Organisatie | Haarlemmermeer |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | de Algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2008 |
Citeertitel | de Algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2008 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Inwerkingtreding in regeling opgenomen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
29-08-2008 | 01-01-2008 | 01-01-2011 | Onbekend | 26-06-2008 Informeer 21-8-2009 | 2008/20823 |
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Artikel 2 - Reikwijdte van de verordening
Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van alle activiteiten die door aanvragers van subsidie in het gemeentelijk belang worden uitgevoerd en waarvoor geen andere gemeentelijke subsidieverordening geldt.
Artikel 4 - Inhoudelijk Beleid
De raad stelt de beleidsdoelstellingen vast, waarin de activiteiten bepaald worden die voor subsidie in aanmerking komen en welke specifieke voorschriften van toepassing zijn.
Onverminderd het bepaalde in lid 2 wordt, indien het in de gemeentebegroting opgenomen budget voor de subsidiering van de genormeerde en waardering subsidies niet toereikend is voor de beschikbaarstelling van de berekende subsidies, worden de subsidies aan de instellingen naar rato van de omvang van de aanvragen, voor zover die in beginsel voor toewijzing vatbaar zijn;
Indien niet op een aanvraag is beslist voor 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd, kan de aanvrager aanspraak maken op ten hoogste een derde deel van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de laatst gegeven subsidiebeschikking zijn vastgesteld.
Artikel 15 - Uitvoeringsovereenkomsten
Ter uitvoering van een besluit tot subsidieverlening op basis van prestatiesubsidie wordt kan een privaatrechtelijke uitvoeringsovereenkomst tussen gemeente en de aanvrager worden gesloten. In de uitvoeringsovereenkomst worden specifieke bepalingen opgenomen over de te leveren producten en prestaties en de kosten die daarmee samenhangen.
Artikel 17 - Besluit tot subsidievaststelling
Het college stelt de subsidie binnen 12 weken na ontvangst van de volledige aanvraag tot vaststelling van de subsidie vast.
Het college kan met betrekking tot de in te dienen bescheiden aanwijzingen geven en modellen voorschrijven.
Indien niet op een aanvraag is beslist voor 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd, is de aanvrager bevoegd uitgaven te doen tot ten hoogste een derde deel van de bedragen die op de overeenkomstige posten van de laatst gegeven subsidiebeschikking zijn vastgesteld.
Artikel 23 - Besluit tot subsidieverlening
Artikel 24 – Aanvraag tot subsidievaststelling
Artikel 25 - Besluit tot subsidievaststelling
Het college stelt de subsidie binnen twaalf weken na tijdig ontvangst van de volledige aanvraag tot vaststelling van de subsidie vast.
Artikel 26 - Subsidievaststelling ineens
Artikel 27 - Verplichtingen van de subsidieontvanger
Het college beslist op een aanvraag voor een eenmalige subsidie binnen uiterlijk 12 weken na ontvangst van de aanvraag.
Artikel 30 - Besluit tot subsidieverlening
Artikel 31 - Aanvraag tot subsidievaststelling
Artikel 32 - Subsidievaststelling
Het college stelt de subsidie binnen acht weken na ontvangst van de van de volledige aanvraag tot subsidievaststelling vast.
Artikel 33 - Subsidievaststelling ineens
Artikel 34 - Verplichtingen subsidieontvanger
Artikel 35 - Weigeringsgronden
De subsidieverstrekking wordt, naast de in artikel 4:25 en artikel 4:35 Algemene wet bestuursrecht genoemde gevallen, geweigerd indien een gegronde reden bestaat dat:
Artikel 36 - Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming
Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt, met dien verstande dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.
Het college verleent geen voorschotten op de subsidie zodra het kennis heeft genomen van het ontbinden van de rechtspersoonlijkheid van de aanvrager, conservatoir beslag op (een deel van) het vermogen van een aanvrager, een ten aanzien van een aanvrager verleende surséance van betaling dan wel een uitgesproken faillissement.
Artikel 38 - Gelieerde rechtspersonen
Artikel 39 - Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden
Een aanvrager die een subsidie heeft aangevraagd of waaraan een subsidie is verleend, doet zo spoedig mogelijk melding aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor de beslissing op de aanvraag dan wel een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie.
Artikel 40 - Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht
Artikel 41 - Tegengaan vervreemdingen
Artikel 42 - Levering van goederen en diensten aan derden
Artikel 43 - Medewerking aan onderzoek door gemeente
Een subsidieontvanger is verplicht mee te werken aan een door of namens de gemeente ingesteld onderzoek dat is gericht op het verkrijgen van inlichtingen ten behoeve van de ontwikkeling van het beleid.
De verschuldigde subsidie wordt binnen acht weken na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening dan wel het besluit tot subsidievaststelling uitbetaald, tenzij het college in het besluit een andere termijn heeft aangegeven.
Artikel 45 - Zaken waarin de verordening niet voorziet
In alle gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist het college.
