Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Waalwijk

Subsidieverordening Monumentenzorg 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWaalwijk
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingSubsidieverordening Monumentenzorg 2009
CiteertitelSubsidieverordening Monumentenzorg 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Monumentenverordening 2005

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

07-08-200928-04-2011Nieuwe regeling

23-07-2009

Gemeenteblad, 06-08-2009

2009/011

Tekst van de regeling

Intitulé

Subsidieverordening Monumentenzorg 2009

De Raad van Waalwijk

Gezien het voorstel van het College van Waalwijk van 9 juni 2009

Nummer ;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Monumentenverordening 2005

BESLUIT:

Vast te stellen de volgende:

SUBSIDIEVERORDENING MONUMENTENZORG 2009

HOOFDSTUK 1: ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    gemeentelijk monument

    beschermd gemeentelijk monument waarvan het besluit tot aanwijzing, als bedoeld in artikel 3, eerste lid of artikel 21 eerste lid van de Monumentenverordening 2005, onherroepelijk is geworden.

  • 2.

    eigenaar

    een natuurlijk persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom heeft op een gemeentelijk monument. Indien er sprake is van een gezamenlijk eigendom wordt onder eigenaar verstaan alle eigenaren gezamenlijk.

  • 3.

    instandhoudingwerkzaamheden

    de werkzaamheden aan een beschermd gemeentelijk monument, die het normale onderhoud te boven gaan en die voor het herstel of conservering van de monumentale waarde als bedoeld onder 4 noodzakelijk zijn.

  • 4.

    monumentale waarde van een beschermd gemeentelijk monument

    de monumentale waarde van een beschermd monument wordt bepaald door de dragende onderdelen, de vloeren en het omhulsel en/of door die onderdelen of objecten die blijkens het register, bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Monumentenverordening 2005, of naar het oordeel van het college, van belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarden. Indien uit het register blijkt dat een monument uitsluitend beschermd is vanwege één of meer met name genoemde onderdelen of objecten, dan wordt de monumentale waarde uitsluitend bepaald door die onderdelen of objecten.

  • 5.

    subsidiabele instandhoudingkosten

    de kosten van werkzaamheden die moeten worden verricht om die onderdelen van een monument, die overeenkomstig de beschrijving in het monumentenregister monumentale waarde bezitten, in goede staat te houden en die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn. Als een eigenaar zelf werkzaamheden in het kader van het onderhoud verricht zijn de materiaalkosten subsidiabel. De loonkosten zijn subsidiabel als hij de werkzaamheden verricht in het kader van een door hem gedreven onderneming met aantoonbare deskundigheid op het gebied van restauratie. Dit geldt ook voor loonkosten van derden.

  • 6.

    Commissie Cultuurhistorie

    het onderdeel van de Ruimtelijke kwaliteitscommissie dat belast is met de advisering op het brede terrein cultureel erfgoed. Het betreft een door het college ingestelde commissie of aangewezen instantie, met als taak de werkzaamheden, die beschreven zijn in de “Verordening regelende de taak, de samenstelling en de werkwijze van de Ruimtelijke Kwaliteitscommissie”.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op subsidieaanvragen voor bouwhistorisch onderzoek en instandhoudingwerkzaamheden aan gemeentelijke monumenten.

Artikel 3 Bevoegdheid

  • 1.

    Het college is bevoegd tot het verlenen, vaststellen en uitbetalen van subsidie als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Het college is bevoegd tot het intrekken of wijzigen van subsidieverlenings- of subsidievaststellingsbesluiten, alsmede tot het geheel of gedeeltelijk terugvorderen van subsidiegelden.

Artikel 4 Subsidieplafond

1.De raad neemt jaarlijks een besluit, middels het vaststellen van de begroting, waarin het subsidieplafond wordt bepaald voor de uitvoering van deze verordening in een bepaald jaar.

Artikel 5 Afhandeling aanvragen

Aanvragen om subsidie op grond van deze verordening worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld en beoordeeld in relatie tot subsidieplafond.

