Organisatie | Lopik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Leidingenverordening 2012 |
Citeertitel | Leidingenverordening 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2012 | Onbekend | 24-04-2012 Het Kontakt | Raadsbesluit 24 april 2012 | ||
01-04-2012 | Onbekend | 24-04-2012 Het Kontakt | Nieuwe regeling |
Hoofdstuk 1: Leidingenverordening algemeen
In deze verordening wordt verstaan onder:
Een aanbieder die werkzaamheden wil verrichten, meldt dit voornemen ten minste acht weken voor aanvang van de werkzaamheden schriftelijk aan het college. Hierop kan het college een vergunning hiervoor verlenen. Voor deze vergunning is geen recht verschuldigd. Artikelen 4:20a tot en met 4:20f van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op deze vergunning.
In geval van het aanbrengen of verwijderen van kabels in reeds aangebrachte voorzieningen, van reparaties of van het maken van huisaansluitingen met een maximale lengte van 25 meter in de openbare ruimte, moeten deze, in afwijking van lid 1, minimaal vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang van deze werkzaamheden schriftelijk worden gemeld aan het college.
Indien de werkzaamheden mede betrekking hebben op gronden van een andere gedoogplichtige dan de gemeente, dan wordt het college uiterlijk vier weken na ontvangst van de melding in het eerste lid schriftelijk in kennis gesteld van de resultaten van het overleg tussen de aanbieder en de andere gedoogplichtige.
Ingeval van spoedeisende werkzaamheden ten gevolge van ernstige belemmeringen of storingen van het netwerk volstaat de aanbieder met een melding voorafgaand aan de start van de werkzaamheden. De aanbieder maakt achteraf zo spoedig mogelijk een schriftelijke melding van de werkzaamheden aan het college.
Een beslissing op een melding als bedoeld in artikel 4, eerste lid, van deze verordening wordt genomen uiterlijk acht weken na de datum van ontvangst van de melding. Indien een beslissing niet binnen acht weken kan worden genomen, deelt het college dit schriftelijk aan de aanvrager mede. Daarbij noemt het college een redelijke termijn waarbinnen de beslissing alsnog tegemoet kan worden gezien. Artikelen 4:20a tot en met 4:20f van de Algemene wet bestuursrecht zijn niet van toepassing op deze beslissing.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid houdt het college de beslissing aan, indien er in verband met werkzaamheden ten behoeve van het openbaar elektronisch communicatienetwerk een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een omgevingsvergunning voor het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een omgevingsvergunning voor het vellen of doen vellen van een houtopstand is vereist. Het college stelt de aanvrager onverwijld schriftelijk in kennis van de aanhouding.
Het college kan voorschriften en beperkingen stellen omtrent het tijdstip, de plaats en de wijze van uitvoering bij aanleg, onderhoud, verplaatsing en opruiming van leidingen, het bevorderen van medegebruik van voorzieningen en het afstemmen van de voorgenomen werkzaamheden met beheerders van overige in de grond aanwezige werken, alsook over de afmeting van kasten, handholes en andere toebehoren, behorende bij een leidingennetwerk en de bescherming van andere zaken dan het onderhavige werk.
Het college kan de vergunning onverminderd het bepaalde in het derde lid, wijzigen of intrekken, indien:
Na het verlenen van de vergunning naar het oordeel van het college gegronde aanleiding bestaat te veronderstellen dat het van kracht blijven van de vergunning onaanvaardbare schadelijke gevolgen heeft voor mens, natuur of milieu en hieraan door het stellen van nadere voorschriften en beperkingen aan de verleende vergunning niet kan worden tegemoetgekomen;
Degene die een schriftelijke verklaring als bedoeld in het eerste lid afgeeft, wordt gedurende de tijd dat de leiding na opzegging in de openbare ruimte aanwezig is, beschouwd als leidingexploitant, tenzij de leiding is overgedragen of wordt geëxploiteerd of beheerd door een andere persoon, in welk geval laatstgenoemde persoon als leidingexploitant wordt beschouwd.
In afwijking van het tweede lid wordt in het geval van een persoonsgebonden vergunning als bedoeld in artikel 6, tweede lid, de vergunninghouder als leidingexploitant beschouwd tot het moment dat hij schriftelijk aan het college verklaart van de vergunning geen gebruik meer te willen maken en de exploitatie van de leiding staakt of de leiding waar de vergunning betrekking op heeft in eigendom overdraagt en hij daarvan schriftelijk melding heeft gemaakt bij het college, met dien verstande dat hij het bewijs van de overdracht kan leveren.
Het college kan bij gebleken ondergrondse obstakels in of nabij het tracé van de leiding aan de leidingexploitant maatregelen opdragen ter bescherming van de belangen waartoe deze verordening strekt en opschorting van de werkzaamheden gelasten. De kosten van de te nemen maatregelen komen ten laste van de vergunninghouder.
Het college kan de leidingexploitant verplichten na de voltooiing van het werk afschriften van tekeningen, waaruit de feitelijke situatie na de uitvoering van de werkzaamheden blijkt, om niet digitaal in DWG/DXF-formaat aan het college ter beschikking te stellen.
Het college kan de leidingexploitant verplichten periodiek aan het college een door een onafhankelijk en deskundig bureau opgesteld rapport te verstrekken, waarin wordt aangetoond dat de leiding voldoet aan de beperkingen en voorschriften waaronder de vergunning is verleend. De leidingexploitant draagt de kosten van dit onderzoek.
Indien naar het oordeel van het college een leiding onvoldoende is onderhouden, zendt het college een aanzegging naar de leidingexploitant. De leidingexploitant meldt binnen de in de aanzegging bepaalde termijn op welke wijze en binnen welke termijn de onderhoudswerkzaamheden zullen worden verricht. Het college trekt de vergunning in indien de leidingexploitant de onderhoudswerkzaamheden niet binnen de in de aanzegging gestelde termijn heeft voltooid.
Indien blijkt dat een leidingexploitant als gevolg van een besluit van het college, inhoudende een intrekking of wijziging van een vergunning schade lijdt of zal lijden die redelijkerwijs niet of niet geheel tot het normale bedrijfsrisico kan worden gerekend en waarvan een vergoeding niet of niet voldoende is verzekerd, kent het college op verzoek aan hem een vergoeding toe. Onder het normaal bedrijfsrisico valt in ieder geval het verleggen van leidingen ouder dan 15 jaar.
Het college kan de leidingexploitant opdragen een milieutechnisch onderzoek dan wel een onderzoek naar mogelijk gevaar of hinder uit te voeren, indien een redelijk vermoeden bestaat van verontreiniging, gevaar of hinder, ontstaan bij de exploitatie van de leiding. De kosten voor dit onderzoek komen voor rekening van de leidingexploitant.
