Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gilze en Rijen

Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Gilze en Rijen 2004

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGilze en Rijen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingGedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Gilze en Rijen 2004
CiteertitelGedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Gilze en Rijen 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 15, lid 3
  2. Gemeentewet, art. 41c, lid 2
  3. Gemeentewet, art. 69, lid 2

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

1.Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

19-04-2004nieuwe regeling

19-04-2004

onbekend

Presidium, 05042004

Tekst van de regeling

Intitulé

Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Gilze en Rijen 2004

 

 

Dienstbaarheid

Het handelen van een bestuurder is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uit maken.

Functionaliteit

Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Onafhankelijkheid

Het handelen van een bestuurder wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden.

Openheid

Het handelen van een bestuurder is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij.

Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven.

Zorgvuldigheid

Het handelen van een bestuurder is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen.

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken.

II Gedragscode voor bestuurders

Artikel 1 Algemene bepalingen

1.1.Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders.

Onder het presidium wordt verstaan: het raadspresidium, bestaande uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters.

  • 1.2.

    Deze gedragscode geldt voor de burgemeester, de wethouders en de raadsleden, alsmede voor de (plaatsvervangende) commissieleden die geen raadslid zijn, allen hierna te noemen 'bestuurder'.

  • 1.3.

    In gevallen waarin de code niet voorziet of waarbij de toepassing niet eenduidig is, vindt bespreking plaats in het college respectievelijk in het presidium.

  • 1.4.

    Bij twijfel, vragen, gesignaleerde gedragslijnen en ontwikkelingen is de burgemeester het eerste aanspreekpunt.

  • 1.5.

    Deze gedragscode is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 1.6.

    Elke bestuurder ontvangt een exemplaar van de gedragscode.

Artikel 2 Belangenverstrengeling en aanbesteding

  • 2.

    1 Een bestuurder doet opgave van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen.

  • 2.

    2 Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de bestuurder (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

  • 2.

    3 Een oud-bestuurder wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

  • 2.

    4 Een bestuurder die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de beraadslaging/besluitvorming over de betreffende opdracht.

  • 2.

    5 Een bestuurder neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kunnen beïnvloeden.

  • 2.

    6 Een bestuurder zal bij aangelegenheden, die hem direct of indirect persoonlijk aangaan, of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken, niet aan de beraadslagingen voorafgaande aan de besluitvorming deelnemen.

Artikel 3 Nevenfuncties

  • 3.

    1 De burgemeester en de wethouders geven bij de wettelijk voorgeschreven melding van al hun nevenfuncties aan of deze wel of niet bezoldigd zijn en welk tijdsbeslag elke functie met zich brengt. Bij qualitate qua-functies wordt ook de hoogte van de bezoldiging aangegeven.

    Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

  • 3.

    2 Raadsleden geven bij de wettelijk voorgeschreven melding van al hun nevenfuncties aan of deze wel of niet bezoldigd zijn. Deze gegevens worden openbaar gemaakt.

  • 3.

    3 De kosten die een bestuurder maakt in verband met een andere functie uit hoofde van het ambt (qualitate qua-functie), worden vergoed door de instantie waar de andere functie wordt uitgeoefend.

Artikel 4 Informatie

  • 4.

    1 Een bestuurder gaat zorgvuldig en correct om met informatie waarover hij uit hoofde van zijn ambt beschikt. Hij verstrekt geen geheime informatie.

  • 4.

    2 Een bestuurder houdt geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 4.

    3 Een bestuurder maakt niet ten eigen bate of ten bate van zijn persoonlijke betrekkingen gebruik van in de uitoefening van het ambt verkregen informatie.

Artikel 5 Aannemen van geschenken

  • 5.

    1 Geschenken en giften die een bestuurder uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld in het presidium respectievelijk in het college en geregistreerd en zijn eigendom van de gemeente. Er wordt een gemeentelijke bestemming voor gezocht.

  • 5.

    2 Indien een bestuurder geschenken of giften ontvangt die een waarde van minder dan € 50,00 vertegenwoordigen, kunnen deze in afwijking van het bovenstaande worden behouden en behoeven ze niet te worden gemeld en geregistreerd.

  • 5.

