Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Borne

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBorne
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006
CiteertitelVerordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De terugwerkende kracht van deze versie is voor onderdelen van de regelingen op verschillende data bepaald (zie artikel 36).

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Rechtspositiebesluit Wethouders
  2. Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

03-12-201016-03-200620-02-2018Nieuwe regeling

11-12-2007

Bornse Courant, 02-12-2010

07int00871/1

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006

 

De raad der gemeente Borne;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van .

besluit:

Vast te stellen de navolgende verordening:

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006

Hoofdstuk I Begripsomschrijvingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    commissie: een commissie als bedoeld in hoofdstuk V van de Gemeentewet;

  • b.

    Rechtspositiebesluit wethouders: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 243;

  • c.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden: het Koninklijk Besluit van 22 maart 1994, Stb. 244;

  • d.

    Regeling rechtspositie wethouders: de ministeriële regeling van 20 februari 2001, Stcrt. 41 als bedoeldin artikel 23 van het Rechtspositiebesluit wethouders;

  • e.

    1989, nr. AB87/74/U6DGMP/AV/FAR, Stcrt. 212; Verplaatsingskostenregeling 1989: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 20 oktober

  • f.

    nr. AD94/U1011, Stcrt. 181; Reisregeling buitenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 12 september 1994,Reisregeling binnenland: het besluit van de Minister van Binnenlandse Zaken van 16 maart 1993, nr.AB93/U280, Stcrt. 56;

  • g.

    raadslid: lid van de gemeenteraad, niet zijnde wethouder;

  • h.

    griffier: de griffier, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet;

  • i.

    gemeentesecretaris: de secretaris, bedoeld in artikel 102 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk II Voorzieningen voor raadsleden

Artikel 2 Vergoeding voor de werkzaamheden

De vergoeding voor de werkzaamheden bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden, is gelijk aan het door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties voor gemeenteklasse 5 vastgestelde maximum.

Artikel 3 Onkostenvergoeding

  • 1.

    bedrag voor gemeenteklasse 5, vermeld in tabel II van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden.De vergoeding voor aan de uitoefening van het raadslidmaatschap verbonden kosten is gelijk aan het

  • 2.

    gemeenteklasse 5, vermeld in tabel III van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. aangemerkt, is in afwijking van het eerste lid de onkostenvergoeding gelijk aan het bedrag voor van de Wet op de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt Ten aanzien van een raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f,

Artikel 4 Berekening en betaling vaste vergoedingen

  • 1.

    Hij die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar raadslid is geweest ontvangt de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, naar evenredigheid van het aantal dagen dat hij in dat jaar raadslid is geweest.

  • 2.

    De betaling van de vergoedingen, bedoeld in de artikelen 2 en 3, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 5 Reiskosten

  • 1.

    buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur vergoed.Aan het raadslid worden de ten behoeve van de gemeente gemaakte kosten in verband met reizen

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte rechtspositie wethouders. noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling

Artikel 6 Verblijfkosten

De in redelijkheid noodzakelijk gemaakte verblijfskosten ter zake van reizen buiten het grondgebied van de gemeente worden aan het raadslid vergoed.

Artikel 7 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1.

    rekening van de gemeente. het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor De kosten van deelname van een raadslid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in

  • 2.

    raadslidmaatschap. rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De Het raadslid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of

Artikel 8 Computer en internetverbinding

(vervallen).

Artikel 9 Kinderopvang

(vervallen).

Artikel 10 Spaarloonregeling/levensloopregeling

  • 1.

    aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende spaarloonregeling. de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan op Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op

  • 2.

    deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964. de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op

  • 3.

    levensloopregeling. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien het raadslid gebruik maakt van de wettelijke

  • 4.

    van de gemeente. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding

Artikel 10a Fietsregeling

  • 1.

    deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001. de loonbelasting 1964 voor de toepassing van die wet als dienstbetrekking wordt aangemerkt kan Het raadslid van wie de arbeidsverhouding ingevolge artikel 4, aanhef en onderdeel f, van de Wet op

    Naar keuze van het raadslid wordt de raadsvergoeding dan wel vaste onkostenvergoeding verminderdmet de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de Uitvoeringsregeling.

  • 2.

    van de gemeente. Gelet op het bepaalde in artikel 99 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

De vergoeding voor de werkzaamheden, bedoeld in artikel 2, kan op verzoek van een raadslid wordenarbeidsongeschiktheid. verlaagd in het geval hij een uitkering ontvangt in verband met gehele of gedeeltelijke

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

  • 1.

    tot het bedrag van bedoelde korting. werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de toepassing van artikel 20 van die wet ontstane korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen In het geval een raadslid een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt en de na

  • 2.

    vergoeding ten laste van de gemeente verhoogd tot het bedrag van bedoelde korting. de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden die het raadslid ontvangt, wordt deze korting op deze uitkering ten gevolge van het uitoefenen van het raadslidmaatschap meer bedraagt dan onderzoekpersoneel ontvangt en de na toepassing van artikel 6, vierde lid, van dat besluit ontstane In het geval dat een raadslid een uitkering op grond van het Besluit Werkloosheid onderwijs- en

Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

  • 1.

    van de in artikel 2 bedoelde vergoeding voor de werkzaamheden over de tijd van de waarneming.voorzitterschap van de gemeenteraad waarneemt, ontvangt voor die waarneming een toeslag van 8% Een raadslid dat op grond van artikel 77 van de Gemeentewet meer dan 30 dagen onafgebroken het

  • 2.

    artikel 3. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de onkostenvergoeding, bedoeld in

Artikel 13a Ziektekostenvoorziening

  • 1.

    Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden bedraagt € 175,00 per jaar. De tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering als bedoeld in artikel 11 van het

  • 2.

    dat hij in dat jaar raadslid is geweest. ontvangt hij de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, naar evenredigheid van het aantal dagen In het geval een raadslid gedurende een gedeelte van het kalenderjaar lid van de raad is geweest

  • 3.

    De betaling van de tegemoetkoming, bedoeld in het eerste lid, geschiedt in maandelijkse termijnen.

Artikel 13b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

  • 1.

    is. tweede lid, ontvangt de helft bedraagt van het bedrag dat op grond van die bepalingen van toepassing ziekte, met dien verstande dat de onkostenvergoeding die dit raadslid op grond van artikel 3, eerste of ingevolge artikel X 10 van de Kieswet tijdelijk ontslag is verleend wegens zwangerschap en bevalling of De artikelen 2 tot en met 4, 8, 10 tot en met 12 en 13a blijven van toepassing op het raadslid aan wie

  • 2.

    zwangerschap en bevalling of ziekte.raadslid dat ingevolge artikel X10 van de Kieswet tijdelijk ontslag heeft verkregen wegens verordening zijn van toepassing op raadsleden die tijdelijk worden benoemd ter vervanging van een De artikelen 1 tot en met 7, 8, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, en 11 tot en met 13a van deze

Hoofdstuk III Voorzieningen voor wethouders

Artikel 14 Onkostenvergoeding

De vergoeding voor aan de uitoefening van het wethouderschapschap verbonden kosten is gelijk aan hetbedrag voor gemeenteklasse 5, vermeld in artikel 25 van het Rechtspositiebesluit wethouders.

Artikel 15 Reiskosten woon-werkverkeer

De tegemoetkoming voor het reizen tussen zijn woning en de plaats van tewerkstelling van de wethouder is gelijk aan de vergoeding bedoeld in artikel 3 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 16 Zakelijke reiskosten

  • 1.

    gemaakt. reiskosten ter zake van andere dan de in artikel 15 bedoelde reizen ten behoeve van de gemeente Aan de wethouder wordt naast de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 15 vergoeding verleend voor

    De vergoeding betreft:

  • a.

    bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van dereiskosten;

  • b.

    bij gebruik van een eigen personenauto: de vergoeding als bedoeld in artikel 4, onderdeel b, van deRegeling rechtspositie wethouders;

  • c.

    een vergoeding van de noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten;

  • d.

    op aanvraag worden de reiskosten voor de zakelijke reizen van de wethouder gesaldeerdovereenkomstig de regeling voor gemeentelijk personeel. Indien geen regeling als bedoeld in de

    eerste volzin is vastgesteld vindt op aanvraag saldering van de reiskosten voor de zakelijke reizenvastgestelde Verplaatsingskostenregeling 1989. de Reisregeling buitenland en artikel 13a van de krachtens het Verplaatsingskostenbesluit 1989 van de wethouder plaats overeenkomstig artikel 4a van de Reisregeling binnenland, artikel 2a van

Artikel 17 Dienstauto

  • 1.

    gemeente ingehuurde auto. zonder chauffeur. Onder dienstauto wordt voor de toepassing van dit artikel mede verstaan een door de De wethouder kan voor reizen ten behoeve van de gemeente gebruik maken van een dienstauto met of

  • 2.

    wethouder vervult uit hoofde van zijn ambt. tussen de woning en de plaats van tewerkstelling en voor reizen ten behoeve van nevenfuncties die de De dienstauto met of zonder chauffeur kan door de wethouder ook worden gebruikt voor het reizen

  • 3.

    van woning en de plaats van tewerkstelling wordt een korting op die tegemoetkoming toegepast ter grootte Indien de wethouder op grond van artikel 15 een tegemoetkoming ontvangt in de reiskosten tussen de

    • a.

