Organisatie | Noord-Beveland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels voor tijdelijke inrichtingen, waaronder tenten, t.b.v. diverse doeleinden Noord-Beveland 2010 |
Citeertitel | Nadere regels voor tijdelijke inrichtingen, waaronder tenten, t.b.v. diverse doeleinden 2010 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling is vervangen door de Nadere regels voor tijdelijke inrichtingen, waaronder (grote) tenten, podia, circussen t.b.v. diverse doeleinden 2015.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-03-2015 | 30-03-2015 | intrekking | 03-03-2015 | 20150303/5 | |
30-10-2010 | 30-03-2015 | Nieuwe regeling | 24-08-2010 Noord-Bevelands Advertentie en Informatieblad, 2010, 42 | 2010.3729.5 |
Artikel 1 Bereikbaarheid en opstelling
Er moet ten behoeve van het verkeer van de hulpverlenende diensten een doorgaande route met een breedte van 3,5 m en een hoogte van 4,2 m zijn vrijgehouden. Hekwerken die deze route blokkeren moeten snel en gemakkelijk kunnen worden verwijderd. In deze route mogen geen losse goederen (zoals vlaggen, kledingrekken en dergelijke) zijn geplaatst.
Rondom een tijdelijke inrichting (tent) moet een ruimte zijn vrijgehouden van ten minste 5 meter, tenzij het tentdoek voldoet aan de eisen uit artikel 3.4.1, de opstelling van het interieur van de tijdelijke inrichting zodanig is dat redelijkerwijs geen branddoorslag of brandoverslag naar de vaste inrichting kan plaatsvinden en de loopsafstanden van de vluchtroutes de wettelijke eisen niet overschrijden.
Artikel 2 Opstelling inventaris
De inrichting van een ruimte is zodanig dat:
a voor elke persoon zonder zitplaats ten minste 0,25 m2 vloeroppervlakte beschikbaar is;
b voor elke persoon met zitplaats ten minste 0,3 m2 vloeroppervlakte beschikbaar is, indien geen inventaris kan verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang;
c voor elke persoon met zitplaats ten minste 0,5 m2 vloeroppervlakte beschikbaar is, indien inventaris kan verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang.
Bij de berekening van de per persoon beschikbare vloeroppervlakte wordt uitgegaan van de vloeroppervlakte aan verblijfsruimte na aftrek van de oppervlakte van de inventaris.
Een rij zitplaatsen die aan beide einden op een gangpad of uitgang uitkomt, heeft ten hoogste:
a 16 zitplaatsen indien de vrije ruimte, bedoeld in het derde lid, niet groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of van de uitgang ten minste 0,6 m is;
b 32 zitplaatsen indien de vrije ruimte, bedoeld in het derde lid, groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of van de uitgang ten minste 0,6 m is;
c 50 zitplaatsen indien de vrije ruimte, bedoeld in het derde lid, groter is dan 0,45 m en de breedte van de vrije doorgang van het gangpad of van de uitgang ten minste 1,1 m is.
In ruimten waar personen kunnen verblijven, moeten voldoende vluchtroutes aanwezig zijn die voldoen aan de volgende eisen.
a Een vluchtroute heeft een vrije doorgangshoogte van ten minste 2 m en een vrije uitgangsbreedte van ten minste 0,85 m.
b De totale vrije uitgangsbreedte van alle toe- en uitgangen samen, is in centimeters gelijk aan het totale aantal personen dat in de ruimte aanwezig zal zijn, vermenigvuldigd met de factor 0,9.
c Wanneer nooduitgangen direct op het aansluitend terrein uitkomen, en een vrije uitstroom, mag deze uitgangsbreedte vermenigvuldigd worden met de factor 1,35.
d Bij meer dan 200 personen zijn er te minste twee uitgangen aanwezig, die op een onderlinge afstand van ten minste 5 m en bij voorkeur diagonaal ten opzichte van elkaar zijn gelegen.
Het aantal toe te laten personen binnen is afhankelijk van de inrichting van de ruimte en zodanig dat:
a voor elke persoon zonder zitplaats ten minste 0,25 m2 vloeroppervlakte beschikbaar is;
b voor elke persoon met zitplaats ten minste 0,3 m2 vloeroppervlakte beschikbaar is, indien geen inventaris kan verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang;
c voor elke persoon met zitplaats ten minste 0,5 m2 vloeroppervlakte beschikbaar is, indien inventaris kan verschuiven of omvallen als gevolg van gedrang.
Bij de berekening van de per persoon beschikbare vloeroppervlakte wordt uitgegaan
van de vloeroppervlakte aan verblijfsruimte na aftrek van de oppervlakte van de
Artikel 4 Materiaal, stoffering en versiering van de inrichting
Tentdoek moet voldoen aan de NTA 8020-40:2006 zolang de Nederlandse norm niet is vastgesteld. Daarnaast wordt verwezen naar bestaande Europese normen zoals de NEN-EN 13501-1, DIN 4102/B1-B2 of M1-M2. De normering M1-M2 is altijd terug te vinden in de randen van het tentdoek. Bij gebruik van tentdoek dat voldoet aan de DIN 4102/B1-B2 moet er een (kopie)certificaat aanwezig te zijn.