Het college kan bij gebleken of ernstige dreiging van verontreiniging, gevaar of hinder in of nabij het tracé van de leiding opschorting gelasten van de exploitatie van de betreffende leiding en, indien sprake is van een vergrote kans op verontreiniging, gevaar of hinder door belendende leidingen, van belendende leidingen.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.
Overtreding van het bepaalde in de artikelen 3, 6, tweede lid, 8, vierde lid, 11, eerste lid, 13, eerste lid en derde lid, tweede volzin, 15, derde lid, en 16, eerste lid, van deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Het schadebedrag wordt berekend overeenkomstig de bepalingen uit artikelen 43 tot en met 48 van deze regeling. Bij die berekening worden uitsluitend de kosten van uit- en in bedrijfstellen, ontwerp en begeleiding, uitvoering en materiaal betrokken.
Indien de leidingexploitant binnen vijf jaren na de verzenddatum van de beschikking tot vergunningverlening een aanwijzing krijgt tot het verleggen van een leiding vanwege een besluit van het college tot intrekking of wijziging van een vergunning, bedraagt de nadeelcompensatie 100% van het schadebedrag.
Indien de leidingexploitant een aanwijzing krijgt tot het verleggen van een leiding in de periode gelegen vanaf vijf tot en met vijftien jaren, gerekend vanaf de datum van de inwerkingtreding van de betrokken vergunning, zal de gemeente 80% van het schadebedrag vanaf het 6e jaar tot 0% vanaf het 16e jaar (trapsgewijs) als nadeelcompensatie uitkeren volgens het schema weergegeven in bijlage 2. Indien de betreffende leiding is neergelegd zonder dat hiervoor een vergunning is afgegeven, bestaat er geen recht op nadeelcompensatie.
Wanneer de vergunning een bepaalde looptijd heeft, wordt geen nadeelcompensatie uitgekeerd wanneer de leidingexploitant na het verlopen van de looptijd een aanwijzing krijgt tot het verleggen of verwijderen van de leiding.
Indien de leidingexploitant een aanwijzing krijgt tot het verleggen van een leiding na vijftien jaar, gerekend vanaf de datum van de inwerkingtreding van zijn vergunning, wordt geen nadeelcompensatie uitgekeerd.
De gemeente en de leidingexploitant beperken bij verwijdering, verlegging of aanpassing van de leiding van de belanghebbende elkaars schade zo veel mogelijk.
Indien in bijzondere omstandigheden gronden aanwezig zijn om te concluderen dat redelijkerwijs een groter of kleiner gedeelte van het schadebedrag ten laste van de leidingexploitant moet blijven dan uit toepassing van de artikelen 21 t/m 24 voortvloeit, kan het college van de bepalingen uit die paragraaf gemotiveerd afwijken.
Geen nadeelcompensatie wordt toegekend als in de vergunning een bepaling is opgenomen dat binnen een periode van vijf jaren na de datum van inwerkingtreding van de vergunning, een wijziging of intrekking van die vergunning is te voorzien in verband met binnen die periode uit te voeren werkzaamheden in de openbare ruimte waarin, waarop of waarboven de leiding is gelegen en in deze periode daadwerkelijk een aanwijzing als bedoeld in artikel 34 van deze regeling wordt gegeven.
Als de aanwijzing niet wordt gegeven binnen de periode bedoeld in artikel 28 dan geldt het toepasselijke vergoedingsregime zoals in deze regeling is opgenomen.
Indien als gevolg van de uitvoering van een werk de leidingexploitant de leiding moet rijzen komen de kosten hiervan ten laste van leidingexploitant.
In afwijking van het bepaalde in artikel 36 wordt de hoogte van de nadeelcompensatie bepaald op basis van een vaste prijs als het voorlopig vastgestelde bedrag aan nadeelcompensatie volgens artikel 37 lager is dan €10.000,00. In andere gevallen wordt de hoogte van de nadeelcompensatie bepaald op basis van voor- en nacalculatie, tenzij partijen anders zijn overeengekomen.
Het college maakt zijn voornemen van een werk bekend middels een aanschrijving aan de belanghebbende. Hierin is een omschrijving van het werk opgenomen met vermelding van noodzakelijk te verleggen leidingen. Indien sprake is van aanwezige leidingen die niet noodzakelijk verlegd moeten worden zal de leidingexploitant de gelegenheid krijgen om op eigen kosten die leidingen te rijzen, te vervangen of te verwijderen.
Het college streeft ernaar overeenstemming te bereiken met de leidingexploitant over verlegging (een technisch adequate oplossing tegen de maatschappelijk laagste kosten), uitvoering en planning. Het college voert hiertoe vooroverleg met leidingexploitant. Als er een vooroverleg is gepland en de leidingexploitant is hier niet aanwezig zonder redelijke grond en kennisgeving en anders dan door overmacht, dan vervalt de aanspraak op nadeelcompensatie.
Het college neemt het besluit tot een schriftelijke aanwijzing voor het verleggen van een leiding zo mogelijk op basis van overeenstemming, bereikt in het vooroverleg als bedoeld in artikel 33.
De belanghebbende dient zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen één jaar na verzending van de aanwijzing van het college tot het verleggen van een leiding een verzoek in om voorlopige vaststelling van nadeelcompensatie. Hierbij wordt gebruik gemaakt van het formulier, opgenomen in bijlage 1.
Het aanpassen van de leiding is gereed op het moment dat de werkzaamheden voor de verlegging van de leiding geheel zijn afgerond. Binnen een jaar na dat moment dient belanghebbende een verzoek in om definitieve vaststelling van de nadeelcompensatie bij het college.
Indien het college heeft besloten om nadeelcompensatie toe te kennen, op een vaste prijs, dan dient de belanghebbende na gereedkomen van de werkzaamheden een factuur in ten hoogte van het bedrag aan nadeelcompensatie en vindt uitbetaling plaats binnen 60 dagen na ontvangst van de factuur door het college.
Indien het college heeft besloten om nadeelcompensatie toe te kennen op basis van voor- en nacalculatie, dan dient na vaststelling van de definitieve hoogte van de nadeelcompensatie en na gereedkoming van de werkzaamheden de belanghebbende een factuur in ter hoogte van het bedrag aan nadeelcompensatie en vindt uitbetaling plaats binnen 60 dagen na ontvangst van de factuur door het college.
De hoogte van de kosten voor het verleggen van een leiding worden bepaald op basis van de hierna volgende bepalingen. De totale kosten worden berekend op basis van de werkelijke verleggingskosten. Slechts de kosten van ontwerp en begeleiding, de kosten van uit- en inbedrijfstellen, de kosten van uitvoering en de materiaalkosten kunnen voor vergoeding in aanmerking komen.