      1/20 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop zowel van dewoning naar de plaats van tewerkstelling als omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar de woning gebruik is gemaakt van de dienstauto;

    • b.

      1/40 deel van de tegemoetkoming in de betreffende maand voor elke dag waarop alleen hetzij vande woning gebruik is gemaakt van de dienstauto; de woning naar de plaats van tewerkstelling hetzij omgekeerd van de plaats van tewerkstelling naar

  • 4.

    Indien de wethouder voor reizen ten behoeve van in het tweede lid bedoelde nevenfuncties gebruikmaakt van de gemeentelijke dienstauto en daarvoor een vergoeding van reiskosten ontvangt wordt die vergoeding in de gemeentelijke kas gestort.

Artikel 18 Verblijfkosten

(vervallen)

Artikel 19 Buitenlandse dienstreis

  • 1.

    redelijkheid gemaakte noodzakelijke reis- en verblijfkosten vergoed. Indien de wethouder in het gemeentelijk belang een reis buiten Nederland maakt worden de in

  • 2.

    voorwaarden verbinden. instelling, is vooraf toestemming van het college vereist. De gemeenteraad kan aan deze toestemming Voor een reis in het gemeentelijk belang buiten Nederland, niet zijnde een reis naar een Europese

Artikel 20 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1.

    rekening van de gemeente. het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor De kosten van deelname van een wethouder aan cursussen, congressen, seminars en symposia die in

  • 2.

    het ambt van wethouder. rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de uitoefening van aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De De wethouder die wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of

Artikel 21 Computer en internetverbinding

(vervallen).

Artikel 22 Mobiele telefoon

  • 1.

    bruikleen ter beschikking gesteld. Op aanvraag wordt de wethouder voor uitsluitend de uitoefening van zijn ambt een mobiele telefoon in

  • 2.

    De wethouder ondertekent daartoe een bruikleenovereenkomst met de gemeente.

  • 3.

    Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 4.

    Voor zover de in bruikleen beschikbaar gestelde mobiele telefoon voor privé-doeleinden is gebruikt, vindt maandelijks een verrekening van de gesprekskosten plaats.

Artikel 23 Spaarloonregeling/levensloopregeling

  • 1.

    spaarloonregeling. De wethouder kan op aanvraag deelnemen aan de voor het gemeentelijk personeel geldende

  • 2.

    loonbelasting 1964. De wethouder kan deelnemen aan de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de

  • 3.

    wettelijke levensloopregeling. Deelname aan de spaarloonregeling is niet mogelijk indien de wethouder gebruik maakt van de

  • 4.

    van de gemeente. Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding

Artikel 23a Fietsregeling

  • 1.

    Uitvoeringsregeling. loonbelasting 2001. Naar keuze van de wethouder wordt de bezoldiging dan wel vaste onkostenvergoeding dan wel eindejaarsuitkering verminderd met de vergoeding voor de fiets als bedoeld in de De wethouder kan deelnemen aan de fietsregeling als bedoeld in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling

  • 2.

    van de gemeente. Gelet op het bepaalde in artikel 44 van de Gemeentewet bestaat geen aanspraak op enige vergoeding

Artikel 24 Reis- pensionkosten en verhuiskosten bij benoeming

De wethouder die bij benoeming nog niet over woonruimte in de gemeente beschikt heeft ten laste van degemeente aanspraak op vergoeding van:

  • a.

    reis- en pensionkosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 1 van de Regeling rechtspositiewethouders;

  • b.

    verhuiskosten in verband met de benoeming als wethouder overeenkomstig het bepaalde in artikel2 van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 25 Kinderopvang

(vervallen)

Hoofdstuk IV Voorzieningen voor commissieleden

Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van vergaderingen

  • 1.

    1.De vergoeding voor het bijwonen van de vergaderingen van een commissie en haar subcommissiesbedoeld in artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is gelijk aan het door de

    minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor gemeenteklasse 5 vastgestelde maximum.

  • 2.

    Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene die als lid van een commissie een vaste vergoeding voor de werkzaamheden als bedoeld in artikel 96 van de Gemeentewet ontvangt.

  • 3.

    Geen vergoeding ontvangt degene die zitting heeft in een commissie

    • a.

      als raadslid of wethouder;

    • b.

      uit hoofde van dan wel als rechtstreeks uitvloeisel van een ambtelijke of bestuurlijke hoedanigheid

      dan wel van een functie bij een instelling die grotendeels van overheidswege wordt gesubsidieerd;

    • c.

      als vertegenwoordiger van een belanghebbende instelling, organisatie of groepering, tenzij zijn

      lidmaatschap van de commissie tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

  • 4.

    De raad kan in afwijking van het bepaalde in het eerste lid een hogere vergoeding vaststellen, zulks totten hoogste X% van het in het eerste lid bedoelde bedrag van de vergoeding, ten aanzien van

    • a.

      een lid van een commissie die op grond van zijn bijzondere beroepsmatige deskundigheid op hettaakgebied van de commissie voor deelname aan haar werkzaamheden is aangetrokken, en

    • b.

      een lid van een commissie ten aanzien waarvan de vergoeding niet geacht kan worden in eenredelijke verhouding te staan tot de zwaarte van zijn taak en de omvang van de door hem te

      verrichten arbeid.

Artikel 27 Reis- en verblijfkosten

  • 1.

    vergaderingen van de commissie vergoed. ambtenaar tot lid van de commissie is benoemd worden de reiskosten voor het bijwonen van de Aan het lid van een commissie dat geen raadslid of wethouder is en niet in zijn hoedanigheid van

  • 2.

    De vergoeding betreft:

    • a.

      bij gebruik van openbare middelen van vervoer en van een taxi: een volledige vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten;

    • b.

      bij gebruik van een eigen vervoermiddel: een vergoeding van de in redelijkheid gemaakte noodzakelijke reiskosten overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel b, van de Regeling rechtspositie wethouders;

  • 3.

    Onverminderd het bepaalde in het eerste lid worden de in redelijkheid noodzakelijk gemaakteverblijfskosten ter zake van reizen binnen en buiten het grondgebied van de gemeente vergoed overeenkomstig het bepaalde in artikel 4, onderdeel c, van de Regeling rechtspositie wethouders.

Artikel 28 Buitenlandse excursie of reis

  • 1.

    reis naar het buitenland. De gemeenteraad kan aan de toestemming voorwaarden verbinden.De gemeenteraad kan een commissie uit de gemeenteraad toestemming verlenen voor een excursie of

  • 2.

    De in het eerste lid bedoelde excursie of reis wordt door of vanwege de gemeente georganiseerd.

  • 3.

    De in redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten komen voor rekening van de gemeente.

Artikel 29 Cursus, congres, seminar of symposium

  • 1.

    rekening van de gemeente. in het gemeentelijk belang door of namens de gemeente worden aangeboden of verzorgd komen voor De kosten van deelname van een commissielid aan cursussen, congressen, seminars en symposia die

  • 2.

    commissielidmaatschap. rekening van de gemeente als deelname van algemeen belang is in verband met de vervulling van het aanvraag gaat vergezeld van inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie. De kosten komen voor namens de gemeente wordt aangeboden of verzorgd, dient daartoe een gemotiveerde aanvraag in. De Het commissielid dat wil deelnemen aan een cursus, congres, seminar of symposium dat niet door of

Artikel 30 Computer en internetverbinding

(vervallen).

Hoofdstuk V De procedure van declaratie

Artikel 31 Betaling van kosten

Betaling van kosten op grond van deze verordening vindt plaats door

  • a.

    betaling uit eigen middelen; of

  • b.

    rechtstreekse toezending van de factuur aan de gemeente; of

  • c.

    een gemeentelijke creditcard.

