Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Hellendoorn

Verordening op de gemeentelijke identiteitskaart

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHellendoorn
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de gemeentelijke identiteitskaart
CiteertitelVerordening gemeentelijke identiteitskaart
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De verordening is van rechtswege vervallen in verband met de invoering van de Europese identiteitskaart. Geldende identiteitskaarten bleven nog maximaal 5 jaar geldig.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 149

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-1995art. 2, 4, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 17, 18

13-12-1994

Twents Volksblad, 20-12-1994

94.10657
07-04-199431-12-1999nieuwe regeling

28-03-1994

Twents Volksblad, 05-04-1994

94.2017

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de gemeentelijke identiteitskaart

De raad van de gemeente Hellendoorn;

 

overwegende dat er een maatschappelijke behoefte bestaat aan een officiële gemeentelijke identiteitskaart naast de bestaande documenten die als identi­teitsbewijs worden gebruikt;

 

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van 15 maart 1994;

 

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t:

 

I. vast te stellen de volgende

 

Verordening op de gemeentelijke identiteits­kaart.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • A.

    identiteitskaart : het door Burgemeester en Wethouders verstrekte document aan de hand waarvan is vast te stellen of waarmee is aan te tonen welke persoon iemand is;

  • B.

    houder : degene op wiens naam de identiteitskaart is gesteld en ten behoeve van wie de identiteitskaart door Burgemeester en Wethouders is uitgereikt;

  • C.

    verstrekken : de beslissing tot het uitreiken van een identiteitskaart;

  • D.

    uitreiken : het feitelijk ter beschikking van de houder stellen van de op zijn naam gestelde identiteitskaart;

  • E.

    inhouden : het feitelijk aan de beschikking van de houder onttrekken van de op zijn naam gestelde identiteitskaart.

Artikel 2

Ingetrokken.

Artikel 3
  • 1.

    De identiteitskaart heeft een geldigheidsduur van vijf jaren.

  • 2.

    De identiteitskaart blijft na uitreiking gemeente-eigendom.

Artikel 4

Ingetrokken.

Hoofdstuk 2 De identiteitskaart

Artikel 5

De identiteitskaart is het document zoals dat door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is vastgesteld en bekendgemaakt.

Artikel 6
  • 1.

    De identiteitskaart vermeldt de volgende gegevens van de houder:

    • a.

      de geslachtsnaam;

    • b.

      de voornamen;

    • c.

      de geboortedatum;

    • d.

      de gemeente van geboorte;

    • e.

      het geslacht;

    • f.

      de Nederlandse nationaliteit;

    • g.

      het adres;

    • h.

      de woonplaats;

    • i.

      de lengte.

  • 2.

    De identiteitskaart vermeldt voorts:

    • a.

      de afgevende autoriteit;

    • b.

      het tijdvak waarvoor het document geldig is;

    • c.

      het documentnummer;

    • d.

      het persoonsnummer;

    • e.

      het druknummer.

  • 3.

    De identiteitskaart bevat tevens een rubriek: aantekeningen afgevende autoriteit.

  • 4.

    De in het eerste lid onder a genoemde geslachtsnaam omvat tevens de voorvoegsels en adellijke titels.

  • 5.

    De in het eerste lid, onder b, genoemde voornamen worden voluit geschreven en omvatten tevens de adellijke predikaten.

    Voornamen die door de beperkte ruimte niet voluit zijn te vermelden worden met de voorletter vermeld.

  • 6.

    Aan hen die ingevolge de wet van 9 september 1976, Stb. 468 (Wet betreffende de positie van Molukkers) als Nederlander worden behandeld, wordt op hun verzoek een identiteitskaart verstrekt met vermelding van de Nederlandse nationaliteit.

    Wordt dit verzoek niet gedaan dan wordt aan de vermelde nationaliteit als bedoeld in het eerste lid onder f. toegevoegd: 1. In de rubriek "aantekeningen afgevende autoriteit", wordt in dit geval vermeld: 1. Stb.76.468.