Artikel 46 - Hardheidsclausule
Het college kan van de bepalingen in deze verordening afwijken indien toepassing ervan zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.
Artikel 47 - Overgangsbepaling
Alle subsidieaanvragen die zijn ingediend ten behoeve van het subsidiejaar 2008 vallen onder de algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2007.
Deze verordening kan aangehaald worden als ‘Algemene subsidieverordening gemeente Haarlemmermeer 2008’.
Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2008 en werkt terug tot en met 1 januari 2008.
Met ingang van 1 januari 2008 wordt de volgende verordening ingetrokken:
· De Algemene Subsidieverordening 2007.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 2008
Aldus bekend gemaakt in de gemeentekrant d.d. ….. 2008
Op 1 januari 1998 is de derde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in werking getreden. Deze tranche bevat onder meer “Titel 4.2 Subsidies”, waarin algemene regels zijn opgenomen over subsidiëring, die uiteraard ook voor de gemeentelijke overheid gelden.
De Awb geldt ten opzichte van gemeentelijke bepalingen als hogere regelgeving. De raad kan dus geen regels vaststellen die in strijd zijn met de betreffende regels. Ook het letterlijk overnemen van dwingende Awb-bepalingen is niet mogelijk. Ingevolge artikel 122 van de Gemeentewet vervallen de bepalingen van een gemeentelijke verordening van rechtswege wanneer in het onderwerp van die verordening door een wet wordt voorzien.
Noodzaak van een wettelijke grondslag
De hoofdregel van de subsidietitel in de Awb is, dat subsidies gebaseerd moeten zijn op een wettelijk voorschrift. Voor gemeenten is dat voorschrift een gemeentelijke verordening. Deze regel komt voort uit de wens de rechtzekerheid van de subsidieaanvrager en de subsidieontvanger te verbeteren. Tevens streeft de wetgever verbetering van de doelmatigheid van de overheidsuitgaven na. Onzorgvuldig of willekeurig handelen is beter te toetsen aan de hand van een subsidieverordening dan aan de hand van een op zichzelf staand besluit.
Voor de gemeenten bevat de Awb drie uitzonderingen op de hoofdregel: subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost, de incidentele subsidieverstrekking en het verstrekken van subsidie in afwachting van de totstandkoming van een verordening, de spoedshalve subsidie. Ook de uitzonderingen zijn in de Awb zodanig geregeld, dat aan de eisen van rechtszekerheid en de wens tot doelmatigheid wordt voldaan.
Volgens de Memorie van Toelichting op de Awb moet de subsidieverordening voldoen aan een tweetal minimumeisen. Allereerst wordt een omschrijving verlangd van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend. In de tweede plaats moet de verordening een grondslag bieden voor de verplichtingen die het bestuursorgaan aan de subsidieverlening kan verbinden, voor zover die grondslag niet reeds in de Awb zelf is neergelegd.
De in gemeentelijke regelgeving gehanteerde terminologie moet overeenkomen met die van de Awb. Dat betekent onder meer, dat niet meer gesproken kan worden over toekenning, afwijzing en definitieve vaststelling van subsidies.
Voortaan worden de volgende begrippen gebruikt:
Het uitgangspunt waarop de bevoegdhedenverdeling in de nieuwe Algemene subsidieverordening (Asv) is gebaseerd, is dat de raad op hoofdlijnen stuurt en het college zorgt voor de uitvoering hiervan. De raad zet de algemene beleidslijnen uit, stelt de prioriteiten en stelt bij begroting de gelden ter beschikking die per beleidstaak voor subsidiëring in enig jaar beschikbaar zijn.
De raad bepaalt ook de diverse grondslagen voor subsidiëring door middel van het vaststellen van deelverordeningen en, bij het ontbreken daarvan, het subsidiebeleidskader. Wij verwijzen in dit verband naar de artikelsgewijze toelichting.
Het college is binnen deze door de raad vastgestelde grenzen verantwoordelijk voor de uitvoering, dat wil zeggen voor de verlening, bevoorschotting, vaststelling en betaling van de subsidies. Ook is het college bevoegd om toezicht en controle uit te oefenen op de naleving van de subsidieafspraken. Daarnaast is het college bevoegd om een subsidie in te trekken, als niet (meer) aan de in de verordening gestelde regels wordt voldaan.
De rechtsbescherming is volledig geregeld in het eerste hoofdstuk van de Awb. Voor een subsidieaanvrager staat de mogelijkheid open om tegen alle besluiten bezwaar aan te tekenen bij het bestuursorgaan dat de beslissing heeft genomen. Tegen een besluit is verder, in tweede instantie, beroep mogelijk bij de rechtbank, sector bestuursrecht.
