Organisatie | Gilze en Rijen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Gilze en Rijen 2004 |
Citeertitel | Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Gilze en Rijen 2004 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
1.Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
19-04-2004 | nieuwe regeling | 19-04-2004 onbekend | Presidium, 05042004 |
II Gedragscode voor bestuurders
1.1.Onder het college wordt verstaan: het college van burgemeester en wethouders.
Onder het presidium wordt verstaan: het raadspresidium, bestaande uit de voorzitter van de raad en de fractievoorzitters.
6 In geval van twijfel omtrent een declaratie, wordt deze voorgelegd aan de burgemeester. Zonodig wordt de declaratie ter besluitvorming aan het presidium respectievelijk aan het college voorgelegd. In geval van twijfel omtrent een declaratie van de burgemeester, wordt deze voorgelegd aan het college.
5Het ten laste van de gemeente meereizen van de partner van een bestuurder is uitsluitend toegestaan wanneer dit gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en het belang van de gemeente daarmee gediend is. Het meereizen van de partner wordt bij de besluitvorming van het college respectievelijk van het presidium betrokken.
Deze gedragscode treedt in werking met ingang van de dag waarop deze is vastgesteld en kan worden aangehaald als de 'Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Gilze en Rijen 2004'.
Aldus vastgesteld in de openbare
op de Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Gilze en Rijen 2004
De code is van toepassing op zowel raadsleden, wethouders als de burgemeester. Daarmee wordt in één code aan drie artikelen van de Gemeentewet voldaan (de modelcode is m.n. van toepassing op collegeleden). Daarnaast is er aanvullend op de modelcode voor gekozen om de code eveneens van toepassing te verklaren op (plaatsvervangende) raadscommissieleden (niet-raadsleden).
Omdat de code ook voor raads- en commissieleden geldt wordt naast het college op een aantal plaatsen ook het presidium genoemd.
Eveneens aanvullend op de modelcode is de bepaling inzake de burgemeester als eerste aanspreekpunt. Vanwege zijn onafhankelijke positie is hij daarvoor de meest aangewezen persoon. Indien de burgemeester ten aanzien van zichzelf met vragen rond integriteit zit, dan kan hij dit uiteraard met de raad of met het college bespreken. Een andere mogelijkheid is het houden van ruggespraak met de Commissaris van de Koningin of met collega-burgemeesters.
Bij belangenverstrengeling is ook het voorkomen van de schijn van belang.
In lid 4 is de formulering 'familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen' (conform de modelcode) en de formulering 'beraadslaging/besluitvorming' (bijna conform de modelcode) gehanteerd als aanvulling op artikel 28 van de Gemeentewet en op het afleggen van de eed of gelofte.
Artikel 28 zegt dat er niet gestemd mag worden over aangelegenheden die een bestuurder rechtstreeks of middellijk (lees: alle terzake doende intensieve relaties) aangaan of waarbij hij als vertegenwoordiger betrokken is.
De ambtseed of -belofte (artikel 14, 41a en 65 Gemeentewet) betreft het rechtstreeks noch middellijk aannemen van enig geschenk of het doen van een belofte.
De gedragscode is dus iets uitgebreider dan de wettelijke bepalingen. Enerzijds worden de familie- en vriendschapsbetrekkingen bij naam genoemd en anderzijds is de formulering onthouden van deelname aan de beraadslaging/besluitvorming ruimer gesteld dan niet stemmen.
Aan 'besluitvorming' in lid 4 van de modelcode is 'beraadslaging' toegevoegd, om te voorkomen dat besluitvorming toch nog te eng (i.c. alleen als meestemmen) wordt geïnterpreteerd.
Lid 6 is toegevoegd als aanvulling op het stemverbod ingevolge artikel 28 van de Gemeentewet.
Dit artikel wijkt af van de modelcode. Lid 1 van de modelcode bepaalt dat bestuurders (met wie in de modelcode wordt gedoeld op collegeleden) geen nevenfuncties vervullen waarbij strijdigheid is of kan zijn met het belang van de gemeente. Dat is echter reeds vastgelegd in de artikelen 41b lid 1 en 67 lid 1 van de Gemeentewet. De redactie van lid 1 van onze gedragscode is gebaseerd op de aanbevelingen in de 'Handreiking integriteit van bestuurders bij gemeenten en provincies' (aangeven van al dan niet bezoldiging van nevenfuncties, aangeven van tijdsbeslag en aangeven van de hoogte van eventuele bezoldiging van qualitate qua-functies).
Lid 4 van de modelcode is niet overgenomen, omdat de artikelen 41b lid 2 en 67 lid 2 van de Gemeentewet reeds voorzien in een melding aan de raad van een voornemen tot het aanvaarden van een nevenfunctie.
Dit artikel geeft niet aan welke nevenfuncties wel en welke niet toelaatbaar zijn; dat dient beantwoord te worden aan de hand van wettelijke criteria. In eerste instantie zal betrokkene zelf de afweging moeten maken of voldaan wordt aan de criteria. Door openbaarmaking van de gegevens, zoals voorgeschreven in dit artikel, kunnen ook anderen zich daaromtrent een oordeel vormen.