Artikel 32 Declaratie van vooruit betaalde kosten

  • 1.

    kosten uit eigen middelen vooruit zijn betaald. gemaakt van een declaratieformulier, waarvan het model door het college is vastgesteld, indien deze Voor de vergoeding van de kosten, bedoeld in de artikelen 5, 6, 16, 19, 24 en 27 wordt gebruik

  • 2.

    van de originele bewijsstukken. onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of een door hem aangewezen ambtenaar in, onder bijvoeging wethouder of het commissielid dient het declaratieformulier binnen 2 maanden bij de griffier, Het declaratieformulier wordt volledig ingevuld en ondertekend. Het raadslid, onderscheidenlijk de

Artikel 33 Rechtstreekse facturering bij de gemeente

  • 1.

    ondertekende factuur aan de gemeente. rechtstreekse toezending van de door het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder voor akkoord De vergoeding van kosten, bedoeld in de artikelen 7, 16, 19, 20 en 24 kan plaatsvinden door

  • 2.

    het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan

  • 3.

    ambtenaar.maanden in bij de griffier, onderscheidenlijk de gemeentesecretaris of de door hem aangewezen Het raadslid, onderscheidenlijk de wethouder dient het begeleidingsformulier en de factuur binnen 2

Artikel 34 Gebruik creditcard

  • 1.

    gebruikmaking van de gemeentelijke creditcard. De vergoeding van kosten als bedoeld in de artikelen 16, 19 en 24 kan plaatsvinden door

  • 2.

    aanmerking komen. Aan de verstrekking van de creditcard kunnen voorwaarden worden verbonden.het doen van uitgaven die voor vergoeding of tegemoetkoming ten laste van de gemeente in Een gemeentelijke creditcard wordt de wethouder op aanvraag in bruikleen ter beschikking gesteld voor

  • 3.

    contant geld gewenst wordt.creditcards. Bij de aanvraag wordt aangegeven of een persoonlijke pincode voor het opnemen van De gemeentesecretaris draagt zorg voor de aanvraag, verstrekking en intrekking van gemeentelijke

  • 4.

    het model door het college is vastgesteld, volledig in te vullen en te ondertekenen. Verantwoording van deze wijze van vergoeding vindt plaats door het begeleidingsformulier, waarvan

  • 5.

    secretaris of de door hem aangewezen ambtenaar.Het begeleidingsformulier en de factuur worden binnen 2 maanden ingediend bij de gemeente

  • 6.

    Bij beëindiging van het ambt van wethouder wordt de creditcard onverwijld ingeleverd.

     

  • 7.

    Verlies of diefstal van de creditcard wordt direct gemeld bij de betreffende creditcardmaatschappij en zo spoedig mogelijk ook bij de gemeente. Het eigen risico bij verlies en diefstal komt mits is voldaan aan de daarvoor geldende regels, voor rekening van de gemeente.

Hoofdstuk Vl Citeertitel en inwerkingtreding

Artikel 35 Intrekking oude regeling

De verordening Voorzieningen wethouders, raads- en commissieleden wordt ingetrokken.

Artikel 36 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking op 11 december 2007 en werkt voor wat betreft de artikelen 1 tot en met 13 en 26 tot en met 30 terug tot en met 16 maart 2006 en voor wat betreft de artikelen 16 tot en met 25 ten aanzien van de op 12 april 2006 beëdigde wethouders terug tot en met de dag van hun beëdiging. De artikelen 31 tot en met 33 werken voor zover het betreft de leden van de raad en commissieleden terug tot en met 16 maart 2006. De artikelen 31 tot en met 34 werken voor zover het de op 12 april 2006 beëdigde wethouders betreft terug tot en met de dag van hun beëdiging.

Artikel 37 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006.

Vastgesteld in de openbare vergadering van .

De voorzitter,

De griffier,

Toelichting  

gewijzigd de dato 29 maart 2007

ALGEMEEN

Wettelijke regelingen

 

De regeling van de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies vindt op drie of vier niveaus plaats, te weten bij wet, AMvB, ministeriële regeling (alleen wethouders) engemeentelijke verordening. Wettelijk is voor wethouders in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) de uitkering na aftreden en het pensioen geregeld. In de Gemeentewet is aangegeven dat de nadere invulling van de rechtspositie van wethouders, raads- en commissieleden moet worden

geregeld bij AMvB. Daartoe zijn tot stand gekomen het Rechtspositiebesluit wethouders en hetministeriële regeling, de Regeling rechtspositie wethouders. In deze wetten en nadere regelgeving zijn alle het verleden werd verwezen, zijn om pragmatische redenen sinds 1 januari 2004 opgenomen in een voor rijksambtenaren, maar voor hen voorheen in verschillende regelingen waren opgenomen waarnaar in Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. Enkele vergoedingen voor wethouders die gelijk zijn die

voor de rechtspositie van belang zijnde onderwerpen geregeld. Een aantal voorzieningen, zoals de hoogte van de bezoldiging en de verschillende onkostenvergoedingen, is in de rechtspositiebesluiten overwegend geregeld in dwingende bepalingen. Voor secundaire voorzieningen, zoals bijvoorbeeld een regeling tegemoetkoming in de kosten van een ziektekostenverzekering of een uitkering bij aftreden als raadslid, geldt dat de gemeente de vrijheid heeft om deze voorzieningen te treffen.

Hoofdlijnen gemeentelijke verordening

 

In de verordening zijn bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van wethouders, raadsleden en leden van gemeentelijke commissies. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en genoemde rechtspositiebesluiten. Buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend genieten de wethouders als zodanig geen inkomsten, in welke vorm dan ook, ten laste van de gemeente (artikel 44 van de Gemeentewet). Dit betekent dat de rechtspositionele aanspraken voor zittende wethouders uitsluitend te vinden zijn in respectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit wethouders, de Regeling rechtspositie wethouders en de plaatselijke Verordening rechtspositie wethouders, raads- en

commissieleden. Gewezen wethouders ontlenen hun aanspraak op een ontslaguitkering en pensioen aan de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers.

Een soortgelijke bepaling als artikel 44 is voor raads- en commissieleden opgenomen in artikel 99 van deGemeentewet. Het tweede lid van die bepaling voegt daaraan toe dat bij gemeentelijke verordening aan

raads- en commissieleden voordelen, anders dan in de vorm van vergoedingen en tegemoetkomingen,mogen worden toegekend. Daarvoor is wel de goedkeuring van gedeputeerde staten vereist.

De rechtspositionele aanspraken voor raads- en commissieleden zijn dan ook uitsluitend te vinden zijn inrespectievelijk de Gemeentewet, het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden en de plaatselijke

Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden.

Afzonderlijke verordeningen

 

Sommige gemeenten geven er de voorkeur aan de lokale regeling voor wethouders en voor raads- encommissieleden in afzonderlijke verordeningen op te nemen. Daartegen bestaat geen bezwaar. In dat geval bestaat de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden uit de hoofdstukken I, II, IV, V en VI van de voorbeeldverordening en de Verordening rechtspositie wethouders uit de hoofdstukken I, III, V en VI van de voorbeeldverordening.

De verordening bevat bepalingen inzake:

  • -

    Rechtspositiebesluit wethouders; merken dat voor wethouders niets is opgenomen omdat hun bezoldiging uitputtend is geregeld in het de beloning voor de werkzaamheden van raads- en commissieleden (artikelen 2 en 26), waarbij is op te

  • -

    een vaste algemene onkostenvergoeding voor wethouders en raadsleden (artikelen 3 en 14);

  • -

    reis- en verblijfkosten van wethouders, raads- en commissieleden, waarbij voor wethouders eenonderscheid is gemaakt tussen woon-/werkverkeer en zakelijke reizen (artikelen 5, 6, 15 t/m 19, 27 en 28);

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten van de bij benoeming verhuisplichtige wethouder (artikel 24)

  • -

    beschikbaarstelling van computer- en communicatieapparatuur aan wethouders, raads- enraads- en commissieleden aan cursussen, congressen e.d. (artikelen 7, 20 en 29); commissieleden (artikelen 8, 21, 22 en 30) en faciliteiten in de vorm van deelname van wethouders,

  • -

    zoals de spaarloonregeling of levensloopregeling (artikelen 10 en 23); een aantal secundaire voorzieningen voor raadsleden, zoals voor zowel wethouders als raadsleden

  • -

    de procedure van declareren (artikelen 31 t/m 34).

