Organisatie | Gilze en Rijen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand |
Citeertitel | Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | sociale zaken en welzijn |
1.Geen.
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2004 | 04-03-2010 | nieuwe regeling | 14-06-2004 onbekend | College B&W, 18052004 |
Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand
DE RAAD VAN DE GEMEENTE GILZE EN RIJEN;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 18 mei 2004;
gelet op de artikelen 8, 8a en 47 van de Wet werk en bijstand en de betreffende bepalingen in de Gemeentewet;
overwegende dat de raad op grond van het bepaalde in artikel 8 eerste lid sub a van de Wet werk en bijstand verplicht is bij verordening regels te stellen aangaande de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het aanbieden van voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling;
Alle (overige) begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht
Artikel 2 Opdracht aan het college
De doelgroep van deze verordening zijn de personen wonende in de gemeente, jonger dan 65 jaar en geregistreerd als werkzoekende bij het CWI en, a. die een uitkering ontvangen op grond van de IOAW of de IOAZ of algemene bijstand of; b. die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden of; c. die omschreven staan bij het eerste artikel van deze verordening bij het begrip ‘jongere'.
Het college draagt zorg voor het aanbieden van voorzieningen aan personen behorende tot de doelgroep in het kader van ondersteuning bij arbeidsinschakeling gericht op de kortste weg naar duurzame arbeid. Het college stelt vast welke voorziening voor personen uit de doelgroep het meest geschikt is om het beoogde doel te behalen.
Ter uitvoering van de in het eerste lid genoemde zorgplicht, stelt het college beleidsregels vast waarin op basis van het beschikbare budget wordt aangegeven op welke wijze wordt voorzien in de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en welke voorzieningen in welke mate in het kader van arbeidsinschakeling zullen worden ingezet voor de doelgroepen van de WWB.
Artikel 5 Rechten en plichten deelnemer
alle inlichtingen te verstrekken aan het college over de passendheid en de voortgang van de voorziening en wijzigingen in zijn persoonlijke situatie die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de aanspraak op ondersteuning en de noodzaak van voortzetting van een voorziening, daaronder in ieder geval begrepen wijzigingen in woonplaats, wijzigingen met betrekking tot gezondheidssituatie of arbeidshandicaps en wijzigingen met betrekking tot nevenwerkzaamheden of neveninkomsten;
Artikel 6 Criteria ontheffing arbeidsplicht
Het college kan met inachtneming van artikel 9 tweede lid van de WWB, onderscheidenlijk artikel 37a van de IOAW en de IOAZ bepalen dat aan belanghebbende tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, ontheffing wordt verleend van de in artikel 5 eerste lid en artikel 5 derde lid van deze verordening genoemde verplichtingen, onder meer:
Het college kan een persoon behorende tot de doelgroep (laten) begeleiden bij het zoeken naar en verwerven van arbeid, alsmede bij het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling. In beleidsvoorstellen geeft het college verdere uitwerking aan de aard van de voorzieningen. Bij deze uitwerking worden in elk geval de doelgroep, de duur van de voorziening, het doel van de voorziening en de verplichtingen van de deelnemer betrokken.
Het doel van de inzet van deze voorzieningen is het vergroten van de vitaliteit en de zelfredzaamheid van de tot de doelgroep behorende personen. Onder andere door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van een werkritme, maatschappelijke participatie en het bevorderen van sociale zelfredzaamheid wordt arbeidsinschakeling bevorderd. Scholing kan onderdeel uitmaken van de voorzieningen zoals bedoeld in het tweede lid. Daarnaast kan het college ook scholing als zelfstandige voorziening aanbieden.
Het college draagt zorg voor de subsidiëring van de dienstbetrekkingen als bedoeld in artikel 6 van het Besluit In- en Doorstroombanen, zoals dit besluit luidde op 31-12-2003, en voor de subsidiëring van de arbeidsovereenkomsten zoals bedoeld in artikel 5 eerste lid van de Wiw, zoals dit luidde op 31-12-2003 en stimuleert de uitstroom. De hoogte van de subsidie wordt door het college vastgesteld.
De dienstbetrekkingen en arbeidsovereenkomsten genoemd in eerste en tweede lid zijn, vanaf het moment van inwerkingtreding van de WWB, voorzieningen in de zin van de WWB. Het college stelt nadere voorwaarden aan de subsidieverstrekking.