  • 7.

    De in het eerste lid, onder g en h, genoemde gegevens, zijn het adres en de woonplaats op het moment waarop de identiteitskaart wordt verstrekt.

  • 8.

    De identiteitskaart is voorzien van een zwart-wit pasfoto van 3 bij 4 cm van de houder en van de handtekening van de houder.

Artikel 7

Ingetrokken.

Artikel 8

Ingetrokken.

Hoofdstuk 3 De aanvraag, het buiten behandeling laten, de weigering

Artikel 9

Ingetrokken.

Artikel 10

Ingetrokken.

Artikel 11

Ingetrokken.

Artikel 12

Ingetrokken.

Artikel 13

Ingetrokken.

Artikel 14

Ingetrokken.

Artikel 15

Ingetrokken.

Artikel 16
  • 1.

    Ingetrokken.

  • 2.

    Ingetrokken.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders melden aan het hoofd van de Rijksinspectie van de Bevolkingsregisters bij verstrekking, vermissing (incl. diefstal), of inhouding/inlevering van een identiteitskaart van een in het centrale persoonsregister opgenomen persoon:

    • a.

      de (geslachtsnaam), de voornamen, de geboortedatum en de geboorteplaats van deze persoon;

    • b.

      de gegevens als bedoeld in artikel 24.

Artikel 17

Ingetrokken.

Artikel 18

Ingetrokken.

Hoofdstuk 4 Verval van rechtswege en inhouden

Artikel 19

De identiteitskaart vervalt van rechtswege, indien:

  • a.

    de geldigheidsduur van de identiteitskaart is verstreken;

  • b.

    ingetrokken;

  • c.

    de geslachtsnaam, de geboortedatum of het geslacht van de houder op grond van wettelijke voorschriften of rechterlijke uitspraak is gewijzigd;

  • d.

    de houder de Nederlandse nationaliteit heeft verloren;

  • e.

    de identiteitskaart kennelijke spel- of schrijffouten bevat;

  • f.

    de houder niet meer op grond van de Wet betreffende de positie van Molukkers van 9 september 1976 (Stb. 468) als Nederlander wordt behandeld;

  • g.

    de houder is overleden;

  • h.

    ingetrokken.

Artikel 20
  • 1.

    Burgemeester en Wethouders houden een identiteitskaart onmiddellijk in, indien:

    • a.

      het document zodanig is beschadigd dat de vermelde gegevens niet meer leesbaar zijn of een deel van de gegevens ontbreekt;

    • b.

      in of aan het document wijzigingen zijn aangebracht, of een deel ervan ontbreekt;

    • c.

      de foto van de houder onvoldoende gelijkenis vertoont;

    • d.

      de identiteitskaart op grond van artikel 19 vervallen is.

  • 2.

    Een document dat een valse identiteitskaart blijkt te zijn, wordt door Burgemeester en Wethouders onmiddellijk ingehouden.

Artikel 21
  • 1.

    De houder van de op grond van artikel 19, onder a t/m f, vervallen identiteitskaart levert het document binnen twee weken na de dag waarop het verval ingaat in bij Burgemeester en Wethouders van de gemeente waarin hij zijn woonplaats heeft.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders vernietigen de ingehouden en de ingeleverde identiteits-kaarten.

  • 3.

    Het vernietigen van de in het tweede lid genoemde identiteitskaarten gebeurt, onmiddellijk na inhouding of inlevering.

  • 4.

    Het bepaalde in het tweede en het derde lid is niet van toepassing op het document waarin of waaraan wijzigingen zijn aangebracht of op het document dat een valse identiteitskaart blijkt te zijn.

  • 5.

    Documenten waarop het vierde lid van toepassing is, worden door Burgemeester en Wethouders aan de Centrale Recherche Informatiedienst beschikbaar gesteld voor onderzoek.

Artikel 22
  • 1.