De arbeidsverhouding van de wethouder en het raadslid

 

Raadsleden zijn niet in dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Datinkomensafhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering. Als gevolg van een wijziging van artikel 11 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden van 6 december 2006 (Stb. 2006, 660) kan de raad echter bij verordening wel een tegemoetkoming in de kosten van een ziektekosten-verzekering worden toegekend. Daardoor is tegemoet gekomen aan de inhouding van de inkomens-afhankelijke bijdrage. Omdat er geen dienstbetrekking met de gemeente is vallen raadsleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten getoetst aan de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kan een raadslid opteren voor de loonbelasting door te kiezen voor het fictief werknemerschap (zie hieronder). aangemerkt als werknemer in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet geen recht op vergoeding door de gemeente van de over de raadsvergoeding verschuldigde werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet, Ziektewet en WIA. Raadsleden worden ook niet betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de

Wethouders zijn sinds de dualisering van het gemeentebestuur ingevolge de Ambtenarenwet als benoemde bestuurders in openbare dienst aangesteld en vallen onder de werking van die wet. Echter de bepalingen over het materiële ambtenarenrecht uit de Ambtenarenwet zijn niet van toepassing op wethouders. Hun rechtspositie wordt, zoals hiervoor is aangegeven, beheerst door specifieke wet- en regelgeving. De aanstelling in openbare dienst houdt voor de toepassing van de fiscale wetgeving in dat sprake is van een arbeidsverhouding die als dienstbetrekking wordt aangemerkt. Dit betekent dat wethouders direct onder de werking van de Wet op de loonbelasting vallen. Er is sinds de dualisering van het gemeentebestuur derhalve geen mogelijkheid meer om wel of niet voor de loonbelasting te opteren. Wethouders vallen niet onder de werking van de Ziektewet, Werkloosheidswet en WIA. Evenmin geldt voor hen de pensioenvoorziening bij het ABP. Wachtgeld na aftreden en ouderdoms- en nabestaanden-pensioen zijn voor wethouders geregeld in de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa). Wethouders zijn werknemers in de zin van de Zorgverzekeringswet en hebben derhalve op grond van die wet recht op vergoeding door de gemeente van de over hun bezoldiging verschuldigde inkomens-afhankelijke bijdrage in de kosten van de basisverzekering.

De loon- en inkomstenbelasting

Opting in regeling

Raadsleden kunnen opteren voor de loonbelasting. Het raadslid kan met de gemeente overeenkomen datloonbelasting. Als gezamenlijk wordt gekozen voor het loonbelastingsysteem dan draagt de gemeente de verklaring melden de gemeente en het raadslid aan de Belastingdienst dat wordt geopteerd voor de zodanig ingericht dat wordt voldaan aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. In een gezamenlijke deze loonheffing inhoudt. Dat wordt de “opting in regeling” genoemd. De administratie van de gemeente is

ingehouden loonheffing af aan de Belastingdienst. Omdat een raadslid geen werknemer in de formele zinzekerheidswetgeving. Om die reden worden over de raadsvergoeding ook geen premies sociale zekerheid ingehouden. van het woord is, valt hij zoals gezegd vanwege het raadslidmaatschap niet onder de sociale

 

De inkomsten worden als loon belast in box 1. Het raadslid hoeft in dat geval geen administratie bij tenetto bedoelde vergoeding resteert. Het meest duidelijke voorbeeld is de onkostenvergoeding, die aan verstrekt. Deze vergoedingen worden gebruteerd toegekend waardoor na inhouding van de loonheffing de deelname aan cursussen en congressen. Er zijn ook vergoedingen die niet belastingvrij kunnen worden beschikbaar stellen. Genoemd kunnen worden de vergoeding van reis- en verblijfkosten en de zakelijke voorwaarden bepaalde vergoedingen onbelast verstrekken en bepaalde faciliteiten onbelast in bruikleen houden. Kosten die worden gemaakt kunnen niet worden afgetrokken. Wel kan de gemeente onder

raadsleden die gekozen hebben voor ‘opting-in’ als een bruto bedrag wordt verstrekt. Raadsleden diegekozen hebben voor de standaard regeling ontvangen een lager bedrag dat vergelijkbaar is met het netto resultaat van de bruto vergoeding. Raadsleden kunnen ook deelnemen aan de spaarloonregeling of de levensloopregeling en de fietsregeling.

Fiscale standaardpositie

Als niet voor de loonbelasting wordt geopteerd dan geldt voor het raadslid dat hij voor de Wettoepassing. Betrokkene moet dan alle ontvangsten verantwoorden als winst en kan de gemaakte kosten inkomstenbelasting 2001 resultaat uit een werkzaamheid geniet. In dat geval is het winstsysteem van

daarop in mindering brengen. Raadsleden die gekozen hebben voor de standaard regeling zullen dan ookvoortvloeiend uit het raadslidmaatschap. Zij kunnen niet deelnemen aan de spaarloonregeling en de levensloopregeling en fietsregeling. over het lagere bedrag dat zij als onkostenvergoeding ontvangen inkomstenbelasting moeten betalen, tenzij zij aan de hand van bewijsmateriaal aan kunnen tonen dat de vergoeding is besteed aan onkosten

Betrokkenen kunnen bij de aangifte inkomstenbelasting hun werkelijke beroepskosten, met inachtnemingvan een aantal wettelijke beperkingen en normeringen, in mindering brengen op hun belastbaar inkomen

(belastbare resultaat). De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen op grond van dezeverordening aan de Belastingdienst te melden middels een opgave IB47. Verstrekkingen moeten naar de

waarde in het economische verkeer worden opgegeven. Het daadwerkelijk zakelijk gebruik leidt dan totaftrek. Ook voor de hoogte van de vaste kostenvergoeding maakt het verschil uit of het raadslid wel of niet

heeft geopteerd voor de loonbelasting (zie daarvoor hieronder de toelichting op artikel 3).

 

Eénmalige keuze per zittingsperiode

Zoals hierboven naar voren is gekomen kan de keuze om al of niet te opteren voor de loonbelasting voor het raadslid ingrijpende gevolgen hebben. De beslissing om voor de loonbelasting te opteren kan eenmaal per zittingsperiode worden gemaakt en geldt in beginsel voor de (resterende) zittingsperiode. Wel kan betrokkene als spijtoptant terugkomen op deze beslissing voor de resterende periode. Opteren voor de loonbelasting hoeft niet bij aanvang van de zittingsperiode te gebeuren maar kan ook gedurende de zittingsperiode voor de resterende periode.

De vergoedingssystematiek

 

Voor de uitoefening van het politieke ambt moeten bestuurders niet het eigen inkomen hoeven aan tekosten direct in rekening te brengen bij de gemeente. Aan de mogelijkheid om zo nodig declaraties in te moeten zoveel mogelijk gescheiden worden gehouden. Vanuit die overweging heeft het de voorkeur de eigen middelen vooruit betaalt en de gemeente ze terugbetaalt. Eigen middelen en publieke middelen verdient het aanbeveling terughoudend te zijn met een financieringswijze waarin de bestuurder deze uit spreken. Een adequate vergoedingssystematiek is daarom van belang. Waar er functionele uitgaven zijn,

dienen zal echter behoefte blijven bestaan. Als vergoedingssystematiek is gekozen voor de volgende wijze van redeneren:

  • -

    welke voorzieningen worden aangeboden door de organisatie (bedrijfsvoering en bestuurskosten);

  • -

    welke voorzieningen zijn noodzakelijk voor de uitoefening van het ambt, maar zijn niet rechtstreeks aante bieden door de organisatie;

  • -

    loonbelasting geldt); kan voor deze voorzieningen nog een onbelaste vergoeding worden aangeboden (indien de

  • -

    verstrekt. voor voorzieningen die niet onbelast aangeboden kunnen worden, kan een (bruto) vergoeding worden

 

Concreet betekent deze vergoedingssystematiek het volgende.

Voorzieningen die zijn ondergebracht in de bedrijfsvoering

  • -

    bruikleen van communicatieapparatuur;

  • -

    zakelijk gebruik van dienstauto’s;

  • -

    deelname aan cursussen en congressen e.d.

De zakelijke uitgaven hoeven niet te worden voorgeschoten door de wethouder of het raadslid maar worden direct door de gemeente voldaan en de voorzieningen worden om niet in bruikleen gegeven. Zij vallen derhalve buiten de vergoedingssfeer.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten maar onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal zakelijke uitgaven, zoals reis- en verblijfkosten, blijft het systeem overeind dat de gedanezakelijke uitgaven de wethouder of het raadslid op basis van declaratie worden vergoed. Deze kunnen, als is voldaan aan de gestelde voorwaarden, onbelast worden vergoed.

Voorzieningen die niet in de bedrijfsvoering zitten en niet onbelast kunnen worden vergoed

Voor een aantal andere beroepskosten wordt een vaste (bruto) kostenvergoeding verstrekt. In de toelichting op de artikelen 3 en 14 is aangegeven om welke beroepskosten het gaat.

Voor raadsleden die niet voor de loonbelasting hebben geopteerd geldt dezelfde systematiek maar zijn defiscale gevolgen anders. Zij dienen alle vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer als opbrengst te verantwoorden. Omdat zij hun werkelijk gemaakte kosten fiscaal kunnen verrekenen worden hun vergoedingen niet gebruteerd toegekend.

Controle en verantwoording

 

Voor de bestuurlijke uitgaven is - net als voor de besteding van alle andere publieke middelen -omtrent het gebruik van onkostenregelingen of voorzieningen door gemeentebestuurders en over de daadwerkelijk gebruik. Op deze wijze kan worden voorkomen dat er onnodige discussies plaatsvinden vergoedingen- en voorzieningenstelsel gelden en anderzijds een duidelijke verantwoording van het transparantie van groot belang. Daartoe dienen enerzijds inzichtelijke regels en richtlijnen die voor het

eventueel verschuldigde belasting.

