Organisatie | Beuningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Beuningen 2002 |
Citeertitel | Subsidieverordening Beuningen 2002 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Nieuwe regeling, vastgesteld door de raad 1 december 2009, treedt medio 2010 in werking.
Bijlagen (deelverordeningen) niet bijgevoegd:
- Binnen- en buitensport
- Kadervorming
- Amateuristische kunstbeoefening
- Maatschappelijke dienstverlening
- Jeugdwerk
- Overig lokaal gesubsidieerde activiteiten
- Subsidienormen
Gemeentewet, artikel 149
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2002 | 01-06-2010 | nieuwe regeling | 11-12-2001 De Koerier, 19 december 2001 | BW01.01162 |
De raad der gemeente Beuningen;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders;
overwegende dat het wenselijk is over te gaan tot vaststelling van een herziene algemene subsidieverordening, regelende de procedure en voorwaarden met betrekking tot subsidiëring van instellingen werkzaam ten behoeve van de gemeente Beuningen;
gelezen het advies van de commissie Welzijn, Onderwijs en Sport en de commissie Financiën en penbare erken;
gelet op de bepalingen van titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN
Deze verordening is van toepassing op subsidies voor activiteiten op het terrein van de / het:
Artikel 6 Evaluatieplicht (4:24)
Het gemeentebestuur kan bij verlening van subsidie aan een aanvrager de verplichting opleggen tot evaluatie van de doeltreffendheid en het maatschappelijk effect van de subsidie.
Artikel 7 Beleidsregels (4:81/4:82)
Het gemeentebestuur kan besluiten beleidsregels vast te stellen:
Artikel 8 Begrotingsvoorwaarde (4:34)
De bepalingen volgens artikel 4:34 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing:
Een aanvrager komt niet in aanmerking voor subsidie indien:
7. de activiteiten een zodanig breed regionaal en/of landelijk bereik hebben, dat de gevraagde subsidie in financieel opzicht slechts een solidair karakter heeft, tenzij met de subsidieverlening wordt beoogd een bepaald politiek gevoelen kenbaar te maken.
8. het in geval van een regionaal/landelijk werkzame aanvrager belangenbehartiging betreft van één of meer lokale door de gemeente gesubsidieerde activiteiten.
9. door de aanvrager een zodanige werkwijze wordt toegepast dat redelijkerwijs kan worden verwacht dat de beoogde doelstelling(en) niet kan / kunnen worden bereikt en de medezeggenschap (voor zover van toepassing van de betrokkenen) niet is gewaarborgd.
10. de aanvrager niet beschikt over bestuurlijke en/of andere leiding die voldoende waarborgen biedt ten aanzien van de deskundigheid en bekwaamheid met betrekking tot de te verrichten activiteiten en te bereiken doeleinden.
11. de aanvrager niet over de benodigde middelen beschikt, met inbegrip van de te verlenen subsidie, om de activiteiten te organiseren.
12. de aanvrager op eigen kracht aan de benodigde financiële middelen kan komen, zonder daarbij een onredelijk beroep te doen op derden (deelnemers, bezoekers, gebruikers, leden).
HOOFDSTUK 2: INCIDENTELE SUBSIDIES
1.Het college besluit op een aanvraag om verlening van een eenmalig subsidie van maximaal € 2.00,00 en stelt de hoogte van de subsidie direct definitief vast.
2. Het college besluit op aanvragen genoemd in lid 1 en 2 binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag, waarbij de bepalingen volgens artikel 4:14 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn.
3a. Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen om verlening van een eenmalige subsidie van € 2.500,- of meer, indien naar het oordeel van het college de aanvraag op grond van artikel 9 niet voor honorering in aanmerking komt.
3b. Onverminderd het bepaalde in artikel 3a beslist de raad op aanvragen om verlening van een eenmalige subsidie van € .500,- of meer.
3c. Het college besluit op aanvragen genoemd in lid a binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag, waarbij de bepalingen volgens artikel 4:14 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn.