De uitkeringsgerechtigde die arbeid in deeltijd aanvaardt, waarmee een inkomen wordt verworven dat minder bedraagt dan de voor de uitkeringsgerechtigde van toepassing zijnde norm, komt in aanmerking voor vrijlating van inkomsten uit arbeid zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o van de WWB.
Artikel 10 Overige vergoedingen
Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die verband houden met arbeidsinschakeling.
Als een persoon die geen algemene bijstand ontvangt deelneemt aan of heeft deelgenomen aan een voorziening, zijn verplichtingen als bedoeld in artikel 5 van deze verordening niet nakomt of niet is nagekomen, kan het college de door hem in het kader van die voorziening ten behoeve van deze persoon gemaakte kosten terugvorderen.
Toelichting Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand (WWB)
Zoals reeds is aangegeven is met de komst van de WWB de landelijke wet- en regelgeving over reïntegratie zoals vastgesteld in de Wet Inschakeling Werkzoekenden en het Besluit In- en Doorstroombanen verdwenen. Voor de uitvoering van het reïntegratiebeleid krijgt de gemeente een ongedifferentieerd budget (werkdeel).
Deze verordening regelt de ondersteuning die de gemeente biedt bij de arbeidsinschakeling van werkzoekenden die behoren tot de doelgroep. De opdracht om die ondersteuning te bieden, is geregeld in artikel 7 WWB. Het voorschrift om een verordening vast te stellen waarin deze ondersteuning nader vorm wordt gegeven, volgt uit artikel 8 WWB.
De verordening is een vertaling van de tot nu toe geformuleerde en door het college geaccordeerde beleidsvoorstellen. Lopende het jaar worden nieuwe voorstellen over de invulling van het beleid voorgelegd aan het college. Op die manier kan worden ingesprongen op wijzigingen in klantbehoefte en wetgeving en biedt dat de gemeente de mogelijkheid concrete instrumenten te ontwikkelen.
Artikel 2 Opdracht aan het college
De WWB geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning op de manier zoals de belanghebbende dat het liefst zou zien. Het is aan het college om te zorgen voor een voldoende aanbod van reïntegratie-instrumenten, maar het college heeft daarbij te maken met beperkte middelen, terwijl de vraag naar ondersteuning afhankelijk is van een veelheid aan sociaal-economische factoren.
Het is een taak van het college om aan personen die tot de doelgroep behoren ondersteuning te bieden. Deze ondersteuning in het kader van arbeidsinschakeling is gericht op de kortste weg naar duurzame arbeid. Dit betekent dat personen geen afdwingbaar recht hebben op ondersteuning zoals de belanghebbende dat het liefst zou zien.
Tevens zal het college beleidsregels vaststellen. Middels deze beleidsregels kan een verdeling gemaakt worden van de middelen over de verschillende voorzieningen. Het uitgeput zijn van begrotingsposten kan echter nooit een reden zijn om aanvragen voor voorzieningen te weigeren. De WWB stelt dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. Er dient dan nagegaan te worden welke andere, goedkopere alternatieven er beschikbaar zijn. Dit houdt dus is dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan er per voorziening een plafond ingebouwd worden. Dit alles om de financiële risico’s te beheersen,
Artikel 5 Rechten en plichten deelnemer
Artikel 5 Rechten en plichten deelnemer
Deelname aan reïntegratie is niet vrijblijvend. Bijstandsgerechtigden zijn reeds door het ontvangen van een uitkering aan bepaalde verplichtingen gehouden. Voor diegenen zonder uitkering, moeten voorwaarden aan het reïntegratietraject gekoppeld worden. Deze gelden vanzelfsprekend ook voor de bijstandsgerechtigden. Het niet nakomen van de verplichtingen geeft de mogelijkheid om een traject af te breken of gevraagde ondersteuning te weigeren, bijvoorbeeld als iemand niet mee wil werken aan een onderzoek. Ook is denkbaar dat gemaakte kosten op de belanghebbende worden verhaald . Het college is immers verantwoordelijk is voor de effectieve en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de belanghebbende belangrijk. Bovendien wordt, voordat tot het traject wordt besloten, de inhoud van het traject besproken met de belanghebbende, waarna het voor zover van toepassing een trajectplan door beide partijen ondertekend wordt.
