Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Utrecht (Utr)

Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieUtrecht (Utr)
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012
CiteertitelVerordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen Utrecht 2012
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling is vervangen door de VERORDENING KWALITEITSEISEN PEUTERSPEELZALEN gemeente Utrecht.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet kinderopvang

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-02-201527-02-2015intrekking

20-11-2014

Gemeenteblad, 26-02-2015

28
07-06-201227-02-2015nieuwe regeling

24-05-2012

Gemeenteblad van Utrecht 2012, nr. 30

Raadsvoorstel jaargang 2012, nr. 36

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012

Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012

(raadsbesluit van 24 mei 2012)

De raad van de gemeente Utrecht;

BESLUIT

vast te stellen de volgende

VERORDENING kwaliteitseisen peuterspeelzalen gemeente Utrecht 2012.

Hoofdstuk1 ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    peuterspeelzaalwerk: de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs;

  • b.

    peuterspeelzaal: voorziening waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt, anders dan gastouderopvang of kinderopvang in een kindercentrum, al dan niet met een programma voor voorschoolse educatie;

  • c.

    voorschoolse educatie: uitvoering van een door het college van burgemeester en wethouders gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten;

  • d.

    vrijwilliger: degene die structureel al dan niet tegen een vrijwilligersvergoeding op regelmatige, niet-incidentele basis werkzaam is bij een peuterspeelzaal en is belast met de verzorging, de opvoeding, en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen en die niet voldoet aan de opleidingseisen, bedoeld in artikel 2.6, tweede lid van de Wet kinderopvang.

Hoofdstuk 2 Eisen

Artikel 2 Verklaring omtrent het gedrag

  • 1.

    Vrijwilligers werkzaam bij een peuterspeelzaal, op structurele basis, niet veroorzaakt door toevallige, onvoorziene omstandigheden zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag.

  • 2.

    Uitgezonderd van de in het eerste lid genoemde verplichting zijn die personen, die aan beroepskrachten en vrijwilligers, die structureel werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal, maximaal twee keer per jaar ondersteuning bieden in geval van feestjes, uitstapjes of andere activiteiten, die niet langer dan een dag duren.

Artikel 3 Binnenspeelruimte

  • 1.

    Elke peuterspeelzaalgroep beschikt over een afzonderlijke vaste groepsruimte.

  • 2.

    Er is ten minste 3,5 m2 bruto oppervlakte in de groepsruimte beschikbaar per kind.

  • 3.

    De binnenspeelruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal op te vangen kinderen.

  • 4.

    De binnenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid.

Artikel 4 Buitenspeelruimte

  • 1.

    Er is ten minste 3 m2 bruto buitenspeelruimte beschikbaar per kind.

  • 2.

    De buitenspeelruimte is voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar.

  • 3.

    De buitenspeelruimte is aangrenzend aan de peuterspeelzaal.

  • 4.

    De buitenspeelruimte is passend ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen en het pedagogisch beleid.

Hoofdstuk 3 Toezicht en handhaving

Artikel 5 Toezicht kwaliteitseisen peuterspeelzalen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zien toe op de naleving van bij deze verordening gestelde regels.

  • 2.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de directeur van de Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst (GG&GD) en de door hem aangewezen toezichthouders kinderopvang.

Artikel 6 Aanwijzing toezichthouders

Burgemeester en wethouders verlenen vanaf 1 augustus 2010 mandaat aan de directeur van de GG&GD, voor het aanwijzen als toezichthouder, de personen die werkzaam zijn onder de verantwoordelijkheid van de GG&GD als toezichthouder voor de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

Artikel 7 Gemeentelijk ingrijpen

Wanneer niet aan de kwaliteitseisen zoals omschreven in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en in voorliggende verordening wordt voldaan zal het college van burgemeester en wethouders:

• bij gesubsidieerde activiteiten de subsidie (gedeeltelijk) intrekken conform het gemeentelijk handhavingsbeleid toezicht en handhaving gesubsidieerde peuterspeelzalen.

• bij niet-gesubsidieerde activiteiten handelen conform het gemeentelijk beleid toezicht en handhaving kwaliteit kinderopvang.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 8 Intrekking voorgaande regelingen

De Verordening kwaliteitsregels peuterspeelzalen en voorscholen gemeente Utrecht 2011 (Gemeenteblad van Utrecht 2011, nr. 61) wordt ingetrokken.