Dat is ook in hun belang omdat zij hun functie moeten kunnen uitoefenen zonder te worden gehinderd door onzekerheden omtrent de financiering van de functionele uitgaven. Daartoe is vereist dat er een zodanig sluitende financiële en administratieve organisatie is ingericht dat er vertrouwen kan bestaan omtrent de juistheid en rechtmatigheid van de uitgaven.

In hoofdstuk V is in verband hiermee, in aanvulling op de in de beheers- en controleverordeningcommunicatieapparatuur die beschikbaar wordt gesteld voor de uitoefening van de politieke functie. In functionele uitgaven, declaratie van vooruit betaalde kosten en het gebruik van creditcards. Daarnaast zijn er in de bruikleenovereenkomsten heldere afspraken vastgelegd over het gebruik van computer- en vastgestelde regels, een aantal belangrijke procedures vastgelegd over rechtstreekse facturering van

aanvulling hierop is een gedragscode ontwikkeld waarin nadere gedragsregels zijn vastgelegd. Daarbij gaat het onder meer om afspraken omtrent de bestuurlijke uitgaven die in aanmerking komen voor bespreking en zonodig besluitvorming in het college. In die gedragscode is ook het beleid rond buitenlandse reizen en de bekostiging van zakendiners met derden opgenomen. Verder zijn er aanvullende administratieve procedures beschreven over de afwikkeling van declaraties en facturen en de daarbij te hanteren verdeling van verantwoordelijkheden en hoe bijvoorbeeld om te gaan met interpretatie- of meningsverschillen.

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 2 vergoeding voor de werkzaamheden van het raadslid

 

In het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is geregeld dat raadsleden voor hun werkzaamheden een vergoeding ontvangen. De hoogte van de vergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in het Rechtspositiebesluit het maximale bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden aangegeven. In artikel 2 is de hoogte van de vergoeding bepaald op het maximale bedrag. De gemeenteraad kan besluiten naar beneden af te wijken van het door de minister vastgestelde maximum. De afwijking naar beneden kan op drie manieren:

  • -

    het door de minister vastgestelde maximum; de raad stelt de raadsvergoeding in algemene zin lager vast op een percentage tussen 80 en 100 van

  • -

    maximaal 20% van de raadsvergoeding zijn; de raad stelt vast dat een deel van de raadsvergoeding wordt uitbetaald als presentiegeld. Dat deel mag

  • -

    de raad stelt een combinatie van bovenstaande mogelijkheden vast.

 

Wat er ook wordt vastgesteld, er mag geen onderscheid worden gemaakt tussen raadsleden, dus eenpresentievergoeding of een lagere raadsvergoeding geldt voor alle raadsleden. Het bedrag van de

vergoeding voor de werkzaamheden is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de handvan het indexcijfer CAO lonen overheid. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de verordening in algemene zin is aangegeven dat de raadsvergoeding gelijk is aan het door de minister te bepalen maximum of een percentage daarvan.

Raadsleden die een WAO-uitkering ontvangen kunnen sinds 1 januari 2006 verzoeken hun raads-vergoeding te verlagen. Daardoor kan het nadeel van indeling in een lagere arbeidsongeschiktheidsklasse worden voorkomen. Deze keuzemogelijkheid moet bij verordening worden toegestaan en is opgenomen in artikel 11 van deze verordening.

Artikelen 3 en 14 vaste onkostenvergoeding

Hierin is de vaste vergoeding geregeld voor aan het ambt van wethouder c.q. aan het raadslidmaatschapverbonden kosten. De vergoeding is opgebouwd op basis van de volgende kostencomponenten:

  • -

    representatie

  • -

    vakliteratuur

  • -

    contributies, lidmaatschappen

  • -

    telefoonkosten

  • -

    bureaukosten, porti

  • -

    zakelijke giften

  • -

    bijdrage aan fractiekosten

  • -

    ontvangsten thuis

  • -

    excursies.

 

Sedert 1 januari 2001 zitten daarin niet langer de kostensoorten fax en cursussen en congressen.

Daarvoor zijn vanaf dat tijdstip specifieke voorzieningen getroffen (zie de artikelen 7, 20 en 29).De onkostenvergoeding is in verband hiermee vanaf die datum neerwaarts bijgesteld.

 

De vaste kostenvergoeding kan sinds 1 januari 2001 niet meer onbelast worden verstrekt. Om netto hetbedrag van de vaste kostenvergoeding gelijk te houden is het bedrag gebruteerd tegen het belastingtarief

van 52%. Deze brutering heeft echter geen betrekking op raadsleden die niet hebben geopteerd voor hetloonbelastingregime. Voor hen blijven de aftrekmogelijkheden van de werkelijk gemaakte kosten op het

resultaat uit onderneming bestaan. Zij ontvangen de vaste kostenvergoeding zonder de brutering. Voorzover zij de uitgaven daaruit kunnen onderbouwen, blijft de raadsvergoeding onbelast. Wat niet kan worden aangetoond, zal alsnog worden belast bij de aangifte Inkomstenbelasting.

 

De hoogte van de kostenvergoeding wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. Wel is in derechtspositiebesluiten voor wethouders en raadsleden het maximale bedrag van de kostenvergoeding aangegeven. In de artikelen 3 en 14 is de hoogte van de kostenvergoeding bepaald op het maximale

bedrag. Ook de onk ostenvergoeding kan door de raad op een lager bedrag worden bepaald, dat echter niet lager mag zijn dan 80% van het door de minister vastgestelde maximum.

 

Het bedrag van de kostenvergoeding is geïndexeerd. Het wordt jaarlijks per 1 januari herzien aan de handbepalen maximum of een percentage daarvan. verordening in algemene zin is aangegeven of de onkostenvergoeding gelijk is aan het door de minister te van de consumentenprijsindex. Hiervoor is in de gemeente geen nadere besluitvorming nodig als in de

Artikel 5, 6 en 27 reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden

De Gemeentewet voorziet niet in een vergoeding voor ‘woon-/werkverkeer’ voor raadsleden. Het is dan ook in strijd met artikel 99 van de Gemeentewet als raadsleden van de gemeente een vergoeding ontvangen voor reizen binnen het grondgebied van de gemeente. Artikel 97 van de Gemeentewet voorziet voor raads- en commissieleden wel in een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur.

 

Aan commissieleden kan krachtens artikel 96, eerste lid, van de Gemeentewet echter wel een vergoedingworden gegeven de reis- en verblijfkosten in verband met reizen binnen de gemeente.

 

Tot 2004 werd in de rechtspositiebesluiten verwezen naar, in dit geval, de Reisregeling binnenland en deburgemeesters’ ingevoerd. De vergoedingen in deze regelingen zijn in principe dezelfde als in de genoemde reisregelingen zijn opgenomen, maar de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijks-relaties heeft door deze specifieke regelingen voor politieke ambtsdragers de mogelijkheid meer op het ambt toegespitste vergoedingen vast te stellen. De huidige regelingen voor burgemeesters en wethouders kennen in beginsel dezelfde bedragen als de rijksregeling. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld. Daarmee is dit een lokale aangelegenheid die kan worden vastgelegd in een voor de wethouders door het college en voor de raadsleden door de raad vast te stellen uitvoeringsregeling, waarbij eventueel aansluiting gezocht kan worden bij de rijksregelingen. wethouders de ‘Regeling rechtspositie wethouders’ en voor burgemeesters de ‘Regeling rechtspositie Reisregeling buitenland zoals die voor de sector Rijk zijn vastgesteld. Sinds 1 januari 2004 is voor

 

Omdat in het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden geen eigen vergoedingsregeling iswethouders, die, zoals gezegd, overeenkomt met de vergoedingen in de Reisregeling binnenland. Daardoor wordt het aantal regelingen waarnaar verwezen zou kunnen worden, beperkt. De vergoeding van noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakt verblijfkosten is ook voor raads- en commissieleden een lokale aangelegenheid die kan worden vastgelegd in een door de raad vast te stellen uitvoeringsregeling, waarbij aansluiting gezocht kan worden bij de uitvoeringsregeling voor de wethouders. opgenomen, is in artikel 5, tweede lid, onderdeel b, aansluiting gezocht bij de vergoedingsregeling voor

.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de verstrekte vergoedingen bijde aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord. De reiskosten kunnen binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten worden opgevoerd.

 

Vergoed kunnen worden de kosten van openbaar vervoer of bij gebruik van eigen vervoermiddelen eenkilometervergoeding zoals die voor het rijkspersoneel geldt. De vergoeding van de reiskosten met het

openbaar vervoer is onbelast. De kilometervergoeding is voor € 0,19 onbelast, ongeacht het gebruiktevervoermiddel. In het Handboek loonheffingen 2007 wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

Overigens kent de gemeente Borne geen aparte vergoeding voor parkeergelden. Zie Reisregeling 1995 uit de Bornse Arbeidsvoorwaarden Regeling (BAR); de artt. 15:1:22:1 tot en met 15:1:22:8.

