Organisatie | Montferland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 |
Citeertitel | Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | geen |
geen
Wet werk en bijstand, art. 8, lid 1, sub g, en lid 2, sub d, juncto artikel 35, lid 5, alsmede artikel 48, lid 4
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 26-04-2012 Montferland Journaal, 15 mei 2012 | geen |
De raad van de gemeente Montferland,
Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, met overneming van de daarin vermelde motieven;
gelet op artikel 8, lid 1, sub g, en lid 2, sub d, juncto artikel 35, lid 5, alsmede artikel 48, lid 4, van de Wet werk en bijstand;
Vast te stellen de "Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012".
Hoofdstuk 2. Recht op bijzondere bijstand voor maatschappelijke participatie
Artikel 6 - Onvoorziene omstandigheden
Door of namens het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende worden afgeweken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing hiervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012”.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering op 26 april 2012.
De voorzitter, C.C. Leppink-Schuitema
Algemene toelichting “Verordening bevordering van maatschappelijke participatie schoolgaande kinderen 2012”.
Kinderen moeten in hun kansen en mogelijkheden tot ontwikkeling niet worden belemmerd door de slechte financiële positie van hun ouders. Maatschappelijke participatie van een kind is van groot belang met het oog op zijn of haar kansen op een zelfredzame toekomst. De wetgever beoogt inkomensondersteuning rechtstreeks aan zoveel mogelijk minderjarige kinderen van de doelgroep ten goede te laten komen en vindt het daarom wenselijk dat de categoriale bijzondere bijstand aan deze groep in natura en niet als geldbedrag wordt verleend. Dit is vastgelegd in artikel 48 lid 4 WWB. Artikel 8 lid 1 onderdeel g WWB bepaalt dat de gemeenteraad bij verordening regels moet stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind. Hierbij moet in ieder geval worden bepaald op welke wijze invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’ (artikel 8 lid 2 onderdeel d WWB). Deze vorm van categoriale bijzondere bijstand wordt uitsluitend verstrekt aan mensen met maximaal een inkomen van 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (artikel 35 lid 9 WWB).
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1 - Begripsomschrijvingen
Er is voor gekozen om begrippen die al zijn omschreven in de WWB, Awb niet afzonderlijk te definiëren in deze verordening. Dit voorkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de betreffende wetten ook de Verordening moet worden gewijzigd.
In artikel 8 lid 2 onderdeel d WWB is expliciet bepaald dat de gemeenteraad in de verordening maatschappelijke participatie regels moet stellen over de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip ‘maatschappelijke participatie’. In artikel 2 van deze verordening is voorts aangegeven dat het oogmerk van maatschappelijke participatie het voorkomen of doorbreken van een sociaal isolement is alsmede de educatieve ontwikkeling van het ten laste komende kind. Bij de invulling van het begrip maatschappelijke participatie is rekening gehouden met het feit dat van categoriale bijzondere bijstand zoals bedoeld in artikel 35 lid 5 WWB geen sprake is voor zover het hoofddoel van de vergoeding het subsidiëren van culturele, educatieve of sportieve activiteiten is. Er is slechts sprake van bijstandsverlening indien voor belanghebbenden kosten worden weggenomen die zij anders wel zouden maken.
Hoofdstuk 2. Recht op bijzondere bijstand voor maatschappelijke participatie
In artikel 3 is de doelgroep van deze verordening beschreven. Bij wisselende inkomsten wordt gekeken tot drie maanden voor het moment van de aanvraag. Als het gemiddelde inkomen gedurende deze drie maanden onder de 110% van de geldende bijstandsnorm blijft, dan wordt voldaan aan de inkomstentoets.
Artikel 4 - Maatschappelijke participatie
De in artikel 4 genoemde kosten zijn grotendeels overgenomen vanuit de verordening reductieregeling. Omdat een aantal kostensoorten niet aansluiten bij de in de verordening gehanteerde definitie voor een kind (zie artikel 1 lid 2d van deze verordening) zijn de volgende kostensoorten niet opgenomen: peuterspeelzalen, kinderdagverblijven/kinderopvang en volwasseneneducatie.
Artikel 5 - Educatieve ontwikkeling
Het huidige gemeentelijke beleid (sinds 2008) in het kader van het landelijke project “kinderen tellen mee!” is opgenomen in deze verordening. In artikel 5 lid 1 , sub b wordt met PC bedoeld een PC inclusief een printer. De printer wordt, gezien de relatieve lage kosten, eenmalig door de gemeente verstrekt. De printer wordt verstrekt aan het eerste kind dat naar de middelbare school gaat. Voor een PC geldt een vervangingstermijn van 5 jaar. Als de vervangingstermijn van 5 jaar is bereikt (gerekend vanaf de verzenddatum van de toekenningsbeschikking) en tot het gezin nog een kind behoort dat middelbaar onderwijs volgt, dan kan op aanvraag een PC worden verstrekt.
Artikel 6 - Onvoorziene omstandigheden
In gevallen waarin deze verordening niet voorziet wordt beslist door het college.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012, aangezien de gemeenteraad per deze datum verplicht is een verordening vast te stellen over het verlenen van categoriale bijzondere bijstand aan een persoon met een hem ten laste komend kind dat onderwijs of een beroepsopleiding volgt met betrekking tot de kosten in verband met maatschappelijke participatie van dat kind.