Procedurele eisen in relatie tot Afdeling 4.2.8 van de Awb
Afdeling 4.2.8 van de Awb bevat een facultatieve standaardregeling voor structurele subsidies die per boekjaar worden verstrekt aan rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid. Dat wil zeggen dat gemeenten er voor kunnen kiezen om deze afdeling voor die categorie van toepassing te verklaren. In de nieuwe ASV is daar niet voor gekozen, omdat de aan de verschillende subsidievormen te stellen procedurele eisen verschillen en soms ook wat afwijken van of verder gaan dan de eisen geformuleerd in deze afdeling. In de nieuwe ASV zijn per subsidievorm voor zover aan de orde de voorschriften met betrekking tot de subsidieaanvraag, subsidieverlening, subsidievaststelling en aanvullende verplichtingen geformuleerd. Dat heeft als voordeel, dat per subsidievorm een overzichtelijk beeld ontstaat.
Voor het totaaloverzicht belangrijke voorschriften in de Awb
De ASV heeft de Awb als kader. Zoals hiervoor reeds geschetst, hangt het van de aard van de regels in de Awb af (dwingend, gangbaar, aanvullend of facultatief) of deze rechtstreeks gelden voor de gemeente of dat de gemeente kan aanvullen dan wel afwijken. Voor het totaaloverzicht is het in ieder geval vaak nodig om de met de verschillende onderwerpen verband houdende Awb-artikelen te kennen. Wij hebben er daarom voor gekozen om in de artikelsgewijze toelichting tevens per artikel de relevante artikelen uit de Awb weer te geven. Ter onderscheiding hebben wij deze in een kader geplaatst.
Diverse Awb-artikelen komen in dat verband niet ter sprake, terwijl zij wel van groot belang zijn in verband met de rechtstreekse geldigheid. Het betreft bepalingen over de subsidieaanvraag, de subsidieverlening, de subsidievaststelling, intrekking en wijziging. Voor een goed overzicht vermelden wij betreffende algemeen geldende bepalingen hier, eveneens in een kader en voor zover nodig met enige toelichting.
Ingevolge artikel 4.2 van de Awb dient de subsidieaanvraag volledig te zijn om in behandeling te kunnen worden genomen. Indien dit niet het geval is, heeft het college de bevoegdheid om de aanvraag niet in behandeling te nemen.
Twee belangrijke momenten in het proces van subsidiëring zijn de subsidieverlening en de subsidievaststelling. De subsidieverlening vestigt een rechtens afdwingbare, zij het voorwaardelijke, aanspraak op financiële middelen, veelal voor een bepaald tijdvak. Wanneer de activiteiten zijn verricht en ook aan de overige verplichtingen is voldaan, wordt de subsidie in beginsel overeenkomstig de verlening vastgesteld. De subsidievaststelling is het besluit waarbij wordt bepaald welk bedrag daadwerkelijk zal worden uitbetaald.
De mogelijkheid bestaat om af te zien van subsidieverlening en direct tot vaststelling over te gaan, indien een verlening vooraf gelet op de subsidievorm en de hoogte van het subsidiebedrag niet nodig dan wel te omslachtig is. De artikelen 4:29 tot en met 4:32 van de Awb geven onder meer aan welke eisen worden gesteld aan de beschikking tot subsidieverlening.
De Awb gaat ervan uit, dat de subsidieontvanger de aanvraag tot subsidievaststelling indient. Bij verordening kan daarvoor een termijn worden gesteld. Dit is voor de verschillende subsidievormen in de desbetreffende hoofdstukken gedaan.
Artikel 4:44 van de Awb geeft de uitzonderingen op het principe dat de subsidieontvanger de aanvraag tot vaststelling indient. In dit verband wijzen wij op de bevoegdheid die het college, op grond van artikel 4:47 van de Awb, heeft om de subsidie ambtshalve vast te stellen.
De hoofdregel luidt, dat de subsidie overeenkomstig de verlening wordt vastgesteld. Lagere vaststelling is alleen toegestaan in de in artikel 4:46 van de Awb genoemde gevallen.
Ambtshalve vaststelling houdt in, dat het college overgaat tot subsidievaststelling, zonder dat daartoe een aanvraag is ingediend. De subsidie wordt dan vastgesteld op basis van de op dat moment beschikbare gegevens. Het kan bijvoorbeeld voorkomen, dat een subsidieontvanger de termijn ongebruikt laat verstrijken of dat de subsidieverlening wordt ingetrokken. In dat laatste geval kan redelijkerwijs niet worden verwacht dat een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend.
Artikel 4:45 van de Awb gaat over de verantwoording van de activiteiten door de subsidieontvanger. De gemeente kan op dit vlak nadere eisen stellen in de verordening. In de nieuwe ASV is dit voor de verschillende subsidievormen gedaan.
In de verordening zijn geen bepalingen opgenomen over de intrekking en wijziging van subsidies. De mogelijkheden daartoe zijn geregeld in de artikelen 4:48 tot en met 4:51 van de Awb. Voor een goed overzicht is het belangrijk deze artikelen te kennen.