Onder kosten van ontwerp en begeleiding worden verstaan de kosten van werkzaamheden voorafgaand aan en tijdens de uitvoering. Het gaat om kosten van:
Onder materiaalkosten worden verstaan de kosten van bedrijfseigen materialen die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de functie van de te verleggen leiding en de daarvoor noodzakelijke beschermingsconstructies.
Indien sprake is van het bundelen van werkzaamheden van verschillende leidingexploitanten geeft de belanghebbende inzicht in de verdeling van de gezamenlijke kosten.
Indien het college van oordeel is dat een schriftelijke toestemming dan wel reeds verleende vergunning als bedoeld in het eerste lid niet voldoet aan de voorschriften bij of krachtens deze verordening kan het college de leidingexploitant een termijn stellen waarbinnen de leidingexploitant het college nadere informatie over de leiding dient te verschaffen of een aanvraag voor een vergunning moet indienen, bij gebreke waarvan de schriftelijke toestemming bij een door het college te bepalen tijdstip komt te vervallen.
Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Lopik, gehouden op 24 april 2012.
de griffier,
MW. MR. G.M.G. DOLDERS
de voorzitter,
mw. mr. R.G. Westerlaken-Loos
BIJLAGE 2 SCHADEVERGOEDINGSREGIME VOOR LEIDINGEN
Met ‘Jaar’ wordt bedoeld het jaar van de vergunning, dan wel de daarmee gelijkgestelde schriftelijke toestemming (meestal hetzelfde als het jaar van aanleg).
TOELICHTING BIJ DE LEIDINGENVERORDENING LOPIK 2012
Het transport via ondergrondse leidingen heeft de afgelopen decennia een hoge vlucht genomen. De relatief lage transportkosten en aanzienlijke voordelen ten opzichte van de overige vervoersmodaliteiten hebben ertoe geleid dat veel bedrijven hebben geïnvesteerd in het ondergrondse transport. Op het grondgebied van de gemeente Lopik is dan ook een netwerk aan ondergrondse leidingen (kabels en buizen) ontstaan.
Het leggen en houden van leidingen wordt nu publiekrechtelijk vergund. Voor het leggen en houden van telecomkabels is de Telecommunicatieverordening Gemeente Lopik 2007 beschikbaar. Voor overige leidingen is nu geen zelfstandige verordening van kracht. De nu voorliggende Leidingenverordening (Levo) is gebaseerd op de artikelen 149, 154 en 156 van de Gemeentewet. Kernartikel van de Levo is artikel 3: het is verboden in de openbare ruimte een leiding aan te leggen, te houden, te exploiteren en te verwijderen zonder een vergunning van het college. Kernpunten van de Levo en de daaraan gekoppelde vergunningen zijn:
· De veiligheid van de leidingen;
· Het minimaliseren van risico’s voor milieu en gezondheid van mens en dier;
· Te stellen eisen aan ordening en allocatie van leidingen;
· Te stellen eisen aan exploitatie en onderhoud;
· Te stellen eisen aan wijzigingen van leidingentracés en verwijdering van leidingen.
In sommige gevallen zullen behalve een vergunning op basis van deze verordening ook vergunningen op grond van andere wettelijke regelingen nodig zijn. Zo laat de Levo de afgifte van eventuele milieu- en bouwvergunningen onverlet. Ook kunnen vergunningen van andere dan de gemeentelijke organisatie nodig zijn, zoals vergunningen van waterschappen, etc.
De verordening is van toepassing op alle leidingen die zich bevinden in de openbare ruimte en in of op voor leidingen bestemde kunstwerken binnen de gemeente Lopik. Het begrip ‘openbare ruimte’ moet breed worden opgevat en bevat in beginsel alle ruimten die al dan niet met enige beperking algemeen toegankelijk zijn.
Bestuurlijke, administratieve lasten
Zoals uiteengezet hebben leidingexploitanten ook nu een vergunning nodig voor het leggen, hebben en exploiteren van leidingen. De voorgestelde Levo beoogt voor het vergunnen van deze leidingen een solide grondslag te creëren. De invoering van de Leidingenverordening brengt dan ook geen verzwaring van de bestuurlijke en/of administratieve lasten mee, voor de gemeente noch voor de leidingexploitanten.
Wat over de bestuurlijke, administratieve lasten is gezegd, geldt ook voor de handhaving. Ook nu wordt het leggen, hebben en exploiteren van leidingen gehandhaafd. Het college is belast met de vergunningverlening van de vergunde leidingen. Het toezicht op de naleving bij de uitvoering van de op de APV vergunde leidingen en, in de toekomst, op de Levo is in handen van de hiertoe benoemde toezichthouders, de ogen en oren van afdeling ROB in de buitenruimte.
Het toezicht op het beheer en in goede staat houden van de leidingen is op grond van deze leidingenverordening mogelijk geworden en zal door ROB worden uitgevoerd, primair aan de hand van onderzoeksrapporten die vergunninghouders conform de vergunningvoorwaarden dienen op te laten stellen.
De uitvoering van de Levo wordt opgedragen aan de afdeling Ruimtelijke ordening en beheer. Deze afdeling zal in naam en onder verantwoordelijkheid van het college de vergunningverlening ter hand nemen.
ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ LEIDINGENVERORDENING LOPIK 2012
In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen neergelegd. Van belang is op te merken dat in beginsel alle leidingen in de openbare ruimte waarover de bevoegdheid van het gemeentebestuur zich uitstrekt onder de reikwijdte van de verordening vallen. Ook rioolbuizen vallen onder het toepassingsbereik van de Levo. De term 'openbare ruimte' dient in dit verband op eenzelfde wijze geïnterpreteerd te worden als het vergelijkbare begrip ‘openbare plaats' in de Algemene Plaatselijke Verordening. Twee categorieën leidingen zijn van de werkingssfeer uitgezonderd. Zie daarvoor de toelichting bij artikel 2. Het bereik van de verordening is niet beperkt tot leidingen die in de grond liggen, maar ook leidingen en bijbehorende voorzieningen die door of over zogeheten kunstwerken zijn gelegd vallen onder de reikwijdte van de verordening. Met kunstwerken wordt bedoeld infrastructuur die voor leidingen is aangelegd om bijvoorbeeld een natuurlijke barrière (zoals een rivier) over te kunnen steken. Hierbij zij gedacht aan leidingentunnels en leidingenviaducten. Ook worden voorzieningen in bestaande infrastructuur (zoals bruggen) in deze verordening als kunstwerken beschouwd. In artikel 2, eerste lid, is de reikwijdte expliciet aangegeven. Bovengrondse hoogspanningskabels zijn uitgezonderd van de definitie van ‘leiding’ en vallen dus niet onder de vergunningplicht van de verordening.