    3 Geschenken en giften worden niet op het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, wordt dit gemeld in het presidium respectievelijk in het college, waar een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

Artikel 6 Bestuurlijke uitgaven

  • 6.

    1 Uitgaven worden uitsluitend vergoed als de hoogte en de functionaliteit ervan kunnen worden aangetoond.

  • 6.

    2 Ter bepaling van de functionaliteit van bestuurlijke uitgaven worden de volgende criteria gehanteerd:

    • -

      met de uitgave is het belang van de gemeente gediend

      en

    • -

      de uitgave vloeit voort uit de functie.

Artikel 7 Declaraties

  • 7.

    1 De bestuurder declareert geen kosten die reeds op andere wijze worden vergoed.

  • 7.

    2 Declaraties worden afgewikkeld volgens een daartoe vastgestelde administratieve procedure.

  • 7.

    3 Een declaratie wordt ingediend door middel van een daartoe vastgesteld formulier. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 7.

    4 Gemaakte kosten worden binnen een maand gedeclareerd. Eventuele voorschotten worden voorzover mogelijk binnen een maand afgerekend.

  • 7.

    5 De gemeentesecretaris respectievelijk de griffier is verantwoordelijk voor een deugdelijke administratieve afhandeling en registratie van declaraties. Declaraties van bestuurders worden administratief afgehandeld door een daartoe aangewezen ambtenaar.

  • 7.

    6 In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het presidium respectievelijk aan het college voorgelegd. In geval van twijfel omtrent een declaratie van de burgemeester, wordt deze voorgelegd aan het college.

Artikel 8 Creditcards

  • 8.

    1 De burgemeester en de wethouders komen in aanmerking voor een creditkaart. Bij het gebruik worden de volgende regels inachtgenomen.

  • 8.

    2 Het gebruik van creditcards voor binnenlands gebruik wordt zo veel mogelijk beperkt.

  • 8.

    3 De gemeentesecretaris draagt zorg voor het verstrekken en intrekken van creditcards. Er wordt vastgelegd voor welk soort kosten de creditcard kan worden gebruikt.

  • 8.

    4 Bij de afhandeling van betalingen verricht met een creditcard wordt een daartoe vastgesteld formulier ingediend. Bij het formulier wordt een betalingsbewijs gevoegd en op het formulier wordt de functionaliteit van de uitgave vermeld.

  • 8.

    5 Het gebruik van de creditcard kan uitsluitend betrekking hebben op uitgaven die volgens geldende regelingen voor vergoeding in aanmerking komen.

  • 8.

    6 In geval van twijfel over een correct gebruik van de creditcard wordt dit aan de burgemeester gemeld en zo nodig ter besluitvorming aan het college voorgelegd.

  • 8.

    7 Indien met de creditcard kosten zijn betaald die na controle blijken voor rekening van de bestuurder te moeten komen, wordt aan de bestuurder een factuur gezonden ter hoogte van het bedrag dat voor zijn rekening dient te blijven.

Artikel 9 Gebruik van gemeentelijke voorzieningen

  • 9.

    1 Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan indien dit gebruik extra kosten voor de gemeente met zich brengt.

  • 9.

    2 Gebruik van gemeentelijke eigendommen of voorzieningen is voorts slechts toegestaan nadat daarvoor toestemming is verkregen.

Artikel 10 Reizen buitenland

  • 10.

    1 Een bestuurder die het voornemen heeft een buitenlandse reis te maken, heeft toestemming nodig van het college respectievelijk van het presidium. De gemeenteraad wordt van het besluit op de hoogte gesteld.

  • 10.

    2 Een bestuurder die het voornemen van een reis meldt, verschaft informatie over het doel van de reis, de bijbehorende beleidsoverwegingen, de samenstelling van het gezelschap en de geraamde kosten.

  • 10.

    3 Uitnodigingen voor reizen, werkbezoeken en dergelijke op kosten van derden worden altijd besproken in het college respectievelijk in het presidium en onder meer getoetst op het risico van belangenverstrengeling. Het gemeentelijk belang van de reis is doorslaggevend voor de besluitvorming.

  • 10.

    4 Van de reis wordt een verslag opgesteld. Buitenlandse reizen worden vermeld in het jaarverslag.

  • 10.