In een beperkt aantal gevallen kan de subsidieverlening met terugwerkende kracht worden ingetrokken. Deze maatregel moet worden gezien als een aanvulling op de mogelijkheid om een subsidie lager of op nul euro vast te stellen. Er hoeft dus in bepaalde, in artikel 4:48 van de Awb genoemde gevallen niet gewacht te worden met ingrijpen tot het moment van subsidievaststelling.
Intrekking wegens feiten of omstandigheden die zich na de vaststelling hebben voorgedaan of die het bestuursorgaan ten tijde van de vaststelling niet bekend konden zijn, is in artikel 4:49 van de Awb geregeld. Hieraan is een limiet van vijf jaar gesteld.
Artikel 4:50 van de Awb handelt over intrekking of wijziging van de subsidieverlening voor de toekomst.
Artikel 4:51 van de Awb regelt het weigeren van de voortzetting van subsidies die al drie jaar of langer worden verstrekt. Dat kan alleen bij veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten en met inachtneming van een redelijke termijn.
HOOFDSTUK 1 - ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 – Begripsomschrijvingen
De begripsomschrijvingen in dit artikel van de verordening zijn opgenomen om interpretatieverschillen te voorkomen.
Een omschrijving van het begrip “subsidie” ontbreekt, omdat artikel 4:21 van de Awb daar een definitie van geeft. Deze definitie is dwingend en heeft algemene geldigheid. Opname in de verordening is derhalve niet mogelijk. Desalniettemin is het zinvol op deze plaats aandacht te besteden aan de wettelijke definitie.
Er wordt uitgegaan van een materieel subsidiebegrip: zodra aan de elementen van de begripsomschrijving wordt voldaan, spreken wij van subsidie. Deze elementen zijn:
Verstrekkingen in natura, zoals het om niet of voor een lage huurprijs beschikbaar stellen van een accommodatie, vallen niet onder het subsidiebegrip.
Met het woord “aanspraak” wordt aangegeven, dat de financiële middelen niet daadwerkelijk verstrekt hoeven te worden. Zo is bijvoorbeeld ook het garant staan van de gemeente voor afbetaling van een lening een subsidie in de zin van de verordening. De gemeente verplicht zich immers tot betaling op het moment dat de geldlener daartoe niet in staat is. Het is dus niet zo, dat pas van subsidie kan worden gesproken op het moment dat de financiële middelen daadwerkelijk worden verstrekt. Voldoende is dat de aanspraak op financiële middelen wordt gevestigd.
Het cruciale moment is niet de feitelijke verstrekking, maar de beslissing om de voorgenomen activiteit te subsidiëren als zij werkelijk plaatsvindt.
Commerciële transacties waarbij de gemeente partij is, vallen buiten het subsidiebegrip.
De subsidie wordt verleend en vastgesteld door een bestuursorgaan van de gemeente. Meestal zal dit het college zijn.
Het moet gaan om een gebonden inkomens- of vermogensoverdracht in die zin, dat bij de subsidieverlening, voorafgaand aan de te verrichten activiteiten, de bestedingsrichting van de verleende middelen is vastgelegd.
Indien het gaat om een algehele of aanvullende inkomensvoorziening (bijvoorbeeld sociale zekerheid, studiefinanciering, schadevergoedingen), dan wordt het uitgekeerde bedrag niet als subsidie gezien.
De bekostiging van het onderwijs vindt plaats op basis van de specifieke onderwijswetgeving. Volgens de wet zijn de algemene regels inzake subsidiëring dan ook niet rechtstreeks, maar wel van overeenkomstige toepassing, ter bevordering van een zekere mate van harmonisatie.
Artikel 2 – Reikwijdte van de verordening
Het opnemen van de term “gemeentelijk belang” heeft tot doel om aanvragen waarbij geen algemene belangen van de inwoners dan wel bezoekers van de gemeente Haarlemmermeer betrokken zijn, te kunnen uitsluiten.
In dit artikel wordt een aantal algemene eisen en uitgangspunten geformuleerd. Uitgangspunt is dat alleen subsidie wordt verstrekt aan aanvragers die een volledige rechtspersoonlijkheid bezitten. Lid 2 van dit artikel biedt de mogelijkheid om daarvan in bijzondere gevallen af te wijken, dat wil zeggen voor activiteiten die passen binnen het subsidiebeleid en waarbij de omstandigheid dat deze niet worden gerealiseerd door een rechtspersoonlijkheid bezittende aanvrager geen beletsel is. Ander uitgangspunt is dat slechts gesubsidieerd wordt indien de aanvrager de te subsidiëren activiteiten niet uit eigen middelen en of middelen van derden kan bekostigen.
Artikel 4 – Inhoudelijk beleid
De raad is op grond van de bepalingen van de Gemeentewet het aangewezen orgaan om subsidiëring te regelen. Door de inhoudelijke criteria zo veel mogelijk op te nemen in beleidsuitgangspunten en beleidsnota’s, wordt aan het primaat van de raad tegemoet gekomen en wordt eveneens de rechtsgelijkheid bevorderd.