    Een ieder die, anders dan voor ambtelijke doeleinden, in het bezit is van een identiteitskaart waarvan hij niet de houder is, draagt zorg dat het document zo spoedig mogelijk ter beschikking komt van Burgemeester en Wethouders van de gemeente die het document hebben verstrekt.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders die de in het eerste lid bedoelde identeitskaart in hun bezit krijgen vernietigen deze identiteitskaart op de wijze als bedoeld in artikel 21, derde lid, tenzij uitreiking aan de houder mogelijk is.

Hoofdstuk 5 Administratie

Artikel 23
  • 1.

    Burgemeester en Wethouders houden een administratie bij van de verstrekte, uitgereikte, vermiste, gestolen, gevonden, ingehouden en aan de Centrale Recherche Informatiedienst ter beschikking gestelde identiteitskaarten.

  • 2.

    De administratie bevat het aanvraag-/identiteitsformulier, de tweede pasfoto en voor zover van toepassing de verklaring over de vermissing.

  • 3.

    De gegevens in de administratie zijn op naam en op documentnummer toegankelijk.

  • 4.

    Ingetrokken.

Artikel 24
  • 1.

    Het verstrekken, de vermissing, de diefstal, de inhouding en het ter beschikking stellen aan de Centrale Recherche Informatiedienst van een identiteitskaart wordt geregistreerd op de persoonskaart.

  • 2.

    In vak 23 van de persoonskaart worden de volgende gegevens met betrekking tot de identiteitskaart opgenomen:

    • a.

      de code "ID" en de datum van verstrekking;

    • b.

      het documentnummer;

    • c.

      de naam van de gemeente die het document heeft verstrekt;

    • d.

      in geval van inhouding van de identiteitskaart de code "I" en de datum van de inhouding;

    • e.

      in geval van vermissing of diefstal de code "V" en de datum van de schriftelijke verklaring over de vermissing.

    • f.

      in geval van ter beschikking stellen aan de Centrale Recherche Informatiedienst de code "I". In vak 24 wordt aangetekend dat er een onderzoek plaatsvindt.

  • 3.

    Ingetrokken.

Artikel 25
  • 1.

    Burgemeester en Wethouders vernietigen het aanvraag-/identiteitsformulier en de tweede pasfoto zes jaar na de datum waarop de geldigheidsduur van de identiteitskaart is verstreken.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kunnen Burgemeester en Wethouders het aanvraag-/identiteitsformulier en de tweede pasfoto vernietigen nadat een nieuwe identiteitskaart is uitgereikt of na het overlijden van de houder.

Hoofdstuk 6 Documentbeheer

Artikel 26
  • 1.

    De voorraad identiteitskaarten en de materialen worden opgeslagen in een waardekast of kluis, met een waardebergingsindicatie overeenkomstig de richtlijn van het Ministerie van Binnenlandse Zaken ten behoeve van reisdocumenten. Deze voorziening is in een af te sluiten ruimte geplaatst.

  • 2.

    De plaatsen waar de identiteitskaarten en materialen zijn opgeslagen, zijn uitgerust met een elektronisch inbraakalarmeringssysteem dat voorziet in een zogenoemde permanente vaste-lijn-verbinding met een door de rijksoverheid toegelaten alarmcentrale.

  • 3.

    De werkvoorraad identiteitskaarten en de te gebruiken materialen bevinden zich tijdens de werkuren, onder voortdurend toezicht, op een voor het publiek onzichtbare en voor onbevoegden onbereikbare plaats. Buiten de werkuren wordt de werkvoorraad opgeslagen in de in het eerste lid bedoelde voorziening. De werkvoorraden bedragen niet meer dan het gemiddelde verbruik van twee dagen.

  • 4.

    Met betrekking tot de toegang van personen tot de hoofdvoorraad en het zorgvuldig beheer van de werkvoorraad worden organisatorische maatregelen getroffen, die regelmatig op hun effectiviteit worden onderzocht en zo nodig verbeterd.

  • 5.