Artikel 9 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen Utrecht 2012.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 24 mei 2012

De griffier, De burgemeester,

Drs. A.A.H. Smits Mr. A. Wolfsen

Bekendmaking is geschied op 6 juni 2012

Deze verordening is in werking getreden 7 juni 2012

BIJLAGE behorendebij Gemeentebladvan Utrecht 2012, nr. 30

Algemene toelichting

Op 1 augustus 2010 is de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: Wko) in werking getreden. Het doel van deze wet is onder meer om regels op te stellen om de kwaliteit van de kinderopvang te waarborgen, zodat er verantwoorde kinderopvang wordt geboden. Hieronder wordt verstaan opvang die bijdraagt aan een goede en gezonde ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. Eén van de onderliggende doelstellingen van de nieuwe wet is het harmoniseren van de regelgeving voor peuterspeelzalen met regelgeving voor de kinderopvang. Hierdoor ontstaat één landelijk kwaliteitskader voor zowel de peuterspeelzalen als de kinderopvang met minimum kwaliteitseisen.

In de Wko zijn minimale eisen voor de peuterspeelzalen vastgelegd. Daarnaast is aan de minister de bevoegdheid gegeven aanvullende regelgeving voor de kwaliteit in een Algemene maatregel van Bestuur vast te leggen (AMvB). Van deze bevoegdheid is tot op heden geen gebruik gemaakt, omdat nadere regels zijn vastgelegd in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (thans: de Beleidsregels kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2012, hierna: de Beleidsregels). De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is in haar uitspraak van 21 december 2011 echter tot de conclusie gekomen dat die beleidsregel geen wettelijk voorschrift is en daarom geen grondslag biedt voor handhaving. Als gevolg van die uitspraak, kunnen zodoende geen bestuurlijke sancties worden opgelegd bij overtredingen van de kwaliteitseisen in de Beleidsregels. Omdat een wettelijke verankering door het ministerie van de normen uit de Beleidsregels in een algemene maatregel van bestuur, naar verwachting niet eerder dan augustus 2012 zal plaatsvinden zijn de kwaliteitsnormen opgenomen in een gemeentelijke verordening 'Verordening met normen voor kinderopvang en peuterspeelzalen'. Op die manier beschikt de GG&GD opnieuw over een toetsingskader voor de kwaliteit van kinderdagverblijven, gastouderbureaus, gastouders en peuterspeelzalen en wordt voorzien in een wettelijke grondslag om te kunnen handhaven bij overtredingen van die kwaliteitseisen.

In de Verordening met normen voor kinderopvang en peuterspeelzalen (en in de Beleidsregels) zijn echter geen eisen opgenomen ten aanzien van ruimte en inrichting van de peuterspeelzalen, terwijl deze essentieel zijn om de kwaliteit van de kinderopvang te waarborgen. De eerste levensjaren van een kind zijn belangrijk voor de ontwikkeling van kinderen. Veel kinderen brengen enkele uren per dag door in peuterspeelzalen en andere kindercentra en moeten daar veilig kunnen spelen en voldoende ruimte hebben om cognitieve, sociaal-emotionele en motorische vaardigheden te kunnen ontwikkelen. Bij het opstellen van de artikelen in de voorliggende verordening met betrekking tot de binnen- en buitenspeelruimte is de landelijke modelverordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen gevolgd. Dit model is in overleg met diverse deskundigen op het gebied van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang en de brancheorganisaties tot stand gekomen. Door het vaststellen van deze verordening worden de accommodatie-eisen voor peuterspeelzalen geharmoniseerd met de accommodatie-eisen voor kinderdagverblijven.