Artikel 5 – Subsidiebeleidskader
Het subsidiebeleidskader geeft een zo compleet mogelijk, compact overzicht van het subsidiebeleid. Door de periodieke vaststelling daarvan (in beginsel eens in de vier jaar) komt de schijnwerper regelmatig te staan op het zogenaamde bestaande beleid.
De bevoegdheidsverdeling geeft aan dat de raad stuurt op hoofdlijnen en dat het college verantwoordelijk is voor de uitvoering van het door de raad vastgestelde beleid.
In artikel 4:25 van de Awb wordt de mogelijkheid geschapen een subsidieplafond te hanteren. De bevoegdheid tot vaststelling van een subsidieplafond moet dan wel in de verordening zijn opgenomen. Op grond van het eerste lid van artikel 4:26 van de Awb moet de verordening tevens regelen hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld of welk orgaan dat krachtens de verordening mag doen. Artikel 7 voorziet in deze wettelijke eisen, zodat nu de mogelijkheid bestaat om met subsidieplafonds te gaan werken.
Het subsidieplafond is een oplossing voor het probleem dat het ontbreken van een toereikende begrotingspost niet kan worden tegengeworpen aan de subsidieaanvrager, omdat de subsidieregeling een ongeclausuleerde aanspraak op subsidie creëert. Bij subsidieaanvragen die op grond van deze verordening worden ingediend, zal dat niet gauw het geval zijn. Er is zo veel beleidsvrijheid, dat het college ook zonder subsidieplafond bevoegd is de subsidie te weigeren op grond van het feit dat zij er om beleidsinhoudelijke redenen geen geld (meer) voor wil vrijmaken. De weigering moet uiteraard wel deugdelijk worden gemotiveerd.
Niettemin moet de mogelijkheid tot vaststelling van een subsidieplafond er wel zijn. Te denken valt in dit verband bijvoorbeeld aan het speciale “potje” voor incidentele activiteiten.
Als een subsidieplafond is vastgesteld, moet dat worden gepubliceerd. Tevens is de raad verplicht om aan te geven welk verdelingssysteem wordt gehanteerd. Daarin is de raad vrij. Gedacht kan worden aan het tendersysteem, waarbij aanvragen voor een bepaalde datum moeten worden ingediend, waarna aan de hand van bepaalde criteria een selectie wordt gemaakt. Een andere mogelijkheid is toepassing van het principe: ‘wie het eerst komt, het eerst maalt’. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond moet op deze verdelingsmaatstaven worden gewezen.
Het plafond (inclusief de verdelingsmaatstaven) moet bekendgemaakt worden voor aanvang van het tijdvak waarop het betrekking heeft. Potentiële subsidieaanvragers moeten daarmee rekening houden. Ook behoren zij te weten, dat hun subsidieaanvraag kan worden geweigerd wegens het ontbreken van gelden, ook al voldoet de aanvraag aan de gestelde eisen.
In dit artikel staan de bepalingen opgenomen die betrekking hebben op het creëren van een algemene reserve. Dit is een buffer waarmee tekorten in het ene jaar kunnen worden opgevangen met overschotten in het andere jaar. Het kan niet de bedoeling zijn, dat deze reserve oneindig groot wordt. Daarom wordt vastgesteld, dat deze reserve maximaal 5 % of 10 %, afhankelijk van de subsidievorm, van de totale exploitatielasten van de aanvrager mag bedragen. Het college kan op grond van lid 4 zonodig van dit percentage afwijken. Dit kan zij doen op eigen initiatief of op een daartoe strekkend verzoek. Indien het college meent dat een aanvrager grote financiële risico’s loopt, heeft het de mogelijkheid het percentage te verhogen. Bij eenmalige subsidies vindt geen toets plaats aan het vermogen dat de instelling heeft. Immers, het betreft een eenmalige activiteit welke moet passen binnen het vastgestelde beleid. Voldoet het aan dit beleid, dan kan de subsidie worden verleend (behoudens andere voorwaarden uit de Asv, het subsidiebeleidskader en de mogelijk van toepassing zijnde verdeelregel).
In de Awb wordt de term egalisatiereserve gehanteerd. In Haarlemmermeer wordt hiermee de term algemene reserve gedekt.
Artikel 9 – Bestemmingsreserves en voorzieningen
Dit artikel biedt de mogelijkheid aan een aanvrager om naast een algemene reserve één of meerdere bestemmingsreserves en/of voorzieningen te vormen. Om een goed gebruik van de financiële middelen te waarborgen, dient hiervoor toestemming aan het college te worden gevraagd.
Dit artikel geeft uitwerking aan het bepaalde in artikel 4:24 van de Awb. Het betreft een zogenaamde gangbare regel. Dat wil zeggen, dat de gemeente de vrijheid heeft om deze anders in te vullen. Artikel 10 bepaalt, dat het college het subsidieproces en de algemene subsidieverordening eens in de 4 jaar evalueert.