3d. De raad besluit op aanvragen genoemd in lid binnen 24 weken na ontvangst van de aanvraag, waarbij de bepalingen volgens artikel 4:14 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn.
3e. Het orgaan dat bevoegd is tot subsidieverlening is tevens bevoegd tot subsidievaststelling.
4a. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie onder € 2.500,- dient minimaal 4 weken voordat de activiteit oplaatsvindt te worden ingediend.
4b. Een aanvraag voor een eenmalige subsidie boven de € 2.500,- dient minimaal 10 weken voordat de activiteit oplaatsvindt te worden ingediend.
Artikel 13 Startsubsidie of Projectsubsidie
3. Aan een beschikking tot verlening van een start- of projectsubsidie kan het ollege criteria verbinden voor een verplichte evaluatie van de activiteit, waarvoor subsidie wordt verleend.
4a. Het college is bevoegd te beslissen op aanvragen om verlening van een eenmalige subsidie van € 2.500,- of meer, indien naar het oordeel van het college de aanvraag op grond van artikel 9 niet voor honorering in aanmerking komt.
4b. Onverminderd het bepaalde in artikel 3a beslist de raad op aanvragen om verlening van een eenmalige subsidie van € .500,- of meer.
4c. Het college besluit op aanvragen genoemd in lid a binnen 12 weken na ontvangst van de aanvraag, waarbij de bepalingen volgens artikel 4:14 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn.
4d. De raad besluit op aanvragen genoemd in lid binnen 24 weken na ontvangst van de aanvraag, waarbij de bepalingen volgens artikel 4:14 en 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing zijn.
4e. Het orgaan dat bevoegd is tot subsidieverlening is tevens bevoegd tot subsidievaststelling.
5. Bij een aanvraag om een start- of projectsubsidie zijn de bepalingen volgens artikel 12, lid 3 en 4, overeenkomstig van toepassing.
Artikel 14 Investeringssubsidie
De aanvrager die een investeringssubsidie aanvraagt dient te kunnen overleggen:
een financieringsplan voor de investering en een overzicht van de geraamde exploitatielasten, voor het eerste jaar volgend op het jaar waarin de investering wordt gepleegd.
Dorpshuizen, bibliotheek en gebouwen voor scouting en open jeugdwerk.
De raad kan een investeringssubsidie verlenen voor een dorpshuis, bibliotheek of gebouw voor scouting of open jeugdwerk, waarbij:
de stichtingskosten voor 100% subsidiabel zijn.
de noodzakelijke kosten van ver- of uitbouw voor maximaal 100% subsidabel zijn.
Overige binnen sport accommodaties
De raad kan een investeringssubsidie verlenen voor een binnensportaccommodatie, waarbij:
De feitelijke hoogte van de investeringsbijdrage wordt per aanvraag afzonderlijk, in overleg met de aanvrager, vastgesteld. Hij dient op voorhand 50% van de investeringskosten te kunnen dekken uit:
- eigen vermogen van de aanvrager;
- reële mogelijkheden tot zelfwerkzaamheid door de aanvrager;
- fondswerving door de aanvrager bij derden;
. De raad kan een investeringssubsidie verlenen voor een buitensportaccommodatie, waarbij:
voor de kosten van renovatie ofwel een bijdrage ingevolge beheersplan ofwel een subsidie van 50% geldt.
6f. De feitelijke hoogte van de investeringsbijdrage wordt per aanvraag afzonderlijk, in overleg met de aanvrager, vastgesteld. Hij dient op voorhand 50% van de investeringskosten te kunnen dekken uit:
- eigen vermogen van de aanvrager;
- reële mogelijkheden tot zelfwerkzaamheid door de aanvrager;
- fondswerving door de aanvrager bij derden;
De kosten van: inrichting, inventaris, meubilering en stoffering zijn nimmer subsidiabel binnen de totale investeringskosten.
8. Bij stichting van een nieuwe accommodatie, waarvoor een investeringssubsidie wordt verleend, vermeerderd met: belastingen en notariële- & kadastrale kostenvoor 0% subsidi.