HOOFDSTUK 2 DE AANVRAAGPROCEDURE

Artikel 6 Indiening subsidieaanvraag

  • 2.

    De aanvraag om een subsidie wordt schriftelijk bij het college ingediend op een daartoe beschikbaar gesteld formulier.

  • 3.

    Naast het in het eerste lid genoemde formulier dient de aanvraag te bevatten:

    • a.

      een gespecificeerde begroting van de kosten;

    • b.

      een werkomschrijving;

    • c.

      tekeningen, die de bestaande en de te maken toestand van het monument aangeven; schaal 1:100; tekeningen van de noodzakelijke detaillering schaal 1:1 (ware grootte); situatietekening waaruit blijkt welke onderdelen in aanmerking komen voor de restauratieaanvraag;

    • d.

      de naam en het adres van de voor de uitvoering verantwoordelijke persoon/bedrijf.

Artikel 7 Aanvullende gegevens

Indien de aanvraag niet of in onvoldoende mate voldoet aan het in het tweede of derde lid van art. 6 vereiste, doet het college daarvan binnen vier weken na ontvangst van de aanvraag schriftelijk mededeling aan de aanvrager en stelt het deze in de gelegenheid om de ontbrekende gegevens binnen vier weken na verzending van de mededeling aan te vullen.

HOOFDSTUK 3 VOORLOPIGE VASTSTELLING SUBSIDIE

Artikel 8 Termijn besluitvorming subsidieverlening

  • 1.

    Het college beslist over een ontvankelijke aanvraag om een voorlopige vaststelling van subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2.

    De in het eerste lid bepaalde termijn wordt opgeschort met de periode gedurende welke de aanvrager in de gelegenheid is gesteld tot aanvulling, als bedoeld in artikel 7.

  • 3.

    Het college kan de beslissing eenmaal met ten hoogste 13 weken verdagen, onder vermelding van motiveringsgronden.

Artikel 9 Advies Commissie Cultuurhistorie

Alvorens een beslissing te nemen op de ontvankelijke aanvraag wint het college advies in bij de commissie Cultuurhistorie.

  • 2.

    De subsidie bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele instandhoudingkosten als bedoeld in artikel 1 onder 3, doch ten hoogste € 7.500,-.

  • 3.

    In daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komende bijzondere gevallen kan de subsidie op een hoger bedrag worden vastgesteld dan voortvloeit uit de toepassing van het tweede dan wel derde lid van dit artikel.

  • 4.

    Bij zelfwerkzaamheid worden uitsluitend de materiaalkosten voor de berekening van de subsidiabele kosten in aanmerking genomen.

Artikel 11 Subsidiepercentage en –maximum bouwhistorisch/archeologisch onderzoek

  • 1.

    Voor een gemeentelijk monument of een pand met bijzondere historische waarden kan een subsidie worden verleend in de kosten voor een bouwhistorisch/archeologisch onderzoek.

  • 2.

    De subsidie als bedoeld in het eerste lid, bedraagt maximaal 50% van het totale onderzoek, met een maximum van € 3.000,-.

  • 3.

    Subsidie kan uitsluitend worden verleend in geval van sloop, verbouw en/of restauratie.

  • 4.

    In daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komende bijzondere gevallen kan de subsidie op een hoger bedrag worden vastgesteld dan voortvloeit uit de toepassing van het tweede dan wel derde lid van dit artikel.

Artikel 12 Subsidiabele kosten

De subsidie voor instandhouding wordt verleend over de door het college goedgekeurde subsidiabele instandhoudingwerkzaamheden. Deze subsidiabele kosten worden vastgesteld volgens in artikel 13 opgesomde lijst van subsidiabele instandhoudingkosten.

Artikel 13 Instandhoudingwerkzaamheden

  • 1.

    Tot het plegen van instandhouding worden volgende werkzaamheden aangemerkt:

    • a.