In de Awb is in Afdeling 5.1 van Hoofdstuk 5 het nodige geregeld omtrent toezichthouders. Een uitgebreide regeling in de verordening is daarom niet nodig. Wel moet de verordening de mogelijkheid aangeven om toezichthouders aan te wijzen.
Op grond van het bepaalde in Afdeling 5.1 moet de aanvrager de toezichthouder toegang verlenen tot de accommodatie en de administratie. Hij is bevoegd inlichtingen te vorderen en zo nodig zakelijke bescheiden en gegevens mee te nemen om kopieën te kunnen maken.
Op grond van artikel 5:14 van de Awb is bepaald, dat de toezichthouder niet de bevoegdheden heeft die worden vermeld in de artikelen 5:18 en 5:19 van de Awb, omdat dergelijke bevoegdheden in het kader van de subsidieverordening geen zin hebben.
HOOFDSTUK 2 – Prestatiesubsidies
De datum voor het indienen van de aanvraag houdt verband met de besluitvorming in het kader van de begrotingscyclus van de gemeente. Dit artikel geeft globaal aan welke gegevens met een aanvraag moeten worden ingediend. Het college kan, indien zij dit nodig acht, bepalen, dat ook andere gegevens moeten worden overgelegd.
Artikel 13 – Beslistermijn en toetsing aanvraag
Nadat de raad in november de programmabegroting heeft vastgesteld neemt het college binnen zes weken een definitieve beslissing in de vorm van een beschikking. De ambtelijke toetsing van de aanvraag vindt plaats binnen 8 weken na 1 mei. Daar waar wordt afgeweken van de aanvraag worden aanvragers ambtelijk op de hoogte gesteld van het voorstel tot afwijking. Aanvragers worden in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen (artikel 4:7 tot en met 4:9 van de Awb).
Artikel 14 – Besluit tot subsidieverlening
Bij prestatiesubsidies vormen zowel subsidieverlening als subsidievaststelling onderdeel van het subsidieproces. Bij subsidieverlening wordt in feite gezegd, dat een aanvrager in principe een bepaald bedrag aan subsidie krijgt. Dit is tevens het maximum aan subsidie dat een aanvrager kan ontvangen. Afhankelijk van de verrichte prestaties/activiteiten wordt de subsidie na afloop van het subsidietijdvak definitief vastgesteld. Van belang is bij de subsidieverlening aan te geven of bij de verantwoording een accountantsverklaring noodzakelijk is. In ieder geval is bij een subsidie van 50.000 euro of meer een accountantsverklaring vereist.
Artikel 15 – Uitvoeringsovereenkomsten
Dit artikel maakt het mogelijk dat naast de beschikking tot subsidieverlening een privaatrechtelijke uitvoeringsovereenkomst wordt afgesloten. Een dergelijke overeenkomst biedt de mogelijkheid om het verrichten van de activiteiten zo nodig te vorderen via de civiele rechter. Hieraan kan behoefte bestaan als de activiteit bestaat uit het verschaffen van door de gemeente essentieel geachte voorzieningen en (dreiging met) intrekking van de subsidie een onder de gegeven omstandigheden onvoldoende effectieve sanctie is. Dit kan zich voordoen, als het aanbieden van de desbetreffende voorziening niet eenvoudig door anderen of de gemeente zelf kan worden overgenomen.
Artikel 16 – Aanvraag tot subsidievaststelling
Dit artikel heeft betrekking op de voorbereiding van het tweede publiekrechtelijke moment in het subsidietraject. Voorafgaand aan het vaststellen van een subsidie zullen de aanvragers een aanvraag moeten indienen, vergezeld van een aantal stukken. Het college kan afwijken van de verplichting in lid 3 sub c een accountantsverslag te overleggen als naar zijn inzicht de kosten van de accountant niet opwegen tegen de hoogte van de verleende subsidie.
Artikel 17 – Besluit tot subsidievaststelling
De subsidievaststelling is het logische vervolg op de subsidieverlening. Zie verder de toelichting in het algemene gedeelte.
Artikel 18 – Verplichtingen van de aanvrager
Het stellen van eisen met betrekking tot de administratie van een aanvrager is met name van belang met het oog op de subsidievaststelling. De administratie moet daarom inzichtelijk en controleerbaar zijn.
Artikel 19 - Toestemmingsvereiste
Dit artikel sluit aan bij artikel 4:71 van de Awb. Het eerste lid daarvan is facultatief, de overige leden (over de beslissingstermijn) zijn dwingend van aard.
Voor prestatiesubsidies is het merendeel van de toestemmingsvereisten uit de Awb overgenomen. Dit geldt alleen niet voor de sub e, g, en h. Sub g heeft betrekking op fondsen en reserves. Hiervoor zijn afzonderlijke bepalingen in de verordening opgenomen (zie de artikelen 17 en 18 Asv). De vereisten geformuleerd onder sub e en h zouden de bedrijfsvoering van de betrokken aanvragers onnodig kunnen belemmeren.
