden indien aansluiting op het gemeentelijk riool of wijziging van die aansluiting op technische, juridische of milieuhygiënische bezwaarlijk is. In welke gevallen dit bezwaarlijk is, is opgenomen in lid 2. Deze opsomming is niet uitputtend bedoeld. Bij een weigering wordt zoveel mogelijk aangegeven aan welke eisen moet worden voldaan om alsnog voor de aansluitvergunning in aanmerking te komen.
Burgemeester en wethouders moeten op grond van artikel 5 lid 1 binnen 8 weken beslissen op de aanvraag. In die gevallen waarin de beslissing op de aanvraag voor een aansluitvergunning wordt aangehouden in verband met een te nemen beslissing op een andere aanvraag om vergunning, zoals bedoeld in lid 2, wordt de beslissing op de aanvraag om een aansluitvergunning alsnog genomen binnen acht weken nadat de beslissing op de andere vergunning een feit is. Indien niet binnen de bedoelde termijn van acht weken een beslissing is genomen, is op grond van de Awb sprake van een fictieve weigering van de vergunning.
De aanleg van de perceelaansluitleiding en de aansluiting van het particulier riool op de perceelaansluitleiding geschiedt door of vanwege de gemeente. In bepaalde gevallen kan de gemeente met toepassing van artikel 16 van de verordening aan de rechthebbende toestaan dat deze zelf zorgdraagt voor de uitvoering van de aansluiting. In dat geval zal, om te kunnen controleren of de aansluiting deugdelijk tot stand is gebracht, in de vergunning worden opgenomen dat de rechthebbende binnen een bepaalde termijn moet melden dat hij de aansluiting heeft uitgevoerd, waarna het aansluitpunt nog een aantal dagen in het zicht moet blijven. In de vergunning wordt tevens opgenomen welke periode de aansluiting niet aan het zicht mag worden onttrokken. In de vergunning kunnen eveneens voorschriften worden opgenomen met betrekking tot een deugdelijke afscherming van het gat.
Lid 3 geeft aan dat een aansluiting niet plaats vindt als het particulier riool niet voldoet aan de daaraan te stellen bouwtechnische eisen. Deze bepaling moet worden gezien als een zogenaamde vangnet bepaling. In de meeste gevallen zal op basis van de eisen die zijn gesteld in een bouwvergunning al een particulier riool aanwezig zijn dat voldoet aan de eisen. Daarnaast is een particulier riool dat niet goed is aangelegd ook een grond om de aansluitvergunning te weigeren. Alleen in geval toch al een aansluitvergunning is verleend en nadien bijvoorbeeld het particulier riool nog is verlegd of beschadigd, kan op basis van artikel 6 lid 3 toch worden afgezien van aansluiting.
Na het verkrijgen van de vergunning kan de rechthebbende een verzoek doen tot uitvoering van de aansluiting op het gemeentelijk riool. Na het indienen van een verzoek maakt de gemeente binnen vier weken een afspraak om de werkzaamheden uit te voeren. In de aansluitvergunning kan na overleg met rechthebbende opgenomen worden dat de aansluiting door of vanwege de rechthebbende plaats zal vinden.
In artikel 8 wordt verwezen naar de Verordening rioolaansluitrecht gemeente Asten 2005. De tarieven zijn een bijdrage in de totale kosten van de aanleg van de aansluiting. Voor de behandeling van de vergunningaanvraag moeten leges worden voldaan. Hiervoor wordt verwezen naar de legesverordening van de gemeente.
Onderhoud, renovatie en vervanging van de perceelsaansluitleiding wordt door en voor rekening van de gemeente uitgevoerd tot het aansluitpunt, tenzij de betreffende onderhouds- of herstelwerkzaamheden moeten worden uitgevoerd ten gevolge van een onjuist gebruik van de aansluitleiding. Hieronder vallen tevens aansluitingen die beneden het zogenoemde spiegelpeil liggen. In zulke gevallen komen de kosten voor rekening van de rechthebbende. De rechthebbende moet er voor zorgen dat de door hem gebruikte aansluiting vrij blijft van aanslag, slib en dergelijke, waardoor op den duur de leiding verstopt kan raken. De rechthebbende is zelf verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van het particulier riool, tenzij aannemelijk is dat de noodzaak tot onderhoud is veroorzaakt door terugstroming van afvalwater uit het gemeentelijk riool. In dit geval komen de kosten voor rekening van de gemeente.
In artikel 10 is een calamiteitenregeling opgenomen. Bij een verstopping of een andere storing in het particulier riool meldt de rechthebbende of gebruiker de verstopping of storing bij de afdeling Openbare Werken of het bedrijf dat hiervoor in de gemeentegids van Asten is aangewezen. Het (ontstoppings)bedrijf graaft de controleput op en onderzoekt of het een verstopping of een storing in het particulier riool of in de perceelaansluitleiding betreft. Indien vermoed wordt dat er sprake is van een verstopping of storing in de perceelaansluitleiding of van een verstopping of storing als gevolg van inspoeling vanuit het gemeentelijk riool, dan verricht het (ontstoppings)bedrijf de noodzakelijke werkzaamheden op kosten van de gemeente. Indien geconstateerd wordt dat het een verstopping in het particulier riool betreft, dan komen de kosten voor de rechthebbende of gebruiker. Zij kunnen vervolgens het (ontstoppings)bedrijf opdracht geven om de verstopping of storing op te heffen of een ander bedrijf inschakelen.
De in artikel 11 bedoelde zorgplicht geldt zowel in het geval er sloop- of andere werkzaamheden worden uitgevoerd met een vergunning, als voor werkzaamheden die zonder vergunning worden uitgevoerd. Indien de rechthebbende deze zorgplicht niet in acht neemt, kan de gemeente door middel van het uitvoeren van bestuursdwang uit het oogpunt van het voorkomen van schade aan het gemeentelijk riool overgaan tot het afsluiten van de aansluiting op het gemeentelijk riool. Tenzij de ernst van de situatie dit niet toelaat, zal de gemeente de rechthebbende vooraf wijzen op het niet naleven van de zorgplicht.
In artikel 12 is vastgelegd dat bij definitieve beëindiging van het gebruik van een aansluitleiding, de aansluitvergunning wordt ingetrokken en de leiding wordt verwijderd.
Omdat met het van kracht worden van de rioolaansluitverordening juridisch een nieuwe situatie ontstaat, zijn in artikel 13 een aantal overgangsbepalingen opgenomen. Uiteraard mag de toepassing van de overgangsbepalingen geen strijd opleveren met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Bij wijziging van een bestaande aansluiting bestaat uiteraard wel de plicht om daarvoor een aansluitvergunning te hebben.
Omdat het denkbaar is dat voor het tot stand brengen van aansluitingen op het gemeentelijk riool in het verleden met perceeleigenaren overeenkomsten zijn gesloten waarin afspraken zijn gemaakt die strijd opleveren met de aansluitverordening, is in lid 3 vastgelegd dat in dergelijke situaties de bepalingen van de overeenkomst prevaleren. Het zou immers in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel als deze afspraken zomaar opzij worden gezet.
Om te voorkomen dat toepassing van de bepalingen omtrent het verlenen van de aansluitvergunning in een concreet geval zou leiden tot een beslissing in strijd met de redelijkheid en billijkheid, is in artikel 14 een hardheidsclausule opgenomen.