9. Bij stichting van een nieuwe accommodatie, waarvoor een investeringssubsidie wordt verleend, zijn de kosten van: weg- & waterbouwwerken, openbare verlichting, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, rioleringen, afrasteringen, beplantingen en leges voor 100% subsidiabel.
10. Indien een investeringssubsidie is verleend, dient de instelling binnen weken nadat de investering is gepleegd een gespecificeerde opgave van de werkelijke inkomsten en uitgaven met bewijsstukken aan het ollege te overleggen.
11. Bij verlening van een investeringssubsidie als afkoopsom, blijven de artikelen 4:44, 4:45, 4:46 en 4:47 van de Algemene wet bestuursrecht onverkort van toepassing.
Artikel 15 Jaarlijks subsidie: vrijwilligersorganisaties
3. Voor de bepaling van de hoogte van een jaarlijks subsidie wordt uitgegaan van de jaarrekening, die betrekking heeft op het jaar twee jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
4. De bepaling van de subsidie geschiedt op basis van normen zoals die voor zover van toepassing indeelverordeningen en/of beleidsregels zijn vastgelegd.
5. Het is de aanvrager toegestaan een reserve op te bouwen ten behoeve van toekomstige activiteiten en/of doeleinden.
6. de subsidiebeschikking wordt aan d aanvrager toegezonden 12 weken, nadat de gemeentebegroting
7. Indien een aanvrager die een jaarlijks subsidie ontvangt de rechtsvorm, doelstelling(en) en/of statuten wenst te wijzigen, dient hij vooraf over voorgenomen wijziging(en) goedkeuring te vragen aan het college.
Artikel 16 Te overleggen bescheiden voor een jaarlijks subsidie
De aanvraag om verlening van een jaarlijks subsidie dient vóór 1 a, voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, te worden ingediend bij het college, voorzien van:
Ten aanzien van de te overleggen bescheiden kan het college modelformulieren verplicht stellen.
Artikel 17 Jaarlijks subsidie: Professionele instellingen
3. Een professionele instelling dient een aanvraag om een jaarlijks subsidie bij het college in vóór 1 april, voorafgaande aan het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, voorzien van de begroting en het beleidsplan, voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.
4.De gemeenteraad besluit op aanvragen als bedoeld in lid 3 en bepaalt ter zake de maximale subsidie bij vaststelling van de gemeentebegroting.
5. Ter bepaling van de definitieve subsidie dient de professionele instelling vóór 1 april, van het jaar volgende op het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, de jaarrekening, het jaarverslag en de balans over het betreffende jaar in bij het ollege
6. Het college stelt de definitieve subsidie vast, indien de verleende subsidie hiermee niet wordt overschreden.
HOOFDSTUK 5: OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 21 Ontheffing en toezicht
1. Het gemeentebestuur kan, in afwijking van deze verordening, ontheffing verlenen van een of meer bepalingen, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.
2. Het ollege kan een of meer toezichthouders aanwijzen, die zijn belast met het toezicht op de naleving van de aan de ontvanger van subsidie opgelegde verplichtingen.
Artikel 22 Opschorten, verminderen, intrekken, terugvorderen
Het gemeentebestuur kan een verleende subsidie opschorten, verminderen, intrekken of (gedeeltelijk) terugvorderen.De Afdelingen 4.2.6 en 4.2.7 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
Artikel 23 Overgangs- en slotbepalingen
De bepalingen volgens artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
In alle gevallen waarin deze erordening niet of onvoldoende voorziet, treft het gemeentebestuur de nodige voorzieningen en/of neemt zij de nodige beslissingen, zo mogelijk in overleg met de instelling die een subsidie aanvraagt.
Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Subsidieverordening Beuningen’, welke in werking treedt op 1 januari 2002.
Deze verordening wordt toegepast met inachtneming van de notitie ‘Een nieuw welzijns- en subsidiebeleid voor de gemeente Beuningen’.