    Burgemeester en Wethouders dragen zorg, dat de bij de uitvoering van de verordening betrokken ambtenaren regelmatig worden geïnformeerd over ontvreemdingsriciso's en geïnstrueerd met betrekking tot risicobeperkende afspraken en maatregelen ter zake.

Artikel 27

In het geval van ontvreemding dan wel vernietiging van identiteitskaarten of materialen ten gevolge van inbraak, diefstal, verduistering, overvallen, brand of anderszins doen Burgemeester en Wethouders daarvan terstond aangifte bij de plaatselijke politie.

Artikel 28

Burgemeester en Wethouders stellen als nadere regels het VNG-Reglement vast betreffende inkoop, aflevering, werkvoorraad, uitgifte, verschrijven, vermissen, diefstal en innemen van identiteitskaarten.

Hoofdstuk 7 Slot- en strafbepalingen

Artikel 29

Een ieder die betrokken is bij de uitvoering van deze verordening en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van het ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding daarvan, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot bekendmaking verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van deze verordening de noodzaak tot bekendmaking voortvloeit.

Artikel 30
  • 1.

    Het is een ieder verboden een identiteitskaart valselijk op te maken of te vervalsen, of een identiteitskaart op grond van valse gegevens te doen verstrekken dan wel een aan hem of een ander uitgereikte identiteitskaart ter beschikking te stellen van derden, met het oogmerk het door dezen te doen gebruiken als ware het aan hen uitgereikt.

  • 2.

    Het is een ieder verboden in het bezit te zijn van een identiteitskaart waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervalst is, dan wel gebruik te maken van een niet op zijn naam gestelde identiteitskaart.

Artikel 31

Hij die handelt in strijd met het bepaalde in artikelen 21, eerste lid, 22, 29 of 30 wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 32

Deze verordening kan worden aangehaald als: Verordening gemeentelijke identiteitskaart.

 

II. in te trekken zijn besluit van 13 oktober 1992, nr. 92.6486 tot vaststelling van de Verordening gemeentelijke identiteitskaart, zoals dit besluit gewijzigd is bij besluit van 9 maart 1993, nr. 93.0098.

 

III. op de afhandeling van aanvragen, die zijn ingediend voor 1 januari 1995 is de Verordening gemeentelijke identiteitskaart, zoals die gold voor dat tijdstip, van toepassing.

 

IV. het bepaalde onder III. treedt op 1 januari 1995 in werking.

De raad voornoemd,

de secretaris, de voorzitter,

TOELICHTING OP DE VERORDENING GEMEENTELIJKE IDENTITEITSKAART

Algemeen

De verordening biedt de grondslag voor het verstrekken en uitreiken van een gemeentelijke identiteitskaart. De identiteitskaart is een waardedocument. Daarom bevat de verordening bepa­lingen die waarborgen dat de aanvraag, de ver­strekking en het gebruik van de identiteitskaart op zorgvuldige wijze gebeurt.

De verordening maakt het mogelijk een identiteitskaart te verstrekken aan degene die de Neder­landse nationaliteit bezit en in de bevolkingsadministratie van de gemeente of het Centraal Per­soonsregister is opgenomen. Ook degene die als bezitter van de Nederlandse nationaliteit wordt behandeld komt in aanmerking voor een identiteitskaart. Het verstrekken van de kaart is afhank­elijk van het voldoen aan die eisen. Voorts moet de aanvraag van de kaart overeenkomstig het voorgeschreven aanvraag-/identiteitsformulier gebeuren.

 

De verordening is gebaseerd op artikel 168 van de gemeentewet. Zolang er geen wetgeving van hogere bestuursorganen is, die de materie van de identiteitskaart vanuit gelijke motieven regelt, is de gemeente bevoegd hierover regels te stel­len. De afgifte van een identiteitskaart is een onder­werp dat binnen de aandui­ding "huishouding der gemeente" valt, zoals dat op grond van artikel 168 is te hanteren. Het gaat hier dan ook om een autonome gemeentelijke verordening.