De verantwoordelijkheid voor het opgeven van tussentijdse wijzigingen (bij het aanvaarden van het ambt is de eerste melding gedaan) ligt uiteraard geheel bij de bestuurder zelf. De griffier of de gemeentesecretaris kan hierbij een coördinerende/attenderende rol vervullen.
In artikel 2 lid 1 van deze gedragscode is opgenomen dat een bestuurder ook opgave doet van zijn financiële belangen in ondernemingen en organisaties. Deze opgave kan gecombineerd worden met de opgave van de nevenfuncties.
Dit artikel spreekt voor zich en is conform de modelcode.
Het (niet) aannemen van geschenken en giften om iets te doen of te laten is geregeld in de ambtseed of ambtsbelofte. De gedragcode geeft aan dat geschenken en giften die buiten deze formulering vallen moeten worden gemeld en geregistreerd.
Het bedrag van € 50,00 is een gangbaar bedrag (conform de modelcode).
Deze artikelen spreken voor zich en zijn in overeenstemming met de modelcode.
Dit artikel wijkt af van de modelcode. Aan lid 1 van de modelcode is toegevoegd 'indien dit gebruik extra kosten voor de gemeente met zich brengt'. Tegen gebruik dat geen extra kosten voor de gemeente met zich brengt, behoeft immers geen bezwaar te bestaan. Lid 2 van onze gedragscode bepaalt dat voor dat gebruik wel vooraf toestemming dient te zijn verleend. Uiteraard dient toestemming verleend te zijn door een persoon die van de burgemeester of het college de bevoegdheid heeft verkregen om die toestemming te verlenen.
Lid 2 van de modelcode, waarin is vastgelegd dat op basis van een overeenkomst een computer e.d. voor zakelijk gebruik in bruikleen gegeven kan worden, is niet overgenomen, omdat dit reeds geregeld is in een landelijke rechtspositieregeling en in een gemeentelijke verordening.
Lid 3 van de modelcode, inzake het gebruik van een dienstauto met chauffeur, is niet overgenomen, omdat dat in onze gemeente niet van toepassing is.
Dit artikel spreekt voor zich en is conform de modelcode.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Relevante artikelen uit de Gemeentewet
1. De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen.
2. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis.
1. Een lid van de raad is niet tevens:
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat:
aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
3. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder p, kan een lid van de raad tevens zijn:
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: "Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de raad naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!" (Dat verklaar en beloof ik!")
1. Een lid van de raad mag niet:
2. Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.
3. De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast.
1. De raad kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur (Stb. 1991, 703), omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de raad worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de raad haar opheft.
2. Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door het college, de burgemeester en een commissie, ieder ten aanzien van de stukken die zij aan de raad of aan leden van de raad overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt.
3. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken vervalt, indien de oplegging niet door de raad in zijn eerstvolgende vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht, wordt bekrachtigd.
4. De krachtens het tweede lid opgelegde verplichting tot geheimhouding met betrekking tot aan leden van de raad overgelegde stukken wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel, indien het stuk waaromtrent geheimhouding is opgelegd aan de raad is voorgelegd, totdat de raad haar opheft. De raad kan deze beslissing alleen nemen in een vergadering die blijkens de presentielijst door meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden is bezocht.
1. Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:
2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.
3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
4. Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.
1. Een wethouder is niet tevens:
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een wethouder tevens lid zijn van de raad van de gemeente waar hij wethouder is gedurende het tijdvak dat:
aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing.
3. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een wethouder tevens zijn:
Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen leggen de wethouders, in de vergadering van de raad, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: ”Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot wethouder benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets uit dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als wethouder naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!” (Dat verklaar en beloof ik!”)
1. Een wethouder vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op een goede vervulling van zijn wethouderschap.
2. Een wethouder meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie aan de raad.
3. Artikel 12 is van overeenkomstige toepassing op de wethouders.
1. Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de wethouders.
2. De raad stelt voor de wethouders een gedragscode vast.
Alvorens zijn ambt te aanvaarden, legt de burgemeester in handen van de commissaris van de Koning de volgende eed (verklaring en belofte) af: "Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot burgemeester benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als burgemeester naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!" (Dat verklaar en beloof ik!")
1. De burgemeester vervult geen nevenfuncties waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op de goede vervulling van zijn burgemeestersambt of op de handhaving van zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid of van het vertrouwen daarin.
2. De burgemeester meldt zijn voornemen tot aanvaarding van een nevenfunctie, anders dan uit hoofde van zijn burgemeestersambt, aan de raad.
3. De burgemeester maakt openbaar welke nevenfuncties hij, anders dan uit hoofde van zijn burgemeestersambt, vervult.
1. De burgemeester is niet tevens:
2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een burgemeester tevens ambtenaar van de burgerlijke stand zijn.
1. Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de burgemeester met dien verstande dat de ontheffing, bedoeld in het tweede lid van dat artikel, wordt verleend door de commissaris van de Koning.