    5Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college respectievelijk van het presidium betrokken.

  • 10.

    6Het anderszins meereizen van derden op kosten van de gemeente is niet toegestaan. Het meereizen van derden op eigen kosten is toegestaan en wordt in dat geval bij de besluitvorming van het college respectievelijk van het presidium betrokken.

    • 10.7

      Het verlengen van een buitenlandse dienstreis voor privé-doeleinden is toegestaan, mits dit is betrokken bij de besluitvorming van het college respectievelijk van het presidium. De extra reis- en verblijfkosten komen volledig voor rekening van de bestuurder.

    • 10.8

      De in verband met de buitenlandse dienstreis gedane functionele uitgaven worden vergoed conform de geldende regelingen. Uitgaven worden vergoed voorzover zij redelijk en verantwoord worden geacht.

      Artikel 11 Slotbepaling

Deze gedragscode treedt in werking met ingang van de dag waarop deze is vastgesteld en kan worden aangehaald als de 'Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Gilze en Rijen 2004'.

Aldus vastgesteld in de openbare

vergadering van 19 april 2004.

DE RAAD VOORNOEMD,

de griffier, de voorzitter,

mr. J.W. Timmermans drs. R.H. Roep

Artikelsgewijze toelichting

op de Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Gilze en Rijen 2004

Artikel 1

De code is van toepassing op zowel raadsleden, wethouders als de burgemeester. Daarmee wordt in één code aan drie artikelen van de Gemeentewet voldaan (de modelcode is m.n. van toepassing op collegeleden). Daarnaast is er aanvullend op de modelcode voor gekozen om de code eveneens van toepassing te verklaren op (plaatsvervangende) raadscommissieleden (niet-raadsleden).

Omdat de code ook voor raads- en commissieleden geldt wordt naast het college op een aantal plaatsen ook het presidium genoemd.

Eveneens aanvullend op de modelcode is de bepaling inzake de burgemeester als eerste aanspreekpunt. Vanwege zijn onafhankelijke positie is hij daarvoor de meest aangewezen persoon. Indien de burgemeester ten aanzien van zichzelf met vragen rond integriteit zit, dan kan hij dit uiteraard met de raad of met het college bespreken. Een andere mogelijkheid is het houden van ruggespraak met de Commissaris van de Koningin of met collega-burgemeesters.

Artikel 2

Bij belangenverstrengeling is ook het voorkomen van de schijn van belang.

In lid 4 is de formulering 'familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen' (conform de modelcode) en de formulering 'beraadslaging/besluitvorming' (bijna conform de modelcode) gehanteerd als aanvulling op artikel 28 van de Gemeentewet en op het afleggen van de eed of gelofte.

Artikel 28 zegt dat er niet gestemd mag worden over aangelegenheden die een bestuurder rechtstreeks of middellijk (lees: alle terzake doende intensieve relaties) aangaan of waarbij hij als vertegenwoordiger betrokken is.

De ambtseed of -belofte (artikel 14, 41a en 65 Gemeentewet) betreft het rechtstreeks noch middellijk aannemen van enig geschenk of het doen van een belofte.

De gedragscode is dus iets uitgebreider dan de wettelijke bepalingen. Enerzijds worden de familie- en vriendschapsbetrekkingen bij naam genoemd en anderzijds is de formulering onthouden van deelname aan de beraadslaging/besluitvorming ruimer gesteld dan niet stemmen.

Aan 'besluitvorming' in lid 4 van de modelcode is 'beraadslaging' toegevoegd, om te voorkomen dat besluitvorming toch nog te eng (i.c. alleen als meestemmen) wordt geïnterpreteerd.

Lid 6 is toegevoegd als aanvulling op het stemverbod ingevolge artikel 28 van de Gemeentewet.

Artikel 3

Dit artikel wijkt af van de modelcode. Lid 1 van de modelcode bepaalt dat bestuurders (met wie in de modelcode wordt gedoeld op collegeleden) geen nevenfuncties vervullen waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente. Dat is echter reeds vastgelegd in de artikelen 41b lid 1 en 67 lid 1 van de Gemeentewet. De redactie van lid 1 van onze gedragscode is gebaseerd op de aanbevelingen in de 'Handreiking integriteit van bestuurders bij gemeenten en provincies' (aangeven van al dan niet bezoldiging van nevenfuncties, aangeven van tijdsbeslag en aangeven van de hoogte van eventuele bezoldiging van qualitate qua-functies).