Met het begrip leidingexploitant wordt in eerste instantie bedoeld degene in wiens opdracht de leiding wordt aangelegd. Voor het gemak wordt de aanvrager van een vergunning ook als leidingexploitant aangemerkt, hoewel daar feitelijk nog geen sprake van kan zijn (er is immers in geval van nieuwe leidingen nog geen leiding aanwezig). Nadat de leiding is aangelegd, zal de exploitant of beheerder van de leiding worden beschouwd als leidingexploitant. Veelal zal dat degene zijn onder wiens verantwoordelijkheid de leiding is aangelegd, maar dat behoeft niet altijd het geval te zijn. In geval van overdracht van de leiding gelden specifieke regels. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 7.
Artikel 2 Reikwijdte verordening
In dit artikel wordt het toepassingsbereik van de verordening weergegeven. In de toelichting bij artikel 1 is reeds ingegaan op het begrip ‘openbare ruimte’. Verder maakt het eerste lid van dit artikel duidelijk dat alle stadia van werkzaamheden, die verband houden met een leiding, onder de werkingssfeer vallen: van aanleg, wijziging en onderhoud tot verwijdering en herstel van de openbare ruimte.
In het tweede lid zijn kabels, die vallen binnen de reikwijdte van de Telecommunicatiewet en Telecommunicatieverordening, uitgezonderd van de werkingssfeer van deze verordening. Voor de aanleg, exploitatie en wijziging van die leidingen is dan ook geen vergunning op basis van deze verordening benodigd, maar gelden de gedoogplicht en het instemmingbesluit op basis van voornoemde wet en verordening. Tevens zijn uitgezonderd alle leidingen die deel uitmaken van een inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Niet is beoogd de leidingen die aanwezig zijn bij individuele bedrijven onder de vergunningplicht te stellen. Ook vallen leidingen die deel uitmaken van drukapparatuur in de zin van het Warenwetbesluit drukapparatuur niet onder de werkingssfeer van deze verordening. Dit betreft overigens meestal leidingen die niet in de openbare ruimte liggen.
Dit artikel vormt de kern van het vergunningenstelsel. Het is verboden om een leiding aan te leggen, te exploiteren, te onderhouden, te wijzigen, te verplaatsen (waaronder verticale verplaatsingen) of te verwijderen, tenzij de leidingexploitant in het bezit is van een vergunning. Normaliter zullen in een vergunning ten behoeve van aanleg en exploitatie alleen voorwaarden worden opgenomen die betrekking hebben op die handelingen. Voor de verwijdering van een leiding zal een afzonderlijke vergunning (of een wijziging van de bestaande vergunning) benodigd zijn. Zie voor de verwijdering van leidingen ook de toelichting bij artikel 16. Voor een vergunning worden geen leges in rekening gebracht.
Artikel 4 Wijze van melding van voorgenomen werkzaamheden
De vergunningverlenende bevoegdheid is gemandateerd aan de het hoofd van de afdeling ROB van de gemeente Lopik. Degene die een leiding wenst aan te leggen (of te wijzigen of verwijderen etc.) dient daartoe een aanvraag in bij de gemeente Lopik, afdeling Ruimtelijke Ordening en Beheer, Postbus 50, 3410 CB te Lopik of per e-mail gemeente@lopik.nl.
In het derde lid van dit artikel is expliciet opgenomen dat voor reparaties over een traject van minder dan 25 meter en voor huisaansluitingen een sterk vereenvoudigde procedure geldt. Vijf werkdagen vóór aanvang van de werkzaamheden dient, door middel van een speciaal formulier, melding gemaakt te worden waarna een toetsing door het college plaatsvindt en toestemming verleend wordt. In de toestemming kunnen voorwaarden worden neergelegd. Gelet op de noodzaak van een veilig beheer van de ondergrondse infrastructuur in dit gebied mag in alle gevallen pas worden gegraven na verlening van een vergunning.
Op grond van het vierde lid geldt de verkorte procedure niet voor werkzaamheden aan hoogspanningskabels. Vanwege de veiligheidsaspecten is het wenselijk dergelijke werkzaamheden te allen tijde aan een vergunningplicht te onderwerpen.
Artikel 5 Ernstige belemmeringen en storingen
Dit artikel bepaalt dat in gevallen van storingen waar reparatie geen uitstel kan lijden en in geval van calamiteiten de meldtermijn van vijf werkdagen niet geldt. Wel dienen reparaties in ieder geval voor aanvang van de werkzaamheden gemeld te zijn en toestemming door het college verstrekt te zijn.
Artikel 6 Geldigheid vergunning
Deze bepaling brengt tot uitdrukking dat in geval van overdracht (bijv. verkoop) van een leiding de vergunning die op die leiding betrekking heeft, inclusief alle rechten en plichten, overgaat op de nieuwe leidingexploitant. De vergunning is zaaksgebonden en ‘volgt’ het object. Uiteraard dient de nieuwe leidingexploitant zich volledig te houden aan de in de vergunning vermelde voorschriften. Indien wijziging van leidingexploitant plaatsvindt (bij overdracht, maar ook ingeval de rechtspersoonlijkheid wijzigt) moeten zowel de oude als de nieuwe leidingexploitant hiervan melding maken aan het college. Het niet voldoen aan deze meldplicht levert een overtreding op. Op grond van het derde lid kan het college een vergunning afgeven voor een beperkte tijd, waarna de leiding weer verwijderd zal moeten worden. Op grond van het vierde lid kan het college in bijzondere gevallen bepalen dat de vergunning persoonsgebonden en daarmee niet overdraagbaar is. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij leidingen die gebruikt worden voor zeer gevaarlijke stoffen.
Artikel 7 Beslissingstermijn en aanhouding
Dit artikel regelt de beslistermijn voor het college. Tevens wordt in dit artikel de verhouding weergegeven met andere vergunningen. De beslissing op een aanvraag voor een leidingenvergunning wordt aangehouden zolang geen omgevingsvergunning voor het bouwen of een omgevingsvergunning op grond van de Wet milieubeheer of een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand verstrekt is en deze vergunningen formele rechtskracht hebben. Dit geldt uiteraard alleen indien een dergelijke vergunning vereist is. Zie voor de samenloop met een vergunning om de weg open te breken artikel 6 lid 5.
Artikel 8 Voorschriften en beperking
Dit artikel biedt de basis om aan de vergunning voorwaarden en beperkingen te verbinden. In het tweede lid staat een limitatieve lijst van belangen waartoe de voorwaarden en beperkingen kunnen strekken. Van belang is ook de bevoegdheid om aan de vergunning een beperkte tijdsduur te verbinden. Zodra die termijn afloopt, zal de leidingexploitant de leiding in beginsel moeten verwijderen. Vanzelfsprekend kan de leidingexploitant afspreken dat de leiding wordt overgedragen of op een later tijdstip wordt verwijderd. Zie ook de toelichting bij artikel 16.