      Herstel (van onderdelen) van het casco. Onder casco wordt verstaan: de hoofdstructuur van het gemeentelijk monument bestaande uit de dragende onderdelen en het omhulsel, te weten

      • ·

        dak-, kap-, en gebintconstructie,

      • ·

        vloeren,

      • ·

        balklagen,

      • ·

        dragende muren,

      • ·

        fundering,

      • ·

        kelder,

      • ·

        gewelven;

    • b.

      het aanbrengen van een dakbeschot waar dit niet aanwezig is en voor zover hiertoe een constructieve noodzaak bestaat.

    • c.

      herstel van afzonderlijke beschreven monumentale onderdelen (in- en exterieur) al dan niet vermeld in de redengevende omschrijving. Het betreft: schouwen, vloeren, trappartijen, plafonds, schilderingen, pleisterwerk, bijzonder behang, raam- en deurpartijen met omlijsting, glas-in-lood beglazing (tevens plaatsen van beschermende beglazing/bescherming) en gevelonderdelen;

    • d.

      herstel van dakbedekking (vervangen pannen, herstel van de dakbedekking, dakbeschot, zink of lood).

    • e.

      herstel van schoorstenen, windveren en dakkapellen;

    • f.

      herstel van goten of hemelwaterafvoeren ;

    • g.

      voegen, pleisteren, metselwerk of natuursteen en vochtbestrijding met betrekking tot gevels;

    • h.

      herstel van buitenkozijnen, inclusief luiken en buitendeuren, ramen en besponning met betrekking tot vensters;

    • i.

      aan- en afvoer en verwerken van riet, bindmateriaal, sporen, rietlatten, nokvorsten, kantplanken en steigermaterieel met betrekking tot rieten daken;

    • j.

      Behandeling van muur- en houtwerk ter regulering van de vochthuishouding dan wel ter bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;

    • k.

      herstel of aanbrengen van installaties of voorzieningen ter voorkoming van brand of blikseminslag voor zover deze door het college zijn voorgeschreven.

Artikel 14 Voorwaarden van subsidieverlening

  • 1.

    Het college kan voorwaarden verbinden aan een besluit tot subsidieverlening op grond van deze verordening.

  • 2.

    Het college kan ter uitvoering van deze verordening een regeling met nadere voorschriften opstellen waaronder begrepen de wijze waarop voorzieningen moeten worden getroffen en instandhouding dient te worden gepleegd.

De subsidie wordt niet verleend indien een of meerdere van de volgende situaties zich voordoen:

  • 1.

    Voor de te treffen voorzieningen is een vergunning op grond van de Monumentenverordening 2005 vereist en deze is geweigerd.

  • 2.

    De kosten van voorzieningen worden op grond van een verzekering gedekt of op andere wijze vergoed.

  • 3.

    De subsidiabele instandhoudingkosten bedragen minder dan € 500,-.

  • 4.

    Het gemeentelijke monument is eigendom van de gemeente of van een andere overheid.

  • 6.

    Met de uitvoering van de instandhoudingwerkzaamheden is begonnen voordat op de aanvraag subsidie door het college is beslist.

  • 7.

    Dezelfde instandhoudingwerkzaamheden binnen een afgelopen periode van 10 jaar al voor een subsidie in aanmerking zijn gekomen.

Artikel 16 Schriftelijke toestemming voor wijziging in de uitvoering

De werkzaamheden, ten behoeve waarvan subsidie is verleend, mogen niet in afwijking van de terzake verstrekte gegevens worden uitgevoerd, tenzij schriftelijke toestemming door het college is verleend.

Artikel 17 Termijn aanvang en beëindiging werkzaamheden

De subsidie vervalt als niet binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van het besluit tot subsidieverlening met de uitvoering van de werkzaamheden is begonnen. En wanneer niet ononderbroken door wordt gewerkt aan de afronding van de herstelwerkzaamheden.

HOOFDSTUK 4 SUBSIDIEVASTSTELLING EN -UITBETALING

Artikel 18 De gereedmelding

  • 1.

    Binnen 12 weken na gereedkomen van de instandhoudingwerkzaamheden dient de aanvrager, met gebruikmaking van een daartoe door het college beschikbaar gesteld formulier, te verklaren dat de werkzaamheden zijn voltooid. Dit gereedmeldingsformulier dient volledig te zijn ingevuld en vergezeld te gaan van alle gegevens, facturen en betalingsbewijzen als bedoeld in artikel 19, eerste lid.