Lid 4 van de modelcode is niet overgenomen, omdat de artikelen 41b lid 2 en 67 lid 2 van de Gemeentewet reeds voorzien in een melding aan de raad van een voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie.

Dit artikel geeft niet aan welke nevenfuncties wel en welke niet toelaatbaar zijn; dat dient beantwoord te worden aan de hand van wettelijke criteria. In eerste instantie zal betrokkene zelf de afweging moeten maken of voldaan wordt aan de criteria. Door openbaarmaking van de gegevens, zoals voorgeschreven in dit artikel, kunnen ook anderen zich daaromtrent een oordeel vormen.

De verantwoordelijkheid voor het opgeven van tussentijdse wijzigingen (bij het aanvaarden van het ambt is de eerste melding gedaan) ligt uiteraard geheel bij de bestuurder zelf. De griffier of de gemeentesecretaris kan hierbij een coördinerende/attenderende rol vervullen.

In artikel 2 lid 1 van deze gedragscode is opgenomen dat een bestuurder ook opgave doet van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties. Deze opgave kan gecombineerd worden met de opgave van de nevenfuncties.

Artikel 4

Dit artikel spreekt voor zich en is conform de modelcode.

Artikel 5

Het (niet) aannemen van geschenken en giften om iets te doen of te laten is geregeld in de ambtseed of ambtsbelofte. De gedragcode geeft aan dat geschenken en giften die buiten deze formulering vallen moeten worden gemeld en geregistreerd.

Het bedrag van € 50,00 is een gangbaar bedrag (conform de modelcode).

Artikelen 6 t/m 8

Deze artikelen spreken voor zich en zijn in overeenstemming met de modelcode.

Artikel 9

Dit artikel wijkt af van de modelcode. Aan lid 1 van de modelcode is toegevoegd 'indien dit gebruik extra kosten voor de gemeente met zich brengt'. Tegen gebruik dat geen extra kosten voor de gemeente met zich brengt, behoeft immers geen bezwaar te bestaan. Lid 2 van onze gedragscode bepaalt dat voor dat gebruik wel vooraf toestemming dient te zijn verleend. Uiteraard dient toestemming verleend te zijn door een persoon die van de burgemeester of het college de bevoegdheid heeft verkregen om die toestemming te verlenen.

Lid 2 van de modelcode, waarin is vastgelegd dat op basis van een overeenkomst een computer e.d. voor zakelijk gebruik in bruikleen gegeven kan worden, is niet overgenomen, omdat dit reeds geregeld is in een landelijke rechtspositieregeling en in een gemeentelijke verordening.

Lid 3 van de modelcode, inzake het gebruik van een dienstauto met chauffeur, is niet overgenomen, omdat dat in onze gemeente niet van toepassing is.

Artikel 10

Dit artikel spreekt voor zich en is conform de modelcode.

Artikel 11

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Relevante artikelen uit de Gemeentewet

Artikel 12

1. De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.

2. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.

Artikel 13

1. Een lid van de raad is niet tevens:

  • a.

    minister;

  • b.

    staatssecretaris;

  • c.

    lid van de Raad van State;

  • d.

    lid van de Algemene Rekenkamer;

  • e.

    Nationale ombudsman;

  • f.

    substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

  • g.

    commissaris van de Koning;

  • h.

    gedeputeerde;

  • i.

    secretaris van de provincie;

  • j.

    griffier van de provincie;

  • k.

    burgemeester;

  • l.

    wethouder;

  • m.

    lid van de rekenkamer;

  • n.

    lid van een deelraad;

  • o.

    lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

  • p.

    ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt.

2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:

  • a.

    aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

  • b.

    aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

3. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een lid van de raad tevens zijn:

  • a.

    ambtenaar van de burgerlijke stand;

  • b.

    vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

  • c.

    ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 14

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: "Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de raad naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!" (Dat verklaar en beloof ik!")