Verder zijn in de wet regels opgenomen voor verklaringen omtrent het gedrag voor personen, die op structurele basis werkzaam zijn bij een peuterspeelzaal, maar is de term 'structureel' niet nader uitgewerkt in de wet en verordening met normen voor kinderopvang en peuterspeelzalen (en in de Beleidsregels). Deze onderliggende verordening voorziet in het geven van een invulling aan de term structureel, zodat duidelijk is wat er van peuterspeelzalen verwacht wordt en op basis waarvan de GG&GD kan toetsen en handhaven in geval van overtredingen.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 2 Verklaring omtrent het gedrag

In de verordening met normen voor kinderopvang en peuterspeelzalen is geregeld dat vrijwilligers die op structurele basis werkzaam zijn in een peuterspeelzaal, in het bezit zijn van een verklaring omtrent het gedrag. Door middel van deze bepaling wordt geregeld dat deze eis geldt voor alle vrijwilligers, waarvan de inzet op voorhand bekend kan zijn bij de houder. Inzet van personeel en vrijwilligers ter vervanging van beroepskrachten of vrijwilligers tijdens vakantie, verlof en ziekte (langer dan een dag) is een structureel onderdeel van het personeelsbeleid. Deze inzet is veelal niet toevallig en kan worden voorzien. De inzet is hierdoor planbaar en geldt zodoende als structureel.

Inzet in geval van uitstapjes, feestjes en bijzondere activiteiten, die niet langer dan een dag duren, vormt een uitzondering. Bij dergelijke activiteiten is over het algemeen extra ondersteuning nodig, naast de beroepskracht(en) en vrijwilligers die nodig zijn conform de beroepskracht/vrijwilliger-kind-ratio. Vanwege het incidentele karakter van deze inzet is hiervoor geen verklaring omtrent het gedrag vereist.

Artikel 3 Binnenspeelruimte

Dit artikel regelt dat een vaste groep kinderen in een passend ingerichte vaste groepsruimte wordt opgevangen. Een groepsruimte is een ruimte bedoeld voor de opvang van kinderen, die tijdens de opvanguren geen andere functie heeft. Er is minimaal 3,5 m2 bruto oppervlakte in de groepsruimte beschikbaar per kind. Een groep bestaat uit maximaal zestien kinderen. Omdat het gaat om bruto oppervlakte kan worden gemeten van wand tot wand. Er vindt geen aftrek plaats van vierkante meters waarop bijvoorbeeld meubels geplaatst zijn.

De binnenspeelruimte dient passend te zijn ingericht voor het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen. Er dienen verschillende herkenbare activiteitenplekken te zijn, afgestemd op de leeftijd van de kinderen. Er dient mogelijkheid voor rustige activiteiten te zijn en spelmateriaal voor verschillende ontwikkelingsgebieden, zoals beschreven in het pedagogisch beleidsplan.

Daarnaast is de houder van een peuterspeelzaal gehouden aan de eisen die zijn vastgelegd in het Bouwbesluit. Het Bouwbesluit bevat bouwtechnische voorschriften waaraan alle bouwwerken minimaal moeten voldoen. Peuterspeelzalen vallen onder de categorie ’bijeenkomstfunctie voor kinderopvang’. De eisen uit het Bouwbesluit hebben betrekking op veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.

Artikel 4 Buitenspeelruimte

Dit artikel regelt dat er minimaal 3 m2 bruto oppervlakte buitenspeelruimte beschikbaar is per aanwezig kind. De ruimte die zaken als struiken en tuinmeubilair innemen, wordt niet van het totaaloppervlak afgetrokken. Met aanwezig kind wordt gedoeld op de in de peuterspeelzaal aanwezige kinderen, niet noodzakelijkerwijs buitenspelend. Een roulatiesysteem waarbij groepen kinderen om de beurt buiten spelen als alternatief voor een tekort aan buitenspeelruimte is dus niet toegestaan.

Er zijn geen specifieke richtlijnen voor de inrichting van de buitenspeelruimte. De houder bepaalt hoe de ruimte is ingericht.

Artikel 6 Aanwijzing toezichthouders

De directeur van de GG&GD oefent het toezicht uit onder het gezag van de burgemeester en wethouders. Afdeling 5.2. van de Algemene wet bestuursrecht bevat een algemene regeling van de bevoegdheden van toezichthouders, zoals het recht op het betreden van plaatsen, op het vorderen van inlichtingen en het inzien van schriftelijke stukken.

Artikel 7 Gemeentelijk ingrijpen

Op de handhaving, zijn de algemene handhavingbevoegdheden uit de Awb van toepassing.