HOOFDSTUK 3 – GENORMEERDE SUBSIDIE EN WAARDERINGSSUBSIDIE
De normen voor de genormeerde subsidie staan beschreven in de beleidsregels. Deze normen worden opgenomen in een bijlage van het subsidiebeleidskader. Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 12.
Geen nadere toelichting noodzakelijk
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 13.
Artikel 23 – Besluit tot subsidieverlening
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 14.
Artikel 24 – Aanvraag tot subsidievaststelling
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 16
Artikel 25 – Besluit tot subsidievaststelling
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 17.
Artikel 26 – Subsidievaststelling ineens
Bij de genormeerde en waarderingssubsidie is gekozen voor de mogelijkheid om direct over te gaan tot het vaststellen van de subsidie. De genormeerde subsidie is gebaseerd op vooraf gestelde normen en er is geen sterke sturing op de activiteiten. Ook bij de waarderingssubsidie is geen sterke sturing op de activiteiten. Het gaat hier om verenigingen die al jaren subsidie ontvangen op basis van bijvoorbeeld het aantal jeugdleden.
Artikel 27 – Verplichtingen van de aanvrager
Om toch inzicht te houden in de activiteiten die de aanvrager verricht, is ervoor gekozen om de aanvragers na afloop van het subsidiejaar een kort verslag te laten overleggen.
HOOFDSTUK 4 – EENMALIGE SUBSIDIE
De aanvraag om een eenmalige subsidie kent een specifieke termijn van indiening en dient vergezeld te gaan van een aantal op de subsidiesoort toegesneden stukken.
Het gaat hierbij om de termijnen waarop het college kan beslissen. Voorts wordt de mogelijkheid geboden hier indien noodzakelijk van af te wijken.
Artikel 30 – Besluit tot subsidieverlening
Dit artikel is vergelijkbaar met artikel 14 en behoeft geen toelichting.
Artikel 31 – Aanvraag tot subsidievaststelling
Dit artikel is vergelijkbaar met artikel 16. In verband met de subsidiesoort blijft de eis van het overleggen van een accountantsverklaring hier achterwege.
Artikel 32 - Subsidievaststelling
Kortheidshalve wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 17.
Artikel 33 – Subsidievaststelling ineens
Er is voor gekozen om bij de eenmalige subsidie de mogelijkheid te hebben om de subsidie eerst te verlenen of deze gelijk vast te stellen. In de praktijk zal dit vaak afhangen van de hoogte van de subsidie.
Artikel 34 – Verplichtingen aanvrager
Om toch inzicht te houden in de activiteiten die de aanvrager verricht, is ervoor gekozen om de aanvragers na afloop van de activiteiten een verslag te laten overleggen.
HOOFDSTUK 5 – OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 35 – Weigeringsgronden
De artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb bevatten dwingend recht. Hiervan kan niet bij verordening worden afgeweken. Wel is het mogelijk deze weigeringsgronden aan te vullen. Hiervan wordt in dit artikel gebruik gemaakt. Het betreft hier een limitatieve opsomming, andere weigeringsgronden zijn niet mogelijk.
Artikel 4:25 lid 2 van de Awb bepaalt dat een subsidie moet worden geweigerd indien door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden. De integrale tekst van artikel 4:25 van de Awb is te vinden in de toelichting op artikel 7.
Artikel 36 – Vergoeding aan de gemeente bij vermogensvorming
Deze bepaling is gebaseerd op artikel 4:41 van de Awb, een facultatief wetsartikel; de verordening moet een grondslag bieden om hiervan gebruik te maken.
De aanvrager is onder bepaalde omstandigheden verplicht tot het betalen van een schadevergoeding aan de gemeente, wanneer het subsidie tot vermogensvorming bij de aanvrager heeft geleid.
Hierbij gaat het in het bijzonder om situaties, waarbij vermogensbestanddelen niet langer dienen voor de verwezenlijking van het doel, waarvoor subsidie is verleend.
Dit doet zich bijvoorbeeld voor wanneer een aanvrager de rechtpersoonlijkheid ontbindt of een vorm van samenwerking met een andere aanvrager aangaat en het mede door middel van subsidie in eigendom verworven pand verkoopt.
Deze vergoedingsverplichting is wel gekoppeld aan een verjaringstermijn van maximaal vijf jaar.
In de praktijk wordt meestal met voorschotten gewerkt. Op grond van artikel 4:54 van de Awb is voorschotverlening alleen mogelijk indien de verordening dat bepaalt.
Afgewogen moet worden of voorschotverlening noodzakelijk is en zo ja, welk systeem van bevoorschotting wordt gehanteerd. De beslissing om een voorschot te verlenen of te weigeren moet worden beschouwd als een beschikking, waartegen bezwaar en beroep openstaat. Verlening van een voorschot verplicht tot uitbetaling. Wij sluiten ons aan bij de in het tweede lid van artikel 4:55 van de Awb vermelde gangbare betalingstermijn van vier weken. Het is mogelijk de beschikking tot subsidieverlening te combineren met een beschikking tot voorschotverlening.