De toe te passen, verticaal op te hangen textielproducten moeten in vluchtroutes en in ruimten waarin meer dan 50 personen gelijktijdig kunnen verblijven, een navlamduur hebben van ten hoogste 15 seconden en een nagloeiduur van ten hoogste 60 seconden, bepaald volgens de normen NEN-EN-ISO 6940 en 6941, uitgaven 2004.
De inrichtingselementen moeten brandveilig zijn. Hieraan wordt voldaan indien het onderdeel:
a onbrandbaar is, bepaald volgens NEN 6064: 1991, inclusief wijzigingsblad A2: 2001;
b een dikte heeft van ten minste 3,5 mm, en voldoet aan klasse 4 als bedoeld in NEN 6065: 1991, inclusief wijzigingsblad A1: 1997, of
c een dikte heeft van minder dan 3,5 mm en over de volle oppervlakte is verlijmd met een onderdeel als bedoeld onder b.
Artikel 7 Installaties voor verwarming en kookdoeleinden
In tenten of kramen waarvan het materiaal van de wanden en het dak een lagere
brandvoortplantingsklasse bezit dan klasse 2 (klasse 3 of 4), moet, als een warmtebron op minder dan 1 m vanaf het tentdoek/materiaal is opgesteld, rondom de warmtebron tot een hoogte van 0,6 m gemeten uit het hart van de warmtebron, een brandwerende scheiding aanwezig zijn. Als de afstand tussen de warmtebron en het dak minder is dan 2,5 m, moet er ook een brandwerende scheiding boven de warmtebron aanwezig zijn. De genoemde afscheidingen moeten een brandwerendheid van ten minste 30 minuten bezitten. De afscheiding kan bijvoorbeeld bestaan uit een met brandwerende verf behandelde plaat multiplex met een dikte van ten minste 22 mm. Het brandwerende materiaal moet ter goedkeuring aan de brandweer worden voorgelegd, waarbij een certificaat van de verf moet worden overgelegd.
Elke verbindingsslang tussen een drukhouder en een verbruikstoestel e.d. moet:
- voorzien zijn van het opschrift “butaangas of propaangas” en voldoen aan de eisen, gesteld in de normen NEN 5654 van juli 1980 of de NEN-EN 559.
- zijn vervaardigd van synthetische rubber met één of meer staaldraad en/of textielinlagen en niet ouder zijn dan twee jaar;
- door middel van slangklemmen op slangpilaren zijn bevestigd;
- vrij van scherpe bochten en ongespannen zijn aangelegd;
- zodanig zijn aangebracht dat blootstelling aan ontoelaatbare temperatuursinvloeden en/of mechanische beschadiging wordt voorkomen;
- zo kort mogelijk zijn gehouden.
De slanglengte voor een tijdelijke opstelling mag maximaal 10 m bedragen.
NB Propaanslangen zijn erin twee uitvoeringen: de oranje/bruin gekleurde, met op de slang het jaar van aanmaak aangegeven en de zwarte slang met vaste metalen koppelingen. Het jaar van fabricage is hier ingeponst op de metalen koppeling.
Het leidingnet met toebehoren moet iedere twee jaar en zo vaak als de omstandigheden daartoe aanleiding geven (bijvoorbeeld bij wijzigingen en reparaties), worden gekeurd en beproefd. Van de beproeving moet een door of vanwege de installateur getekende en door de vergunninghouder mede ondertekende verklaring bij de gebruikers aanwezig zijn. De keuring en beproeving moeten bevatten:
- controle op de vereiste beveiligingen van het leidingsysteem en controle op de goede werking van deze beveiligingen;
Een draagbaar blustoestel moet:
- voor iedereen duidelijk zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar zijn aangebracht;
- voor direct gebruik gereed zijn;
- in goede staat van onderhoud verkeren;
- zijn voorzien van een geldig Rijkskeurmerk met rangnummer;
- ten minste eenmaal per twee jaar overeenkomstig de norm NEN 2559:2001 zijn onderhouden en zijn voorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum is vermeld.
Rookvorming door bijvoorbeeld een rookapparaat, koudijs of op andere wijze geproduceerd, mag nooit een veilige en snelle ontruiming verhinderen.
Artikel 11 Doorlopend toezicht
Gedurende de tijd dat personen in de inrichting aanwezig zijn, moet een voor de naleving van de voorwaarden van de vergunning verantwoordelijke persoon aanwezig zijn, die de aanwijzingen van de met controle belaste ambtenaren op eerste aanzegging uitvoert of doet uitvoeren.
Artikel 12 Wacht- bewakingsdiensten
In het kader van brandveiligheid kan de commandant van de brandweer voor bepaalde activiteiten of locaties bepalen, dat tijdens bijzondere festiviteiten een wachtdienst moet worden ingesteld. Deze bewaking moet geschieden door gediplomeerd en ter zake kundig brandweerpersoneel. De deskundigheid moet door het overleggen van het diploma van de module manschap B kunnen worden aangetoond.