Burgemeester en Wethouders zijn het bevoegde bestuursorgaan. In rijkswetgeving over waardedo­cumenten, zoals paspoort en rijbewijs, is de burgemeester aangewe­zen als het bevoegde gemeen­telijke bestuursorgaan.

De hoofdregel van de gemeentewet die de uitvoerende bevoegdheid bij Burgemeester en Wethou­ders legt, dient ook hier toegepast te worden. De gevallen waarin daar­van is af te wijken, zijn af te leiden uit artikel 221 van de gemeentewet en de bijbehorende jurisprudentie. Artikel 221 wordt zodanig uitgelegd dat in autonome verordeningsbepalingen de burgemeester als het uitvoerende bestuursorgaan dient te worden genoemd als het gaat over, kort gezegd, voor publiek openstaan­de gebouwen, samenkomsten en openbare vermakelijkheden. Daarbij is het oogmerk van de verordening niet van belang. In de verordening op de identiteitskaart zal het college van Burge­meester en Wethouders als het uitvoerend bestuursorgaan moeten worden aangewezen omdat geen van de onder artikel 221 gemeentewet vallende om­standigheden van toepassing is. (Artikel 176 van de nieuwe Gemeentewet dat arti­kel 221 zal vervangen brengt hierin geen inhoudelijke wijzigingen).

 

De verordening kent enige momenten waarop een beschikking ontstaat. In de procedure voor de aanvraag is het besluit de aanvraag buiten behandeling te stellen een beschikking waartegen bezwaar en beroep is in te stellen. De weigering de identiteitskaart te verstrekken is eveneens een beschikking. De inhouding is een feitelijke handeling waartegen geen bezwaar en beroep open­staat.

 

 

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

A. Identiteitskaart

De inhoud van het begrip identiteitskaart is anders dan de ook wel voorko­mende aanduiding legitimatiebewijs. In de verordening gaat het uitsluitend om identificatie, dat wil zeggen het vaststellen of aantonen welke persoon iemand is. Met een foto, vingerafdruk of informatie over wie iemand is, valt de identiteit vast te stellen. Legitimatie is er in eerste instantie op gericht om informatie te geven over de hoedanigheid of bevoegdheid van de houder. Bijvoorbeeld of iemand opsporingsbevoegdheid heeft of meterop­nemer van het energiebedrijf is.

 

Artikel 3

De termijn van vijf jaren is dezelfde als de geldigheidsduur van het paspoort. De identiteitskaart blijft gemeente-eigendom. Het auteursrecht van de identiteitskaart berust bij de VNG.

 

Artikel 5

In verband met het benodigde maatschappelijke draagvlak voor de acceptatie van de kaart is het nodig dat iedere gemeente dezelfde identiteitskaart gebruikt. Het model daarvoor is in opdracht van de VNG ontwikkeld en geproduceerd.

 

Artikel 22

Dit artikel verplicht iedereen die het document in handen krijgt, anders, dan voor ambtelijke doeleinden (dus bijv. als vinder of erfgenaam) de kaart ter beschikking te stellen van Burgemeester en Wethouders van de verstrekkende gemeente.

Wanneer een kaart verloren is dan zal de houder van deze kaart in veel gevallen inmiddels een nieuwe kaart hebben gekregen. Bij het aanvragen van deze nieuwe kaart heeft betrokkene dan een verklaring van vermissing overgelegd.

De gevonden kaart dient dan dus niet meer in omloop te komen en moet worden vernietigd.Wanneer de oorspronkelijke houder van de kaart nog in de gemeente woont waar de kaart is afgegeven en uit de administratie blijkt dat er nog geen nieuwe kaart is afgegeven, staat het Burgemeester en Wethouders uiteraard vrij om te trachten de gevonden kaart bij de oorspronkelij­ke houder terug te bezorgen. De vernieti­gingsbepaling is opgenomen om (langdurige) opsporings­akties te voorkomen.