Artikel 15

1. Een lid van de raad mag niet:

  • a.

    als advocaat, procureur of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

  • b.

    als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur;

  • c.

    als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van:

  • 1e.

    overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d;

  • 2e.

    overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente;

  • d.

    rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:

  • 1e.

    het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente;

  • 2e.

    het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente;

  • 3e.

    het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente;

  • 4e.

    het verhuren van roerende zaken aan de gemeente;

  • 5e.

    het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente;

  • 6e.

    het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;

  • 7e.

    het onderhands huren of pachten van de gemeente.

2. Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.

3. De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.

Artikel 25

1. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.

2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.

3. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.

4. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.

Artikel 28

1. Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:

  • a.

    een aangelegenheid die hem rechtstreeks of middellijk persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken;

  • b.

    de vaststelling of goedkeuring der rekening van een lichaam waaraan hij rekenplichtig is of tot welks bestuur hij behoort.

2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.

3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.

4. Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.

Artikel 36b

1. Een wethouder is niet tevens:

  • a.

    minister;

  • b.

    staatssecretaris;

  • c.

    lid van de Raad van State;

  • d.

    lid van de Algemene Rekenkamer;

  • e.

    Nationale ombudsman;

  • f.

    substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

  • g.

    commissaris van de Koning;

  • h.

    gedeputeerde;

  • i.

    secretaris van de provincie;

  • j.

    griffier van de provincie;

  • k.

    lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij wethouder is, is gelegen;

  • l.

    lid van de raad van een gemeente;

  • m.

    burgemeester;

  • n.

    lid van de rekenkamer;

  • o.

    lid van een deelraad;

  • p.

    lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

  • q.

    ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

  • r.

    ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;

  • s.

    functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.

2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een wethouder tevens lid zijn van de raad van de gemeente waar hij wethouder is gedurende het tijdvak dat:

  • a.

    aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of

  • b.

    aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.

3. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een wethouder tevens zijn:

  • a.

    ambtenaar van de burgerlijke stand;

  • b.

    vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht;

  • c.

    ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs.

Artikel 41a

Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de wethouders, in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: ”Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot wethouder benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets uit dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als wethouder naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!” (Dat verklaar en beloof ik!”)

Artikel 41b

1. Een wethouder vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn wethouderschap.

2. Een wethouder meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan de raad.

3. Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing op de wethouders.

Artikel 41c

1. Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de wethouders.

2. De raad stelt voor de wethouders een gedragscode vast.

Artikel 65

Alvorens zijn ambt te aanvaarden, legt de burgemeester in handen van de commissaris van de Koning de volgende eed (verklaring en belofte) af: "Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot burgemeester benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als burgemeester naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!" (Dat verklaar en beloof ik!")

Artikel 67

1. De burgemeester vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op de goede vervulling van zijn burgemeestersambt of op de handhaving van zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.

2. De burgemeester meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie, anders dan uit hoofde van zijn burgemeestersambt, aan de raad.

3. De burgemeester maakt openbaar welke nevenfuncties hij, anders dan uit hoofde van zijn burgemeestersambt, vervult.

Artikel 68

1. De burgemeester is niet tevens:

  • a.

    minister;

  • b.

    staatssecretaris;

  • c.

    lid van de Raad van State;

  • d.

    lid van de Algemene Rekenkamer;

  • e.

    Nationale ombudsman;

  • f.

    substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman;

  • g.

    commissaris van de Koning;

  • h.

    gedeputeerde;

  • i.

    secretaris van de provincie;

  • j.

    griffier van de provincie;

  • k.

    lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij burgemeester is, is gelegen;

  • l.

    lid van een raad;

  • m.

    wethouder;

  • n.

    lid van de rekenkamer;

  • o.

    lid van een deelraad;

  • p.

    lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente;

  • q.

    ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt;

  • r.

    ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente;

  • s.

    functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient.

2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een burgemeester tevens ambtenaar van de burgerlijke stand zijn.

Artikel 69

1. Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de burgemeester met dien verstande dat de ontheffing, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, wordt verleend door de commissaris van de Koning.

2. De raad stelt voor de burgemeester een gedragscode vast.