 

Kilometervergoedingen die hoger zijn dan € 0,19 zijn voor dat hogere deel belast.

Artikelen 7 en 20 Cursus, congres, seminar of symposium

 

Zoals hierboven al aangegeven is deze voorziening in de bedrijfsvoering gebracht en komen de kostenrechtstreeks voor rekening van de gemeente. Zij zijn in verband hiermee uit de vaste kostenvergoeding gehaald. Een onderscheid is gemaakt tussen cursussen, congressen e.d. die door of vanwege de gemeente in het gemeentelijk belang zijn georganiseerd en cursussen, congressen e.d. waaraan het individuele raadslid in verband met de vervulling van het raadslidmaatschap op eigen initiatief deelneemt.

Partijgebonden bijeenkomsten kunnen niet ten laste van de gemeente worden gebracht. Om die reden wordt in het tweede lid het algemeen belang van de cursus etc. benadrukt. In het laatste geval zijn er aanvullende voorwaarden gesteld (inhoudelijke informatie over de cursus of het congres en een kostenspecificatie). Hierbij kan de fractievoorzitter een rol spelen. In het aanvraagformulier is een vraag opgenomen of de fractievoorzitter de aanvraag ondersteunt.

De in deze artikelen bedoelde cursussen en congressen hebben een zakelijk karakter en zijn aan te merken als beroepskosten waarvan de vergoeding c.q. verstrekking van loonbelasting is vrijgesteld. Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen en verstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikelen 8, 21 en 30 Computer en internetverbinding

Deze artikelen zijn (vooralsnog) vervallen. Binnen de raad van deze gemeente is momenteel de Werkgroep vernieuwing raadswerk met onderzoek bezig. De wijze waarop het beschikbaar stellen van computerapparatuur en internetaansluiting voor raads- en commissieleden en de wethouders zal geschieden is momenteel onderwerp van discussie binnen deze werkgroep. Advies hierover wordt binnen niet al te lange termijn verwacht. In afwachting van dat advies wordt u tegen die tijd in dit kader een voorstel tot wijziging/aanpassing van de betreffende artikelen in de verordening aangeboden.

Artikel 10 en 23 Spaarloon/levensloop

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de spaarloonregeling dan wel aan de levensloopregeling. Een combinatie van beide is niet toegestaan. Evenmin het mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers.

Het levensloopsaldo kan niet omgezet worden in verlof, omdat raadsleden noch wethouders in hun politieke functie verlof kennen. Het saldo valt bij beëindiging van het ambt vrij en kan worden meegenomen naar een andere levensloopregeling.

Artikel 10a en 23a Fietsregeling

Raadsleden die gekozen hebben voor het fictieve werknemerschap en wethouders kunnen deelnemen aan de fietsregeling. Het gaat hier niet om een rechtspositionele aangelegenheid maar om een fiscale faciliteit voor werknemers. Het is niet mogelijk een ‘werkgeversbijdrage’ te verstrekken. Afhankelijk van de kostprijs van de fiets bedraagt de vermindering ten hoogste het bedrag dat in artikel 37 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2001 is vastgelegd.

Artikel 11 Verlaging vergoeding werkzaamheden bij arbeidsongeschiktheid

In de motie Slob (Kamerstukken II, 2004-2005, 29 800 VII, nr. 21) is aangegeven dat de gemeenteraad een brede afspiegeling van de bevolking dient te vormen. Om deze reden moeten drempels om raadslid te worden of te blijven, worden weggenomen. In WAO en WIA geldt het algemene principe dat indien eenarbeidsongeschiktheid ontstane verlies aan verdienvermogen te vergoeden. Voor raadsleden kan dit ertoe arbeidsongeschiktheidsuitkering. Dit omdat een dergelijke uitkering is bedoeld om het als gevolg van persoon inkomen uit arbeid geniet, dit in de regel zal leiden tot verlaging of intrekking van de wettelijke

leiden dat een geringe verhoging van het inkomen door een raadsvergoeding een grote teruggang betekent voor de hoogte van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering als gevolg van de anti cumulatieregeling. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij aanvaarding van een raadszetel of bij verhoging van de vergoeding voor de werkzaamheden. Op grond van artikel 12 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden kunnen gemeenten hiervoor een voorziening treffen. Die is te vinden in artikel 11 van de verordening. Daarin is geregeld dat op aanvraag een raadslid een lagere vergoeding voor de werk-zaamheden wordt gegeven om te voorkomen dat de anti cumulatieregeling zal leiden tot een verlaging van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering van het raadslid.

Artikel 12 Compensatie korting werkloosheidsuitkering

Artikel 20 van de Werkloosheidswet (WW) komt erop neer dat op het moment dat iemand een Werkloosheidsuitkering op grond van die wet ontvangt, nieuwe werkzaamheden aanvangt, de WW- uitkering wordt gekort met het aantal uren dat in de nieuwe functie wordt gewerkt. Het Besluit werkloosheid onderwijs- en onderzoekpersoneel kent een soortgelijke bepaling. De hoogte van het inkomen uit de nieuwe betrekking is daarbij niet relevant. Indien derhalve iemand tot raadslid wordt gekozen, zal de WW-uitkering worden verlaagd met het aantal uren dat het UWV voor het raadslidmaatschap in aanmerking neemt. Indien deze verlaging van de WW-uitkering groter is dan de vergoeding voor de werkzaamheden zal er een negatief inkomenseffect optreden. Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt gemeenten de mogelijkheid dit nadeel te compenseren. Dat is geregeld in artikel 12 van de verordening.

Artikel 13 Vergoeding voor waarneming voorzitterschap van de gemeenteraad

In artikel 77 van de Gemeentewet is geregeld dat het voorzitterschap van de gemeenteraad bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester wordt waargenomen door het langstzittende raadslid. De gemeenteraad kan ook een ander raadslid met de waarneming van het voorzitterschap belasten. Inovereenstemming met het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden is in artikel 13 van de verordening geregeld dat bij een onafgebroken waarneming van meer dan 30 dagen het betreffende raadslid over de tijd van waarneming recht heeft op een toeslag van 8% van de vergoeding voor de werkzaamheden en van de vaste onkostenvergoeding.

Artikel 13a Ziektekostenvoorziening

Ongeacht of een raadslid gekozen heeft voor het fictieve werknemerschap of de status van fiscaal zelfstandige moet over de raads- en onkostenvergoeding een inkomensafhankelijke bijdrage worden betaald van 4,4%.

Bij degenen die hebben gekozen voor het fictieve werknemerschap wordt deze door de gemeenteingehouden resp. betaald. In dat geval zal dat door de Belastingdienst worden terugbetaald, te beginnen bij de inhoudingen van 4,4%. belastbare inkomsten die in welke hoedanigheid dan ook zijn ontvangen) worden vastgesteld of te veel is ingehouden; zelfstandigen betalen deze via de inkomstenbelasting. Na afloop van het belastingjaar zal aan de hand van de vaststelling van het maximum inkomen waarover de bijdrage wordt geheven (dus alle

Met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006 kan de raad op grond van artikel 11 van het Rechtspositie- besluit raads- en commissieleden besluiten dat deze tegemoetkoming wordt vastgesteld. Dit moet bij verordening worden bepaald. Deze tegemoetkoming is door tussenkomst van de VNG tot stand gekomen op verzoek van een groot aantal gemeenten als reactie op de inhouding van de inkomensafhankelijke bijdrage waardoor de netto raadsvergoeding vermindert. De tegemoetkoming kan worden gezien als een compensatie hiervoor.

Artikel 13b Voorzieningen bij tijdelijk ontslag wegens zwangerschap en bevalling of ziekte

Raadsleden kunnen tijdelijk worden vervangen wegens zwangerschap en bevalling dan wel wegenslangdurige ziekte. De regeling daarvan is opgenomen in de Kieswet, omdat het te vervangen raadslid tijdelijk ontslagen wordt. In de vacature wordt voorzien door de tijdelijke benoeming van de vervanger. Er is steeds sprake van een vaste periode van 16 weken. Door zowel het tijdelijk ontslag, de tijdelijke benoeming en de vaste periode van vervanging is het niet nodig dat tussen beiden een afspraak wordt gemaakt over de duur van de vervanging. Het is hierdoor ook niet mogelijk weer binnen de termijn van 16 weken het raadslidmaatschap te hervatten. Evenmin is het mogelijk de vervanging nog even voort te laten duren, tenzij opnieuw een verzoek wordt gedaan voor een tijdelijk ontslag. Bij inwilliging van dat verzoek, is opnieuw sprake van een periode van 16 weken.