De leden 1 en 2 geven aan welke voorschriften en beperkingen aan de vergunning kunnen worden verbonden. Het gaat in hoofdzaak om belangen van de openbare orde, het beheer en onderhoud en de bestemmingen van de openbare gronden, verkeersbelangen, medegebruik van voorzieningen en afstemming met andere werken.
Lid 3 biedt de basis voor het college om na afgifte uit eigen beweging een vergunning te wijzigen of aan te vullen. Vanzelfsprekend dient het college daarbij de belangen, genoemd in het tweede lid, algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de Algemene wet bestuursrecht in acht te nemen.
Lid vier bepaalt dat binnen zes maanden na de in de vergunning opgenomen datum van aanvang van de werkzaamheden gestart moet zijn en dat de werkzaamheden moeten starten binnen zes maanden na afgifte van het instemmingsbesluit en worden voltooid binnen zes maanden na deze start voltooid moeten zijn. Wordt hieraan niet voldaan, dan vervalt het instemmingsbesluit.
Leden 5 en 6 hebben betrekking op het geval dat binnen vijf jaar na groot onderhoud of herinrichting van een openbaar gebied dan wel in een bijzondere bestrating (sierbestrating) een leidingexploitant opnieuw werkzaamheden wenst uit te voeren. Er kunnen dan bijzondere voorwaarden worden gesteld aan het herstel van de straat. Als bijzondere voorwaarde kan worden gesteld dat de weg inclusief fundering als nieuw wordt hersteld.
Als nieuw herstellen kan hierbij als volgt gedefinieerd worden:
Bij het aanvullen van sleuven dienen de grondsoorten en funderingsmaterialen te worden aangebracht in de oorspronkelijke lagen. De dikten van de lagen dienen gelijk te zijn aan de oorspronkelijke laagdikten. De aanvullingen dienen laagsgewijs te worden verdicht.
Het opgenomen straatwerk dient te worden aangebracht in oorspronkelijk verband. Dit wordt evenals de werkzaamheden aan de kabels en leidingen en het herstel van de fundering uitgevoerd door het nutsbedrijf. Na 6 tot 12 maanden, afhankelijk van de mate van zetting, zal voor rekening van het nutsbedrijf door de gemeente het straatwerk als nieuw worden hersteld. Hierbij wordt bij langssleuven het gehele wegvakonderdeel (gerekend van band tot band, band tot goot of goot tot goot) over de gehele lengte waarover het nutsbedrijf werkzaamheden heeft uitgevoerd plus 2 meter herstraat. Bij dwarssleuven en lasgaten zal per project bekeken worden of het gehele wegvak of een gedeelte van het wegvak herstraat zal worden, afhankelijk van het aantal sleuven en gaten.
Het leggen van een kabel en/ of leiding heeft altijd tot gevolg dat de weg of het openbaar groen wordt beschadigd. De veroorzaker dient deze schade te (laten) herstellen.
Artikel 9 Opzeggen vergunning en eigendom
In geval de leidingexploitant niet langer van een vergunning gebruik wenst te maken, kan hij hiervan schriftelijk mededeling doen aan het college. Met het afstand doen van de vergunning vervallen alle rechten die met de vergunning gepaard gaan. De leidingexploitant is vervolgens verplicht de leiding te verwijderen (artikel 16). Om te voorkomen dat een leidingexploitant door het afstand doen van een vergunning niet langer aanspreekbaar zou kunnen zijn, is in het tweede lid aangegeven dat de opzegger nog steeds wordt beschouwd als leidingexploitant in de zin van deze verordening. De verwijderingsplicht rust dan ook op hem. Dit geldt niet indien de leiding is overgedragen aan een andere (rechts)persoon. In dat geval wordt haast vanzelfsprekend de nieuwe eigenaar als leidingexploitant beschouwd. Uit oogpunt van een effectieve handhaving is het derde lid opgenomen waarin staat aangegeven dat in geval van een persoonsgebonden vergunning (zie artikel 6, vierde lid) de vergunninghouder te allen tijde als leidingexploitant wordt beschouwd, ook al heeft hij de leiding in eigendom overgedragen. Dit is alleen anders wanneer hij schriftelijk verklaart van de vergunning geen gebruik meer te maken en de exploitatie van de leiding staakt of schriftelijk en (indien het college daarom verzoekt) ondersteund met bewijsstukken melding maakt van de overdracht van de betreffende leiding.
Artikel 10 Opleveren leidingtracé
De leidingexploitant is verantwoordelijk voor een goede en zorgvuldige aanleg van de leiding. Hij moet ervoor zorgen dat de grond of bodem weer in de oorspronkelijke wijze wordt opgeleverd, tenzij in de vergunningvoorwaarden anders is bepaald. Het spreekt voor zich dat in het laatste geval oplevering dient plaats te vinden overeenkomstig de in de vergunning omschreven voorwaarden. Het tweede lid bevat een regeling voor vergoeding van de kosten die gepaard gaan met herstel van de openbare ruimte die een direct gevolg zijn van werkzaamheden aan leidingen.
Artikel 11 Ondergrondse obstakels
Dit artikel heeft betrekking op het aantreffen van bodemverontreiniging en andere ondergrondse obstakels bij de aanleg van een leiding. De term 'bodemverontreiniging' is in deze verordening breder dan de terminologie in de Wet bodembescherming. Aan het college moeten alle stoffen en obstakels gemeld worden, die een nadelige invloed kunnen hebben op de staat van de leiding. Hiermee wordt duidelijk wat de kritieke plaatsen in een leidingtracé zijn. Deze verplichting staat los van de plichten die reeds gelden op grond van de Wet bodembescherming (die is opgesteld vanuit milieubeschermingoptiek). Dit artikel is aanvullend ten opzichte van het in voornoemde wet neergelegde regime.
In geval dergelijke verontreiniging of obstakels worden aangetroffen dat aanleg van een leiding niet verantwoord is als de verontreiniging of obstakels niet eerst zijn opgeruimd, kan het college de leidingexploitant opdragen bepaalde maatregelen te treffen. De kosten voor deze maatregelen komen ten laste van de leidingexploitant zelf. Als sluitstuk kan het college opschorting van de werkzaamheden vorderen. Bij het opleggen van dergelijke maatregelen vormen de belangen die beschermd worden met deze verordening het beoordelings- en beslissingskader.
Artikel 12 Verzoek om revisiegegevens
Dit artikel stelt het college in staat om te allen tijde zonder daarvoor een vergoeding verschuldigd te zijn zogeheten ‘as built’- en/of revisietekeningen op te vragen.
Artikel 13 Het beheer van leidingen
Een belangrijk element van deze verordening is de onderhoudsplicht. De leidingexploitant is primair verantwoordelijk voor een goede staat van de leiding. Het college kan bepalen dat afschriften van de rapporten aan het college toegezonden moeten worden. In geval de staat van de leiding onvoldoende is, is de leidingexploitant verplicht aan te geven op welke wijze en op welke termijn onderhoudswerkzaamheden zullen worden uitgevoerd.