 

Artikel 23

De registratie van de verstrekking gebeurt op de persoonskaart. Registratie van verstrekte identi­teitskaarten aan personen die in het CPR zijn opgenomen dient afzonderlijk plaats te vinden, omdat daar binnen de gemeente geen persoonskaart van beschikbaar is. Op grond van de Wet persoonsregistraties dient hiervan een reglement te worden gemaakt.

 

Artikel 24

Het artikel regelt het opnemen van de identiteitskaart in de bevolkingsadmini­stratie.De volgende gegevens met betrekking tot de gemeentelijke identiteitskaart dienen in vak 23 van de PK te worden opgenomen:

  • -

    de code "ID" die aangeeft dat het een gemeentelijke identiteitskaart be­treft;

    - het documentnummer;

  • -

    de datum van verstrekking (is tevens datum ingang geldigheid);

  • -

    de naam van de gemeente waar de kaart is afgegeven;

  • -

    in geval van inhouding de "I" plus datum waarop de ID-kaart is ingehouden

  • -

    in geval van vermissing/diefstal de "V" plus de datum waarop de vermissing/ diefstal bij de gemeente is gemeld

  • -

    in geval van het ter beschikking stellen aan de Centrale Recherche Informa­tiedienst (CRI) de code "I" plus de datum waarop de ID-kaart aan de CRI is toegezonden.

 

De ID-kaartgegevens dienen, evenals de gegevens betreffende Nederlandse reisdocumenten, bij de overgang naar GBA te worden geconverteerd. Daarbij dienen de conversievoorschriften gevolgd te worden die in het Logisch Ontwerp ten aanzien van Nederlandse reisdocumenten zijn opgenomen. Wanneer op de persoonskaarten de code "I" (beschikbaar stellen aan de CRI) is opgenomen, dient de gehele categorie 12 in onderzoek geplaatst te worden.

Daarbij dient de schrijfwijze te worden aangehouden zoals die ook bij paspoorten wordt gevolgd. Een voorbeeld van de volledige registratie van een gemeentelijke identiteitskaart die op 3 mei 1992 in de gemeente Wehl is afgegeven en die op 17 juni 1993 als vermist is aangemeld ziet er als volgt uit:

+ID 0047861 3mei92 Wehl V 17jun93+

De historische gegevens van de eerder verstrekte identiteitskaart worden in de administratie bewaard op dezelfde wijze zoals bij de paspoorten plaatsvindt: doorhalen van de oude gegevens.

 

Artikel 26, 27 en 28

Identiteitskaarten zijn waardedocumenten, evenals paspoorten en rijbewijzen. Derhalve dient voorkomen te worden dat blanco en ingevulde identiteitskaarten in onbevoegde handen komen. Artikelen 26 en 28 bieden daarvoor een waarborg. Die waarborg heeft evenwel ook betekenis naar buiten toe. Personen en instanties die te maken krijgen met ge­bruikers van de identiteitskaart weten mede daardoor dat de afgifte van het document met waarborgen is omgeven die zoveel mogelijk voorkomen dat frauduleuze handelingen kunnen worden gepleegd. De verantwoordelijkheid voor de hantering van het reglement dat in artikel 28 is voorgeschreven berust bij het hoofd van de aangewezen afdeling en de door hem of haar aangewezen medewer­kers.

 

Artikel 29

Overtreding van de geheimhoudingsbepaling is strafbaar op grond van artikel 272 Wetboek van Strafrecht. Artikel 29 kan vervallen met het in werking treden van de Algemene wet bestuurs­recht. Artikel 2:5 Awb bevat een geheimhoudingsregeling.

 

Artikelen 30 en 31

Artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht bevat dezelfde tekst als artikel 30. Het artikel is alleen van toepassing op reisdocumenten. Voor identiteitskaarten is derhalve een afzonderlijke strafbepaling nodig. Indien valsheid in geschrifte wordt geconstateerd dient aangifte te worden gedaan. Gelet op de strafmaat die in het Wetboek van Strafrecht is gesteld, is in artikel 31 gekozen voor de twee­de geldboetecategorie (artikel 195 Gemeentewet jo artikel 23 WvSr).