In de artikelen X10, X11 en X12 van de Kieswet zijn de voorwaarden opgenomen waaraan moet wordenontslag niet. De feitelijke vervanging kan daardoor korter zijn dan 16 weken. Na afloop van de termijn van 16 weken wordt zonder enig verzoek of besluit de oude situatie hersteld. Dat geldt zowel voor de her-vatting van het raadslidmaatschap, het einde van het tijdelijk raadslidmaatschap als de rechtspositionele aspecten daarvan. benoeming van de vervanger kan later plaatsvinden, maar wijzigt het tijdstip van het einde van het tijdelijk een verloskundige dan wel behandelend arts is bepalend voor de aanvang van de vervanging. De voldaan voor een vervanging, de datum van ingang en beëindiging van de vervanging. De verklaring van

Artikelen 15 en 16 Reiskosten woon/werk en zakelijke reiskosten

Voor wethouders is in artikel 15 een belastingvrije vergoeding voor het woon-/werkverkeer geregeldovereenkomstig de bepalingen bij en krachtens het Rechtspositiebesluit wethouders en de Regeling

rechtspositie wethouders. Bij gebruik van de eigen personenauto bedraagt de vergoeding in 2007 € 0,14 per afgelegde kilometer.

Ingevolge artikel 16 worden zakelijke reiskosten, indien gemaakt met het openbaar vervoer of met een taxi, volledig vergoed (mits in redelijkheid gemaakt) en indien gemaakt met de eigen personenauto in 2007 € 0,28 per afgelegde kilometer. De kilometervergoeding is, voor zover die meer bedraagt dan € 0,19, belast.

Voor zakelijke kilometers (waaronder mede te verstaan de kilometers voor het woon-/werkverkeer) kan, zoals gezegd, een onbelaste vergoeding worden verleend van maximaal € 0,19 per kilometer, ongeacht het gebruikte vervoermiddel. Vergoedingen die daarboven uitgaan zijn voor dat hogere deel belast. In hetHandboek loonheffingen 2007 (§ 18.5.3) wordt over de kilometervergoeding opgemerkt:

Vergoedingen voor reiskosten die u naast de € 0,19 per kilometer betaalt, zijn ook loon. Dat zijn bijvoorbeeld vergoedingen voor parkeer- en tolgelden, voor (extra) afschrijving en slijtage aan de auto, voor het inbouwen van een carkit of navigatiesysteem, voor extra benzineverbruik wegens gebruik van een aanhangwagen of voor schade aan de auto. Vergoedingen voor parkeer-, veer- en tolgelden en voor overeenkomstige verstrekkingen vallen onder de eindheffing.

Zoals eerder al op gemerkt kent deze gemeente geen aparte vergoeding voor parkeergelden e.d.

 

De fiscus staat toe de reiskostenvergoedingen voor de verschillende doeleinden te salderen.

Dat houdt in dat als bijvoorbeeld de verstrekte reiskostenvergoeding voor dienstreizen hoger is dan derijkspersoneel. In het volgende voorbeeld wordt toegelicht wat het vorenstaande betekent voor het salderen en de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van reiskostenvergoedingen. aangesloten. Ontbreekt een dergelijke regeling, dan geldt in ieder geval de salderingsregeling voor het artikel 16, tweede lid. Indien voor het gemeentelijk personeel een salderingsregeling geldt wordt daarbij salderingsmogelijkheid moet wel in een formele vergoedingsregeling zijn vastgelegd. Die is opgenomen in lagere vergoeding dan € 0,19 voor woon-/werkverkeer daarop in mindering mag worden gebracht. Die fiscaalwettelijk vastgestelde belastingvrije vergoeding van maximaal € 0,19 per kilometer een verstrekte

Voorbeeld

Betrokkene krijgt in een kalenderjaar van zijn werkgever een reiskostenvergoeding van in totaal € 2.240,00

bestaande uit:

  • -

    een vergoeding voor 10.000 woon-/werkkilometers x € 0,14 = € 1.400,00 en

  • -

    een vergoeding voor 3.000 kilometers wegens dienstreizen x € 0,28 = € 840,00.

Als er geen salderingsregeling is moet de inhoudingsplichtige in ieder tijdvak het bovenmatig bedrag van de vergoeding voor de dienstreizen in de heffing betrekken (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270,00). Als er wel een salderingsregeling is mag de inhoudingsplichtige deze heffing uitstellen (dit is niet verplicht). Saldering leidt dan tot het volgende resultaat: totale reiskostenvergoeding € 2.240,00 gedeeld door het totaal aantal kilometers 13.000 = gemiddelde vergoeding per km van € 0,17 per kilometer. Na saldering blijft de vergoeding onder de € 0,19 per km waardoor de totale reisvergoeding onbelast blijft. Indien de werkgever het ‘bovenmatige’ gedeelte van € 0,09 van de dienstreiskilometers reeds heeft belast (in totaal 3.000 km x € 0,09 = € 270,00) mag de inhoudingsplichtige uiterlijk in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar in zijn loonadministratie als negatief loon opnemen: € 270,00.

 

Reiskostenvergoedingen mogen dus ook onderling worden gesaldeerd. Kilometers die betrekking hebben op het reizen per openbaar vervoer waarvoor een vergoeding in geld is ontvangen, alsmede kilometers die als meerijder zijn afgelegd zonder dat sprake is van vervoer vanwege de werkgever en zonder dat debetrokkene daarvoor een vergoeding heeft ontvangen, mogen eveneens bij de saldering worden betrokken. Saldering, respectievelijk belastingheffing over het bovenmatig deel dat na saldering overblijft, mag worden uitgesteld. Afrekening met de fiscus op basis van saldering kan na afloop van een bepaald loontijdvak, maar dient uiterlijk plaats te vinden in de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar. Saldering na afloop van een kalenderkwartaal, half kalenderjaar of heel kalenderjaar is mogelijk zolang de vergoeding niet definitief is toegekend. In verband daarmee wordt de reiskostenvergoeding in eerste instantie bij wijze van voorschot uitbetaald. Voor de berekening van de loonheffing over het bovenmatig deel van de in een gekozen periode uitbetaalde reiskostenvergoedingen dient te worden uitgegaan van alle daadwerkelijk afgelegde dienstkilometers, vermeerderd met de daadwerkelijk afgelegde woon-/werk-kilometers.

Artikel 17 Dienstauto

Als onderdeel van de bedrijfsvoering kan de gemeente een dienstauto met of zonder chauffeur voor zakelijk gebruik beschikbaar stellen aan wethouders. De dienstauto kan ook voor het woon-/werkverkeer worden gebruikt. In dat geval vindt wel een korting plaats op de tegemoetkoming in de reiskosten woon/werk. De dienstauto kan ook worden gebruikt voor de vervulling van een q.q.-nevenfunctie. De eventueel uit hoofde van die nevenfunctie ontvangen vergoeding van reiskosten ter zake wordt in dat geval in de gemeentelijke kas gestort. De dienstauto is niet beschikbaar voor privé-gebruik.

De kilometers voor ambtsgebonden nevenfuncties worden als zakelijk aangemerkt. Ambtsgebondennevenfuncties vloeien voort uit het ambt. Van een ambtsgebonden nevenfunctie is in elk geval sprake als de ambtsdrager zich er niet aan kan onttrekken en de functie moet worden beëindigd als het ambt niet meer wordt uitgeoefend. Of met de nevenfunctie een maatschappelijk of algemeen bestuurlijk belang is gediend, is fiscaal bezien geen criterium voor het begrip ambtsgebonden nevenfunctie. Ook is het fiscaal niet relevant of door provinciale staten c.q. de gemeenteraad toestemming is gegeven voor het vervullen van de nevenfunctie en het gebruik van de dienstauto voor dat doel.

Het gebruik van de dienstauto voor niet ambtsgebonden nevenfuncties wordt als privégebruik aangemerkt. (Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties d.d. 22 maart 2007 aan de Tweede Kamer, Tweede-Kamerstuknummer 30800 VII, nr. 42).

 

Bijwonen van bijvoorbeeld vergaderingen van de VNG behoort tot ambtsgebonden activiteiten. Het gebruik voor overige nevenactiviteiten die dus tot het privégebruik worden gerekend, is slechts tot 500 km per jaar onbelast. Daarboven wordt het privé-gebruik aangemerkt als loon in natura en is om die reden belast.