Indien de onderhoudsinspecties leiden tot de conclusie dat (een deel van) de leiding vervangen moet worden of aangepast moet worden, dan zal daarvoor op basis van artikel 4 een afzonderlijke vergunning moeten worden aangevraagd.
Een belangrijke indicatie van de toestand van de leiding is de mate waarin onderhoud wordt gepleegd aan de leiding. De noodzaak tot onderhoud en de tijdschema's voor onderhoud verschillen van leiding tot leiding en zijn afhankelijk van de getransporteerde stoffen. De vergunninghouder kan verplicht worden om periodiek verslag uit te brengen over de staat van de leiding. Indien naar het oordeel van het college blijkt dat onvoldoende onderhoud is gepleegd, kan het college de leidingexploitant aanzeggen onderhoudswerkzaamheden te verrichten. Op de werkzaamheden aan de leiding en het openbreken van de openbare ruimte zijn de voorschriften over de aanleg van een leiding van overeenkomstige toepassing, hetgeen o.m. betekent dat de aanwijzingen van het college moeten worden opgevolgd.
Het college kan besluiten in de openbare ruimte werken te verrichten die van invloed kunnen zijn op de reeds aanwezige leidingen en kan op grond van dit artikel bepalen dat een leiding verlegd of aangepast moet worden. Daartoe zal het college een bestaande vergunning wijzigen of intrekken. Voor zover de leidingexploitant daarbij schade lijdt die niet tot het normale bedrijfsrisico behoort, zal het college hem een redelijke en billijke schadevergoeding toekennen (nadeelcompensatie). De criteria voor het vaststellen van een vergoeding zijn neergelegd in Hoofdstuk 2 van de Levo.
Dit artikel betreft een incidentenregeling en behelst verplichtingen voor de leidingexploitant in geval van storingen en incidenten waarbij gevaar, hinder of verontreiniging plaatsvindt. Het geeft het college overigens de bevoegdheid om in voorkomende gevallen (waaronder ook concrete dreiging) maatregelen te treffen ten aanzien van de leiding die het gevaar, hinder of verontreiniging veroorzaakt, maar ook - indien noodzakelijk - ten aanzien van de naburige leidingen. Overigens zal bij de toepassing van deze bevoegdheden zoveel mogelijk gebruik gemaakt worden van bestaande incidentenregelingen. Het in het tweede lid bedoelde onderzoek komt voor rekening van de leidingexploitant.
Artikel 16 Verwijderen van leidingen
Na afloop van de geldigheidsduur van de vergunning, bij intrekking door het college en bij opzegging door de leidingexploitant moet de leiding worden verwijderd. Het ligt voor de hand om in de vergunning zelf voorwaarden op te nemen met betrekking tot het verwijderen van leidingen, maar zulks kan ook na afloop, intrekking of opzegging geschieden. De laatste exploitant of beheerder van de leiding is verplicht om voor verwijdering zorg te dragen. Mocht het om bepaalde redenen noodzakelijk of wenselijk zijn om de betreffende leiding te laten liggen, dan kan wijziging van de bestaande vergunning of een nieuwe vergunning aangevraagd worden.
Artikel 17 Toezicht op de naleving
Beoogd wordt een aantal ambtenaren van BOR aan te wijzen als toezichthouders. Zij zullen toezicht houden op de naleving van de voorschriften bij of krachtens deze verordening. In de praktijk zal BOR toezicht houden op het meest kritieke onderdeel: de aanleg van de leiding. Vervolgens zullen met name de periodieke rapporten over de staat van de individuele leidingen het onderwerp zijn van toezicht.
Deze bepaling biedt de mogelijkheid om in voorkomende gevallen strafrechtelijk op te treden. Over het algemeen zal gekozen worden voor bestuursrechtelijke handhavingsinstrumenten en vormt de toepassing van strafrechtelijke sancties in beginsel een uiterste handhavingmiddel.
Toelichting op hoofdstuk 2, algemeen
In de Leidingenverordening Lopik 2012 wordt in artikel 14 het recht van de leidingexploitant op een redelijke en billijke vergoeding in geval van gedwongen verlegging geregeld. Hoofdstuk 2 is een nadere uitwerking.
Voor het leggen van kabels en leidingen in openbare gemeentelijke gronden is gekozen voor een gemeentelijke verordening. Hoofdstuk 2 is een invulling van de nadeelcompensatieverplichting in geval van verleggingen die op grond van de Levo door het college van burgemeester en wethouders van Lopik (hierna: college) zijn opgedragen.
De regeling is gebaseerd op de binnen de gemeente te voorziene planningshorizon. De gemeente gaat er vanuit dat binnen 5 jaar na het verlenen van een vergunning voor het leggen van een leiding in openbare ruimte de gemeente geen werken uitvoert, die verlegging van de vergunde leiding noodzakelijk maakt. In stedelijk gebied wordt na deze 5 jaar een periode van 5-15 jaar gehanteerd, waarbij het bedrag van nadeelcompensatie trapsgewijs wordt afgebouwd van 80% naar 0%.
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
De omvang van de nadeelcompensatie is afhankelijk van het schadebedrag. Het schadebedrag dient inzichtelijk te worden gemaakt aan de hand van de verschillende kostenposten.
De periode van vijf jaren is de periode waarin redelijkerwijs voor de gemeente voorzienbaar is dat werken in de openbare ruimte plaats zullen gaan vinden. De termijn begint vanaf het moment van inwerkingtreding van de vergunning, omdat het moment van vergunnen vaststaat.
De termijn vanaf vijf tot en met vijftien jaren is de periode waarin de voorzienbaarheid steeds minder wordt.
Wanneer er een vergunning wordt afgegeven voor een bepaalde tijd, is het per definitie onzeker of een gelegde kabel of leiding na de looptijd kan blijven liggen. Het is dus niet onvoorzienbaar dat na de periode de kabel of leiding verwijderd moet worden, zodat de aanwijzing tot verwijdering tot het normaal bedrijfsrisico van de ondernemer valt. Dit heeft tot gevolg dat hiervoor geen nadeelcompensatie verleend wordt.
Werkzaamheden binnen gemeente Lopik zijn niet te voorzien op een termijn van vijftien jaren of langer. Als een vergunning 16 jaar of langer geleden is afgegeven zal geen nadeelcompensatie worden uitgekeerd. De kosten voor verlegging worden in dat geval volledig tot het bedrijfsrisico van de leidingexploitant gerekend.
Partijen dienen, in het kader van de verwijdering, verlegging of aanpassing van een leiding schadebeperkend op te treden. Zij moeten rekening houden met de wederzijdse belangen bijvoorbeeld bij de technische oplossing of de keuze van het tracé. De verlegging moet gerealiseerd worden op basis van een technisch adequaat alternatief dat tegen de maatschappelijk laagste kosten gerealiseerd kan worden.
