Organisatie | Hellendoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de gemeentelijke identiteitskaart |
Citeertitel | Verordening gemeentelijke identiteitskaart |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
De verordening is van rechtswege vervallen in verband met de invoering van de Europese identiteitskaart. Geldende identiteitskaarten bleven nog maximaal 5 jaar geldig.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-1995 | art. 2, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 18 | 13-12-1994 Twents Volksblad, 20-12-1994 | 94.10657 | ||
07-04-1994 | 31-12-1999 | nieuwe regeling | 28-03-1994 Twents Volksblad, 05-04-1994 | 94.2017 |
De raad van de gemeente Hellendoorn;
overwegende dat er een maatschappelijke behoefte bestaat aan een officiële gemeentelijke identiteitskaart naast de bestaande documenten die als identiteitsbewijs worden gebruikt;
gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 15 maart 1994;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
Hoofdstuk 2 De identiteitskaart
De identiteitskaart is het document zoals dat door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is vastgesteld en bekendgemaakt.
Aan hen die ingevolge de wet van 9 september 1976, Stb. 468 (Wet betreffende de positie van Molukkers) als Nederlander worden behandeld, wordt op hun verzoek een identiteitskaart verstrekt met vermelding van de Nederlandse nationaliteit.
Wordt dit verzoek niet gedaan dan wordt aan de vermelde nationaliteit als bedoeld in het eerste lid onder f. toegevoegd: 1. In de rubriek "aantekeningen afgevende autoriteit", wordt in dit geval vermeld: 1. Stb.76.468.
De werkvoorraad identiteitskaarten en de te gebruiken materialen bevinden zich tijdens de werkuren, onder voortdurend toezicht, op een voor het publiek onzichtbare en voor onbevoegden onbereikbare plaats. Buiten de werkuren wordt de werkvoorraad opgeslagen in de in het eerste lid bedoelde voorziening. De werkvoorraden bedragen niet meer dan het gemiddelde verbruik van twee dagen.
Hoofdstuk 7 Slot- en strafbepalingen
Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze verordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van het ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze verordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.
Het is een ieder verboden een identiteitskaart valselijk op te maken of te vervalsen, of een identiteitskaart op grond van valse gegevens te doen verstrekken dan wel een aan hem of een ander uitgereikte identiteitskaart ter beschikking te stellen van derden, met het oogmerk het door dezen te doen gebruiken als ware het aan hen uitgereikt.
Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikelen 21, eerste lid, 22, 29 of 30 wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.
Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening gemeentelijke identiteitskaart.
II. in te trekken zijn besluit van 13 oktober 1992, nr. 92.6486 tot vaststelling van de Verordening gemeentelijke identiteitskaart, zoals dit besluit gewijzigd is bij besluit van 9 maart 1993, nr. 93.0098.
III. op de afhandeling van aanvragen, die zijn ingediend voor 1 januari 1995 is de Verordening gemeentelijke identiteitskaart, zoals die gold voor dat tijdstip, van toepassing.
IV. het bepaalde onder III. treedt op 1 januari 1995 in werking.
De verordening biedt de grondslag voor het verstrekken en uitreiken van een gemeentelijke identiteitskaart. De identiteitskaart is een waardedocument. Daarom bevat de verordening bepalingen die waarborgen dat de aanvraag, de verstrekking en het gebruik van de identiteitskaart op zorgvuldige wijze gebeurt.
De verordening maakt het mogelijk een identiteitskaart te verstrekken aan degene die de Nederlandse nationaliteit bezit en in de bevolkingsadministratie van de gemeente of het Centraal Persoonsregister is opgenomen. Ook degene die als bezitter van de Nederlandse nationaliteit wordt behandeld komt in aanmerking voor een identiteitskaart. Het verstrekken van de kaart is afhankelijk van het voldoen aan die eisen. Voorts moet de aanvraag van de kaart overeenkomstig het voorgeschreven aanvraag-/identiteitsformulier gebeuren.
De verordening is gebaseerd op artikel 168 van de gemeentewet. Zolang er geen wetgeving van hogere bestuursorganen is, die de materie van de identiteitskaart vanuit gelijke motieven regelt, is de gemeente bevoegd hierover regels te stellen. De afgifte van een identiteitskaart is een onderwerp dat binnen de aanduiding "huishouding der gemeente" valt, zoals dat op grond van artikel 168 is te hanteren. Het gaat hier dan ook om een autonome gemeentelijke verordening.
Burgemeester en Wethouders zijn het bevoegde bestuursorgaan. In rijkswetgeving over waardedocumenten, zoals paspoort en rijbewijs, is de burgemeester aangewezen als het bevoegde gemeentelijke bestuursorgaan.
De hoofdregel van de gemeentewet die de uitvoerende bevoegdheid bij Burgemeester en Wethouders legt, dient ook hier toegepast te worden. De gevallen waarin daarvan is af te wijken, zijn af te leiden uit artikel 221 van de gemeentewet en de bijbehorende jurisprudentie. Artikel 221 wordt zodanig uitgelegd dat in autonome verordeningsbepalingen de burgemeester als het uitvoerende bestuursorgaan dient te worden genoemd als het gaat over, kort gezegd, voor publiek openstaande gebouwen, samenkomsten en openbare vermakelijkheden. Daarbij is het oogmerk van de verordening niet van belang. In de verordening op de identiteitskaart zal het college van Burgemeester en Wethouders als het uitvoerend bestuursorgaan moeten worden aangewezen omdat geen van de onder artikel 221 gemeentewet vallende omstandigheden van toepassing is. (Artikel 176 van de nieuwe Gemeentewet dat artikel 221 zal vervangen brengt hierin geen inhoudelijke wijzigingen).