Artikelen 19 en 28 Buitenlandse dienstreis

Bij buitenlandse dienstreizen in het gemeentelijk belang kunnen aan de wethouder de in redelijkheidreizen en over uitnodigingen daartoe op kosten van derden. Maar ook om bijvoorbeeld de rekening en verantwoording achteraf (zowel inhoudelijk als financieel), het meereizen van de partner en het combineren van een dienstreis met een (direct voorafgaande of aansluitende) privé-reis. gedragsregels vastgesteld. Daarbij gaat het om expliciete besluitvorming in het college over buitenlandse geldende Reisbesluit buitenland zijn daarbij richtsnoer. In de eerder genoemde gedragscode zijn nadere gemaakte werkelijke reis- en verblijfkosten worden vergoed. De tarieven in het voor het rijkspersoneel

Ook gemeenteraden of raadscommissies maken wel eens in het gemeentelijk belang excursies of reizennaar het buitenland. Hiervoor moet de gemeenteraad expliciet toestemming verlenen. De reis of excursie

wordt in alle gevallen door of vanwege de gemeente georganiseerd. Hetgeen hierboven is geschreven over buitenlandse dienstreizen van wethouders geldt mutatis mutandis ook voor buitenlandse excursies en reizen van de gemeenteraad of raadscommissies.

Voor raadsleden die niet hebben geopteerd voor de loonbelasting geldt dat de vergoedingen enverstrekkingen naar de waarde in het economische verkeer bij de aangifte inkomstenbelasting als opbrengst moeten worden verantwoord en dat de gemaakte kosten binnen de geldende randvoorwaarden als aftrekbare beroepskosten kunnen worden opgevoerd.

Artikel 22 mobiele telefoon

Met ingang van 1 januari 2007 zijn de vergoedingen of verstrekkingen van een mobiele telefoon geheelonbelast als het zakelijk gebruik meer dan 10% bedraagt.

In de vaste onkostenvergoeding is een component telefoonkosten opgenomen. Voor deeltijdwethouders isom, wanneer plaatselijk de component telefoonkosten wordt gekort, deze korting tot een bedrag van worden. Anderzijds is ook bij wethouders sprake van gebruik van de privé telefoon voor zakelijke doel-einden. Voor dit doel ontvangen burgemeesters maandelijks bruto een bedrag van € 25,00. Het is redelijk telefoon kan sprake zijn van overbedeling. De component telefoonkosten kan om die reden verminderd dat 12% van de onkostenvergoeding en voor voltijd wethouders 9%. Bij het verstrekken van een mobiele

€ 25,00 per maand van de bruto onkostenvergoeding achterwege te laten.

Artikel 23 Spaarloonregeling/levensloopregeling

Een wethouder is een werknemer en kan dientengevolge gebruik maken van de spaarloonregeling dan wel de levensloopregeling. Wanneer de wethouder gebruik maakt van de gemeentelijke levensloop-regeling is het niet toegestaan een levensloopbijdrage ten laste van de gemeente te verstrekken. De opbouw van de levensloopvoorziening mag uitsluitend ten laste van de wethouderswedde plaatsvinden. Aangezien wethouders geen verlof kennen, is het slechts mogelijk dat de opgebouwde voorziening bij de beëindiging van het wethouderschap wordt meegenomen naar een volgende werkgever of dat uitbetaling ineens plaatsvindt.

Artikel 24 Reis- en pensionkosten en verhuiskosten

Sinds de dualisering van het gemeentebestuur kunnen personen van buiten de gemeenteraad tot wethouder worden benoemd. Dat kunnen ook personen zijn die niet in de gemeente zelf wonen. Die zijn op grond van de Gemeentewet verplicht om te gaan wonen in de gemeente waar zij wethouder zijn geworden. In artikel 24 is geregeld dat zij bij verhuizing naar de gemeente in aanmerking komen voor een verhuiskostenvergoeding en eventueel voor vergoeding van reis- en pensionkosten in afwachting van de verhuizing. De vergoedingen zijn onbelast.

Artikel 26 Vergoeding voor het bijwonen van commissievergaderingen

 

In dit artikel is het presentiegeld voor leden van gemeentelijke commissies geregeld. Deze bepaling geldtniet voor raadsleden en wethouders die in de commissie zitten. Hun vergoeding is immers al geregeld in de rechtspositiebesluiten en elders in deze verordening. Uitgezonderd zijn verder onder meer ambtenaren en bestuurders die in die hoedanigheid in de commissie zitting hebben.

Uitgezonderd zijn tenslotte vertegenwoordigers van belangengroepen e.d. tenzij hun lidmaatschap tevens in belangrijke mate het gemeentelijk belang dient.

De hoogte van het presentiegeld wordt bij gemeentelijke verordening bepaald. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties stelt jaarlijks per 1 januari het maximum vast zoals dat is herzien aan de hand van het indexcijfer CAO lonen overheid.

In artikel 26, eerste lid, is er voor gekozen de hoogte van de vergoeding te bepalen op het door de minister vastgestelde maximum. De raad kan ook een lager bedrag vaststellen.

Het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden biedt echter ook de mogelijkheid om in de gemeentelijke verordening te regelen dat in bepaalde gevallen een hoger bedrag aan presentiegeld wordt toegekend dan het eerder bedoelde maximumbedrag. Dat is geregeld in artikel 26, vierde lid, van de verordening. Er kan gekozen worden voor een procentuele verhoging, maar het is ook mogelijk om het bedrag uit een hogere gemeenteklasse te kiezen.

Artikelen 31 t/m 34 De procedure van declaratie

 

In artikel 31 zijn de drie wijzen van betaling aangegeven. In de artikelen 37 t/m 39 is vervolgens aangegeven in welke gevallen welke betalingswijze aan de orde is en welke procedurevoorschriften in achtgenomen moeten worden.

Declaratie van vooruitbetaalde kosten

Daarbij gaat het om vergoeding van de volgende kosten:

  • -

    reis- en verblijfkosten van raadsleden;

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

  • -

    reis- en verblijfkosten van leden van gemeentelijke commissies.

Rechtstreekse facturering bij de gemeente

Rekeningen kunnen rechtreeks bij de gemeente in rekening worden gebracht in de volgende gevallen:

  • -

    deelname aan cursussen, congressen, seminars en symposia door raadsleden en wethouders;

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten;

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders.

Gebruik creditcard

Aan wethouders kan onder voorwaarden een creditcard beschikbaar worden gesteld voor functionele

uitgaven ten laste van de gemeente. Gebruik van creditcards is mogelijk in de volgende gevallen:

  • -

    zakelijke reis- en verblijfkosten van wethouders;

  • -

    reis- en verblijfkosten bij buitenlandse dienstreizen van wethouders;

  • -

    reis- en pensionkosten en verhuiskosten.

Artikelen 35 t/m 37 Citeertitel en inwerkingtreding

Gekozen is voor inwerkingtreding met terugwerkende kracht van de gewijzigde bepalingen tot en met hetvan de oude verordening. Deze intrekking vindt echter pas plaats op het moment van het van kracht worden van de nieuwe verordening. De oude bepalingen hebben daardoor nog steeds werking gehad tot en met het moment van aftreden van de wethouders uit het oude college. benoemd. Ter voorkoming van overgangsbepalingen voor de oude wethouders is gekozen voor intrekking aantreden van de nieuwe gemeenteraad. In de meeste gemeenten echter zijn de wethouders pas later

Bij de inwerkingtreding kan er voor worden gekozen deze bepalingen terugwerkende kracht te verlenen tot het moment dat de nieuwe gemeenteraad werd beëdigd respectievelijk de nieuwe wethouders zijn benoemd en beëdigd. Aangezien in de meeste gemeenten de beëdiging van de nieuwe raad en de nieuwe wethouder niet in dezelfde raadsvergadering heeft plaatsgevonden, is gekozen voor een driedeling:

  • -

    inwerkingtreding voor de raads- en commissieleden met terugwerkende kracht tot en met 16 maart 2006;

  • -

    inwerkingtreding voor de nieuwe wethouders met terugwerkende kracht tot en met de dag van hun beëdiging. Voor deze formulering is gekozen zodat voor de aftredende wethouders die op dezelfde dag van rechtswege zijn ontslagen als hun opvolgers de benoeming hebben aangenomen, de oude bepalingen van kracht blijven;

  • -

    om dezelfde reden is een splitsing gemaakt voor de inwerkingtreding van hoofdstuk V over de procedure van declaratie.

 

Terugwerkende kracht is alleen toegestaan wanneer de nieuwe aanspraken geen verslechtering inhoudenverordening zijn van rechtswege buiten toepassing mede als gevolg van de terugwerkende kracht die is van de op dat moment vigerende verordening. De nieuwe verordening kent geen verslechteringen, ook niet ten aanzien van de bepalingen over de computer. Immers de bepalingen daaromtrent uit de vorige

verleend aan de wijziging van de grondslag voor artikel 27a uit het Rechtspositiebesluit wethouders enartikel 7a uit het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden (Stb. 2006, 8).

Sinds 20 februari 2004 bestaat naast het Rechtspositiebesluit wethouders ook de (ministeriële) Regelingrechtspositie wethouders. In lijn met die gehanteerde benaming is gekozen voor een nieuwe naam van de

verordening: Verordening rechtspositie wethouders, raads- en commissieleden 2006.