Artikel 6 Criteria ontheffing sollicitatieplicht
Categoriale ontheffingen zijn vanaf 1 januari 2004 niet langer mogelijk. Dat betekent dat alleenstaande ouders met kinderen onder de vijf jaar en personen ouder dan 57,5 jaar ook bekeken moeten worden op hun mogelijkheden om op korte termijn zelf te kunnen voorzien in hun kosten van levensonderhoud.
Ondersteuning hoeft niet altijd te bestaan uit een door derden uitgevoerde diagnose, gevolgd door een vastgesteld traject met één of meerdere reïntegratie-instrumenten. Als dat kan, kan worden volstaan met advies of doorverwijzing naar andere instanties.
Reïntegratie-instrumenten worden alleen ingezet, als zonder die inzet het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid niet mogelijk is. Bovendien worden de instrumenten alleen ingezet als, aan de hand van onderzoek, is gebleken dat door de inzet van die instrumenten het vinden van algemeen geaccepteerde arbeid binnen afzienbare tijd mogelijk wordt. Reïntegratie moet bovendien de kortste weg naar arbeid zijn. Daarmee wordt niet alleen de tijd tussen de inzet van het instrument en de werkaanvaarding bedoeld, maar ook de inspanningen die het kost om dat doel te bereiken. Alleen als arbeidsinschakeling binnen afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort, kan zelfstandige maatschappelijke participatie een doel van de inzet van reïntegratie-instrumenten zijn. Ook in dat geval geldt dat het instrument beschikbaar moet zijn en dat het adequaat en toereikend moet zijn voor het beoogde doel.
De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de inhoud van het traject ligt bij het college, dat immers ook verantwoordelijk is voor de effectieve en doelgerichte inzet van schaarse middelen. Binnen de grenzen van die verantwoordelijkheid wordt rekening gehouden met de wensen van de belanghebbende. Voor het slagen van het traject is de motivatie van de belanghebbende belangrijk.
Voor alle tot de doelgroep behorende personen staan alle voorzieningen ter beschikking. Daarnaast hebben klantmanagers de mogelijkheid om individueel voor hun werkzoekende een op maat gesneden product in te kopen. Beargumenteerd en vaak op advies van een diagnose-organisatie wordt deze inkoop gedaan.
Bij het opstellen van de reïntegratieverordening en de verdere uitwerking van het subsidiebeleid wordt rekening gehouden met Europese regelgeving en de toekomstige ontwikkelingen daarin.
De reïntegratieverordening is opgesteld met inachtneming van de bepalingen van de EG vrijstellingsverordeningen, in het bijzonder de Verordening werkgelegenheidssteun (nr.2204/2002).
Tevens wordt rekening gehouden met de EG verordening de minimus-steun. (nr 69/2001).
Omdat de WIW en het Besluit In- en Doorstroombanen per 1 januari 2004 zijn vervallen, is het noodzakelijk de afspraken met de WIW- / ID-werknemers, inleners en werkgevers te herzien.
De WWB maakt het mogelijk de inkomsten van uitkeringsgerechtigden die werken in deeltijd voor een deel vrij te laten. De vrijlating bedraagt maximaal 25% van de inkomsten per maand, met een maximum zoals bedoeld in artikel 31 tweede lid onder o WWB.
De uitkeringsgerechtigde kan van de vrijlating gebruik maken indien deze voor het eerst, in deeltijd, gaat werken of indien het aantal uren wordt uitgebreid ten opzichte van het aantal dat belanghebbende reeds bij aanvang van de uitkering werkte. De vrijlating wordt dan berekend over het volledige inkomen. De consulent zal, samen met belanghebbende, het moment bepalen waarop van de inkomstenvrijlating gebruik wordt gemaakt.
In de Afstemmingsverordening is bepaald dat het college reïntegratiemiddelen kan terugvorderen van personen die niet voldoen aan hun verplichtingen zoals die zijn overeengekomen in het trajectplan.
Artikel 13 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule
Om onvoorziene situaties te regelen, of om onbedoelde situaties van klaarblijkelijke hardheid op te lossen, is gekozen voor een hardheidsclausule. Onwenselijke situaties kunnen op deze manier via maatwerk worden opgelost. Uiteraard geeft deze mogelijkheid tevens de verplichting om per geval na te gaan of er zich een situatie voordoet waarbij de hardheidsclausule zou moeten worden toegepast. De hardheidsclausule zal uitsluitend in bijzondere situaties kunnen worden toegepast.