Dit artikel betreft de zogenaamde hardheidsclausule. Indien de leidingexploitant of de gemeente kan aantonen dat door bijzondere omstandigheden toepassing van voorgaande artikelen van deze regeling tot een evident onredelijke nadeelcompensatie zou leiden, kan het college gemotiveerd besluiten op basis van dit artikel de nadeelcompensatie aan te passen.
Indien vanwege het werk sprake is van meerdere (tijdelijke) verleggingen, is op de eerste tijdelijke verlegging deze verlegregeling van toepassing en komen de kosten van de overige verleggingen ten laste van de gemeente. Bedoeld worden meerdere verleggingen op dezelfde locatie in een bepaalde periode van dezelfde leiding.
In het tweede lid staat dat een noodnet niet kan worden gezien als een (tijdelijke) voorziening. Dit wordt gezien als een uitvoeringswijze.
Als een vergunning verleend wordt aan een leidingexploitant voor het leggen van een leiding op een locatie waarvan de gemeente vermoedt dat de leiding binnen 5 jaren verlegd zal moeten worden als gevolg van de uitvoering van haar werken en in de vergunning daartoe een bepaling is opgenomen, dan zal geen nadeelcompensatie worden gegeven. Als de vergunning niet ingetrokken is, dan zal het toepasselijke vergoedingsregime in werking treden. De voorzienbaarheid is op die wijze begrensd.
Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.
Indien als gevolg van de uitvoering van een werk een leiding moet worden gerezen dient de leidingexploitant dit op eigen kosten uit te voeren. De leidingexploitant kan van de gelegenheid gebruik maken een leiding op zijn kosten te rijzen ook als dit niet vanwege het werk noodzakelijk is.
De nadeelcompensatie kan bepaald worden op basis van een vaste prijs of op basis van voor- en nacalculatie. Dit artikel bepaalt dat de verrekening van de nadeelcompensatie op basis van een vaste prijs plaatsvindt als blijkt dat het geraamde bedrag aan nadeelcompensatie lager is dan €10.000,00. Het voordeel van een vaste prijs ligt in de lagere kosten als gevolg van minder administratieve handelingen, geen onderhandelingen over definitieve nadeelcompensatie en minder controle.
In andere situaties geldt in principe verrekening op basis van voor- en nacalculatie. Partijen kunnen in overleg met elkaar ook voor verleggingen waarvan het geraamde bedrag aan nadeelcompensatie meer bedragen dan €10.000,00 afspraken maken over verrekening van nadeelcompensatie op basis van vaste prijs.
Gemeente Lopik voert vooroverleg met de leidingexploitant nadat de leidingexploitant per brief geïnformeerd is over de plannen en de consequenties voor betrokken leidingen.
Gemeente Lopik streeft ernaar in overleg tot overeenstemming te komen over de verplaatsing van leidingen. Tijdens het vooroverleg worden aspecten met betrekking tot de technische oplossing en planning aan de orde gesteld en wordt gestreefd naar overeenstemming hierover.
De leidingexploitant zal zelf de periode moeten aantonen van de ligging van de betreffende leiding op die locatie. In beginsel zal dit plaatsvinden met een vergunning. Hiervoor wordt overigens verwezen naar het overgangsrecht bij de Levo (artikel 49) op grond waarvan de schriftelijke toestemmingen als vergunningen onder de Levo gelden, tenzij er redenen zijn om aan te nemen dat de betreffende leiding niet voldoet aan de eisen krachtens de Levo.
Indien een vergunning ontbreekt wordt gerekend vanaf de datum waarop het leggen volgens de registratie van de leidingexploitant is aangevangen. Indien niet kan worden aangetoond op welke datum vergunning is verleend c.q. op welke datum het leggen is aangevangen, wordt er van uit gegaan dat de betreffende leiding langer dan 15 jaar aanwezig is.
Het college neemt het besluit tot het geven van een aanwijzing voor het verleggen van een leiding. In het vooroverleg is overeenstemming bereikt of niet. Het aanwijzingsbesluit richt zich op de noodzaak tot verleggen en het tijdstip waarop dit gerealiseerd moet zijn. Het besluit handelt uitdrukkelijk niet over ontstane schade en nadeelcompensatie.
De aanwijzing is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waardoor er mogelijkheden zijn voor bezwaar en beroep.
De datum waarop een leidingexploitant een aanwijzing heeft gekregen tot het verleggen van een leiding is bepalend voor het ingaan van de termijn waarbinnen belanghebbende een voorlopig verzoek om nadeelcompensatie kan indienen.
Om tot een beslissing te kunnen komen op het verzoek van leidingexploitant, zijn meer gegevens noodzakelijk dan in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht als minimum opgesomd is. De aanduiding van de aard en de omvang van de schade en de specificatie van het schadebedrag dienen bepaald te worden op basis van te onderscheiden kostenposten gebruik makend van de bijlage 1.
De gemeente neemt binnen acht weken na indiening van het verzoek een besluit inhoudende één van de in dit artikel opgesomde mogelijkheden. Het verzoek om voorlopige nadeelcompensatie wordt niet in behandeling genomen als deze meer dan 1 jaar nadat door het college een aanwijzing is gegeven aan de leidingexploitant voor het verleggen van een leiding wordt ingediend. Het verzoek kan kennelijk ongegrond verklaard worden als de verlegging, verwijdering of aanpassing aan de leiding van belanghebbende niet door de gemeente wordt veroorzaakt. Het verzoek kan geheel of gedeeltelijk toegekend worden of geheel afgewezen worden.
Indien de aanvraag onvoldoende gegevens bevat voor een beoordeling van het verzoek om nadeelcompensatie of voor de vaststelling van het schadebedrag zal belanghebbende 4 weken de gelegenheid krijgen om aanvullende informatie te verstrekken. De termijn van 8 weken na indiening van het verzoek om nadeelcompensatie waarbinnen het college een besluit neemt wordt opgeschort met ingang van de dag waarop aanvullende informatie wordt gevraagd.
Het besluit tot vaststelling van de nadeelcompensatie is een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht waarvoor mogelijkheden van bezwaar en beroep bestaan.
De gemeente kan de termijn eenmalig met een redelijke termijn verlengen, met een maximum van acht weken. Dit zal schriftelijk aan de belanghebbende worden medegedeeld.
De leidingexploitant dient binnen een jaar nadat de werkzaamheden voor de verlegging van de leiding zijn afgerond het verzoek in te dienen voor de definitieve vaststelling van de nadeelcompensatie. Die wordt bepaald op basis van werkelijk gemaakte kosten.
Het verzoek moet in elk geval bevatten:
Zie de toelichting bij artikel 36.