  • 2.

    Indien de gereedmelding naar het oordeel van het college niet voldoet aan het bepaalde in het eerste lid, doen zij daarvan binnen vier weken na ontvangst gereedmelding schriftelijk, mededeling aan de aanvrager onder vermelding van de nog te verstrekken gegevens of uit te voeren werkzaamheden.

  • 3.

    De aanvrager dient binnen de in de mededeling aangegeven termijn zijn gereedmelding aan te vullen met de nog ontbrekende gegevens of deze desgevraagd te verduidelijken, of uitvoering te geven aan uitvoeringswerkzaamheden.

  • 4.

    De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling van de definitieve subsidie en uitbetaling van de subsidie.

  • 5.

    Het recht op vaststelling en uitbetaling vervalt, indien niet is voldaan aan het bepaalde in het eerste of derde lid. De aanvrager ontvangt hiervan een schriftelijk besluit.

    Artikel 19 De definitieve subsidievaststelling

    • 1.

      De definitieve vaststelling van de hoogte van een op grond van deze verordening verleende subsidie vindt plaats nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden conform artikel 18 schriftelijk zijn gereedgemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens;

    • b.

      de onder a bedoelde werkzaamheden door het college akkoord zijn bevonden;

    • c.

      de rekeningen en betalingsbewijzen inzake de uitgevoerde werkzaamheden alsmede de totale kostenopstelling waarin de verrichte werkzaamheden op dezelfde wijze zijn gerangschikt als in de in artikel 6 derde lid bedoelde begroting door het college akkoord zijn bevonden.

    • 2.

      De definitieve subsidie is gelijk aan de verleende subsidie, tenzij de werkelijke subsidiabele kosten lager zijn dan geraamd dan wel minder voorzieningen zijn getroffen dan in de subsidieaanvraag is aangegeven. De definitieve subsidie kan nooit hoger uitvallen.

    • 3.

      Het besluit tot subsidievaststelling wordt binnen acht weken na indiening van gereedmelding en het verzoek om subsidievaststelling als bedoeld in artikel 18 genomen.

    Artikel 20 Opschorting en terugvordering

    Ten aanzien van opschorting en terugvordering zijn de artikelen 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

    Artikel 21 Voorschot

    In daarvoor naar het oordeel van het college in aanmerking komende gevallen kan op schriftelijk verzoek van de aanvrager, indien 50% of meer van de in de aanvraag vermelde werkzaamheden zijn verricht en akkoord bevonden, een voorschot op de subsidie worden verstrekt van maximaal 50% van de verleende subsidie.

    HOOFDSTUK 6 INTREKKING OF WIJZIGING VAN DE SUBSIDIE

    Artikel 22 Intrekking en wijziging

    Voor wat betreft de mogelijkheden om een besluit tot subsidieverlening of subsidievaststelling in te trekken of te wijzigen is afdeling 4.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort van toepassing.

    HOOFDSTUK 7: SLOT- en OVERGANGSBEPALINGEN

    Artikel 23 Hardheidsclausule

    Het college kan in het belang van de monumentenzorg ten gunste van een aanvrager van de bepalingen van deze verordening afwijken, indien de strikte toepassing ervan zou kunnen leiden tot onbillijkheden van overwegende aard.

    Artikel 24 Overgangsbepaling

    Deze verordening is niet van toepassing op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend of vastgesteld.

    Artikel 25 Inwerkingtreding

    • 1.

      Deze verordening treedt in werking de dag nadat deze is bekend gemaakt.

    • 2.

      Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de "Subsidieverordening monumentenzorg 2005", vastgesteld bij raadsbesluit van 26 januari 2006.

    Artikel 26 Citeertitel

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Subsidieverordening monumentenzorg

    2009".

    Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 23 juli 2009

    DE RAAD VAN WAALWIJK

    de griffier, de voorzitter,

    G.H. Kocken drs. A.M.P. Kleijngeld