Het is zinvol vast te leggen hoe met de voorschotten wordt omgegaan bij de subsidievaststelling en wat er moet gebeuren als de vaststelling lager uitvalt dan de bevoorschotting.
Op grond van het tweede lid kan het rondpompen van geld worden voorkomen. Bevoorschotting aan een aanvrager waarvan het voortbestaan onzeker is, kan worden gestopt (lid 5).
Op grond van het zesde lid kan worden voorkomen, dat naderhand voorschotten moeten worden teruggevorderd van een aanvrager die niet aan haar verplichtingen voldoet.
Artikel 38 – Gelieerde rechtspersonen
Dit artikel is bedoeld om het college een volledig beeld te geven van de financiële rechten en verplichtingen van een aanvrager. Daarom moet inzicht zijn in bij een andere instelling ondergebracht geld (a), dochterinstellingen (b) en steunstichtingen (c).
Artikel 39 – Meldingsplicht bij wijziging omstandigheden
Op diverse plaatsen in deze verordening wordt aangegeven wat het college in verband met bepaalde omstandigheden moeten/kunnen beslissen. Die omstandigheden zijn het college meestal bekend via gevraagd of ongevraagd door een aanvrager gegeven informatie. Het ligt voor de hand, dat de bereidheid van een aanvrager om informatie te verstrekken afneemt naarmate de gevolgen daarvan minder gunstig (kunnen) zijn. Daarom wordt in dit artikel bepaald, dat informatieverstrekking verplicht is (zo spoedig mogelijk en schriftelijk) als het gaat om omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een door het college te nemen beslissing.
Artikel 40 – Zorgvuldig beheer en verzekeringsplicht
Op grond van artikel 4:37 lid 1 van de Awb kan de gemeente de subsidieontvanger bepaalde verplichtingen opleggen.
Omdat het gemeentebestuur activiteiten subsidieert die het van belang acht voor de inwoners, heeft het er ook belang bij, dat de aanvrager zich verzekert tegen mogelijke risico’s. Een brand- en inbraakverzekering voor de roerende en onroerende zaken alsmede een WA-verzekering voor personeel en vrijwilligers worden daarom verplicht gesteld. De in het vierde lid opgenomen mogelijkheid van vrijstelling kan worden gebruikt, als mocht blijken dat een risico niet te verzekeren is dan wel er een uitzonderlijk hoge risicodekking wordt verlangd.
Artikel 41 – Tegengaan vervreemdingen
Dit artikel beoogt te voorkomen, dat subsidiegelden worden gebruikt voor oneigenlijke doelen of door een aanvrager elders worden ondergebracht, buiten het zicht van de gemeente.
Artikel 42 – Levering van goederen en diensten aan derden
Dit artikel is bedoeld om getrapte subsidiëring te voorkomen. Een aanvrager mag, zonder toestemming van het college, de subsidie niet deels ten goede laten komen aan derden die niet tot de doelgroep behoren.
Artikel 43 – Medewerking aan onderzoek door de gemeente
Medewerking aan onderzoek door de gemeente is in het algemeen niet verplicht. Met deze bepaling, die gebaseerd is op artikel 4:38 van de Awb, wordt aangegeven, dat de aanvrager niet de vrijheid heeft zich aan die medewerking te onttrekken.
De aanvragers hebben recht op een vlotte afwikkeling als de beschikking tot subsidieverlening is vastgesteld of indien de subsidie ineens is vastgesteld. Artikel 44 regelt de termijn waarbinnen tot betaling wordt overgegaan. De Awb biedt de mogelijkheid om het subsidiebedrag in gedeelten te betalen.
HOOFDSTUK 6 – SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 45 – Zaken waarin de verordening niet voorziet
Als de praktijk aanleiding geeft om deze verordening aan te vullen, zal het college uiteraard voorstellen aan de raad moeten doen. Omdat de tijd die gemoeid is met de totstandkoming van een dergelijke aanvulling te lang kan zijn om een beslissing op te schorten (in verband met voorgeschreven termijnen of belangen van de gemeente en/of aanvragers), geeft dit artikel het college de bevoegdheid om te handelen in gevallen waarin de verordening (nog) niet voorziet.
Artikel 46 – Hardheidsclausule
Dit artikel is opgenomen om ten opzichte van een aanvrager in begunstigende zin te kunnen afwijken van deze verordening. Daarvoor is wel nodig dat sprake is van bijzondere omstandigheden.
De aanduiding “hardheidsclausule” geeft aan, dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen, waarin een strikte toepassing van één of meer artikelen in redelijkheid niet kan worden verlangd.
Artikel 47 – Overgangsbepaling
Als de algemene subsidieverordening Haarlemmermeer 2007 in werking treedt, zijn de subsidieaanvragen voor 2007 al ingediend. De gehele afhandeling daarvan vindt plaats op grond van de bepalingen van de verordening CRMW.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.