De verordening kent enige momenten waarop een beschikking ontstaat. In de procedure voor de aanvraag is het besluit de aanvraag buiten behandeling te stellen een beschikking waartegen bezwaar en beroep is in te stellen. De weigering de identiteitskaart te verstrekken is eveneens een beschikking. De inhouding is een feitelijke handeling waartegen geen bezwaar en beroep openstaat.
De inhoud van het begrip identiteitskaart is anders dan de ook wel voorkomende aanduiding legitimatiebewijs. In de verordening gaat het uitsluitend om identificatie, dat wil zeggen het vaststellen of aantonen welke persoon iemand is. Met een foto, vingerafdruk of informatie over wie iemand is, valt de identiteit vast te stellen. Legitimatie is er in eerste instantie op gericht om informatie te geven over de hoedanigheid of bevoegdheid van de houder. Bijvoorbeeld of iemand opsporingsbevoegdheid heeft of meteropnemer van het energiebedrijf is.
De termijn van vijf jaren is dezelfde als de geldigheidsduur van het paspoort. De identiteitskaart blijft gemeente-eigendom. Het auteursrecht van de identiteitskaart berust bij de VNG.
In verband met het benodigde maatschappelijke draagvlak voor de acceptatie van de kaart is het nodig dat iedere gemeente dezelfde identiteitskaart gebruikt. Het model daarvoor is in opdracht van de VNG ontwikkeld en geproduceerd.
Dit artikel verplicht iedereen die het document in handen krijgt, anders, dan voor ambtelijke doeleinden (dus bijv. als vinder of erfgenaam) de kaart ter beschikking te stellen van Burgemeester en Wethouders van de verstrekkende gemeente.
Wanneer een kaart verloren is dan zal de houder van deze kaart in veel gevallen inmiddels een nieuwe kaart hebben gekregen. Bij het aanvragen van deze nieuwe kaart heeft betrokkene dan een verklaring van vermissing overgelegd.
De gevonden kaart dient dan dus niet meer in omloop te komen en moet worden vernietigd.Wanneer de oorspronkelijke houder van de kaart nog in de gemeente woont waar de kaart is afgegeven en uit de administratie blijkt dat er nog geen nieuwe kaart is afgegeven, staat het Burgemeester en Wethouders uiteraard vrij om te trachten de gevonden kaart bij de oorspronkelijke houder terug te bezorgen. De vernietigingsbepaling is opgenomen om (langdurige) opsporingsakties te voorkomen.
De registratie van de verstrekking gebeurt op de persoonskaart. Registratie van verstrekte identiteitskaarten aan personen die in het CPR zijn opgenomen dient afzonderlijk plaats te vinden, omdat daar binnen de gemeente geen persoonskaart van beschikbaar is. Op grond van de Wet persoonsregistraties dient hiervan een reglement te worden gemaakt.
Het artikel regelt het opnemen van de identiteitskaart in de bevolkingsadministratie.De volgende gegevens met betrekking tot de gemeentelijke identiteitskaart dienen in vak 23 van de PK te worden opgenomen:
De ID-kaartgegevens dienen, evenals de gegevens betreffende Nederlandse reisdocumenten, bij de overgang naar GBA te worden geconverteerd. Daarbij dienen de conversievoorschriften gevolgd te worden die in het Logisch Ontwerp ten aanzien van Nederlandse reisdocumenten zijn opgenomen. Wanneer op de persoonskaarten de code "I" (beschikbaar stellen aan de CRI) is opgenomen, dient de gehele categorie 12 in onderzoek geplaatst te worden.
Daarbij dient de schrijfwijze te worden aangehouden zoals die ook bij paspoorten wordt gevolgd. Een voorbeeld van de volledige registratie van een gemeentelijke identiteitskaart die op 3 mei 1992 in de gemeente Wehl is afgegeven en die op 17 juni 1993 als vermist is aangemeld ziet er als volgt uit:
+ID 0047861 3mei92 Wehl V 17jun93+
De historische gegevens van de eerder verstrekte identiteitskaart worden in de administratie bewaard op dezelfde wijze zoals bij de paspoorten plaatsvindt: doorhalen van de oude gegevens.
Identiteitskaarten zijn waardedocumenten, evenals paspoorten en rijbewijzen. Derhalve dient voorkomen te worden dat blanco en ingevulde identiteitskaarten in onbevoegde handen komen. Artikelen 26 en 28 bieden daarvoor een waarborg. Die waarborg heeft evenwel ook betekenis naar buiten toe. Personen en instanties die te maken krijgen met gebruikers van de identiteitskaart weten mede daardoor dat de afgifte van het document met waarborgen is omgeven die zoveel mogelijk voorkomen dat frauduleuze handelingen kunnen worden gepleegd. De verantwoordelijkheid voor de hantering van het reglement dat in artikel 28 is voorgeschreven berust bij het hoofd van de aangewezen afdeling en de door hem of haar aangewezen medewerkers.
Overtreding van de geheimhoudingsbepaling is strafbaar op grond van artikel 272 Wetboek van Strafrecht. Artikel 29 kan vervallen met het in werking treden van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 2:5 Awb bevat een geheimhoudingsregeling.
Artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht bevat dezelfde tekst als artikel 30. Het artikel is alleen van toepassing op reisdocumenten. Voor identiteitskaarten is derhalve een afzonderlijke strafbepaling nodig. Indien valsheid in geschrifte wordt geconstateerd dient aangifte te worden gedaan. Gelet op de strafmaat die in het Wetboek van Strafrecht is gesteld, is in artikel 31 gekozen voor de tweede geldboetecategorie (artikel 195 Gemeentewet jo artikel 23 WvSr).