Is de nadeelcompensatie definitief vastgesteld dan dient de leidingexploitant voor de betaling daarvan een factuur in te dienen.
Bij de bepaling van de nadeelcompensatie is sprake van een berekening op basis van de werkelijke kosten. Dit zijn de kosten die direct toegerekend kunnen worden aan de verlegging van de leiding. Leidingen worden beschouwd als niet verhandelbare objecten en hebben geen economische waarde in die zin. Tot slot is hierbij van belang dat de verlegging gerealiseerd moet worden op basis van een technisch adequaat alternatief tegen de maatschappelijk laagste kosten ten opzichte van de meest voor de hand liggende variant. Leidingexploitanten en gemeente Lopik ondervinden geen nadeel van de gekozen oplossing.
De meest voor de hand liggende variant is een verlegging van de leiding ter plaatse van de probleem locatie. Denkbaar is echter, dat één van de partijen gebaat is bij een andere oplossing. Dit is bijvoorbeeld het geval indien de situatie ter plaatse van het uit te voeren werk zo ingewikkeld is, dat de leidingexploitant er de voorkeur aan geeft - ook uit een oogpunt van efficiënt beheer - de leidingen gedeeltelijk te verplaatsen dan wel andere maatregelen te treffen buiten de grenzen van het uit te voeren werk. In principe dient te worden gekozen voor dit laatst genoemde, meest aantrekkelijke alternatief, tenzij de andere partij ten gevolge daarvan in een slechtere positie komt te verkeren dan het geval zou zijn geweest bij verlegging ter plaatse van de probleemlocatie. Partijen kunnen dan nadere afspraken maken over de schadeverdeling. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn indien een leiding over een grotere lengte wordt verlegd dan bij een oplossing op de probleemlocatie. Voor de leidingexploitant kan dit dus nadeliger uitpakken.
Als bij een verlegging de leidingexploitant de gelegenheid benut om bijvoorbeeld de capaciteit te laten toenemen of andere kwantificeerbare voordelen heeft komen de kosten ervan niet in aanmerking voor vergoeding. Ook de kosten van het rijzen van een leiding worden niet vergoed.
Bij de post ontwerp en begeleiding betekent dit dat de leidingexploitant het aantal uren en de tarieven moet overleggen.
De leidingexploitant mag in principe pas kosten declareren vanaf het moment dat overeenstemming is bereikt over de oplossing. In de praktijk houdt dit in dat de eerste paar afstemmingsoverleggen niet kunnen worden gedeclareerd in verband met de maatschappelijke afstemmingsplicht.
Tijdelijke voorzieningen van operationele aard zijn voorzieningen die benodigd zijn om de levering tijdens de uitvoering van een verlegging te waarborgen. Voorbeelden zijn extra kosten van personele aard ten behoeve van bedrijfsvoering en hulpmiddelen zoals watertanks, gasflessen en noodaggregaten.
Kosten van civieltechnische, bouwkundige en installatietechnische werkzaamheden zijn bijvoorbeeld werkputten en ondersteuningen. Alle tijdelijke voorzieningen van fysieke aard die nodig zijn tijdens de bouw vallen onder de uitvoeringskosten.
Onder tijdelijke voorzieningen van fysieke aard worden alle tijdelijke fysieke leidingverbindingen verstaan die de leidingexploitant moet aanleggen en later buiten bedrijf moet stellen. Deze kosten houden nauw verband met de noodzakelijke continuïteit van het bedrijfsproces van de betrokken leidingexploitant. Het betreffen voorzieningen die worden opgeheven zodra de definitieve verlegging is gerealiseerd.
De kosten die de aannemer moet maken om de leiding uit de grond te halen vallen onder uitvoeringskosten. Ook het opslaan in hanteerbare stukken en het transport op de bouwlocatie zijn uitvoeringskosten. De kosten samenhangend met de uitvoering van het verwijderen van verlaten leidingen vallen eveneens onder uitvoeringskosten.
De kosten voor de afvoer van vrijgekomen materialen naar een tijdelijk werkterrein behoren tot de uitvoeringskosten.
Onder materiaalkosten worden in elk geval verstaan kosten van leidingcomponenten, kosten van elektrotechnische, werktuigbouwkundige en civieltechnische materialen, alsmede kosten van bouwmaterialen, alsmede kosten van bouwmaterialen bestemd voor gebouwen waarin delen van leidingsystemen worden ondergebracht.
Transportkosten en stortkosten van vrijgekomen leidingen vanaf de bouwlocatie naar de stort of verwerkingslocatie behoren tot de materiaalkosten (behalve de stortkosten ingeval de leiding asbesthoudende stoffen bevat. Hierbij is in aanmerking genomen dat deze kosten bij vervanging van de leiding op eigen initiatief ook ten laste komen van leidingexploitant).
De materiaalkosten van constructieve en/ of bijzondere voorzieningen die worden veroorzaakt door eisen van derden (en dus niet door de gemeente) vallen onder de materiaalkosten.
N.B.: De materiaalkosten van constructieve en/ of bijzondere voorzieningen die worden veroorzaakt door eisen van gemeente vallen onder de uitvoeringskosten.
In geval van bundeling van werkzaamheden van verschillende leidingexploitanten moeten de kosten worden verdeeld over de leidingexploitanten. De projectkosten worden verdeeld in direct aan de leidingexploitanten toe te delen kosten en gezamenlijke kosten. De direct toe te delen kosten zijn kosten van in en uit bedrijf stellen en materiaalkosten, exclusief de extra materialen die nodig zijn voor de gezamenlijke kruising. De gezamenlijke kosten zijn de uitvoeringskosten, ontwerp en begeleiding en de extra materialen die nodig zijn om gezamenlijk te kruisen.
De verdeelsleutel voor de gezamenlijke kosten wordt bepaald op basis van de afzonderlijke fictieve kosten van uitvoering en ontwerp en begeleiding die zouden moeten worden gemaakt als elke leidingexploitant afzonderlijk zou kruisen.
Deze bepaling bevat het overgangsrecht. De eigenaren van de talloze leidingen die thans in de openbare ruimte aanwezig zijn is in de meeste gevallen - al dan niet privaatrechtelijk - een ligrecht gegund waaraan diverse voorwaarden verbonden zijn. Om redenen van efficiency en om te voorkomen dat de huidige leidingeigenaren hoge kosten moeten maken is ervoor gekozen de huidige toestemmingen te beschouwen als een vergunning in de zin van deze verordening. Er kan zich echter een situatie voordoen waarin het college op basis van de hem ter beschikking staande gegevens van mening is dat het veiligheidsniveau van een bepaalde leiding niet voldoet aan de eisen waar het krachtens deze verordening aan zou moeten voldoen. In dat geval kan het college extra informatie van de leidingexploitant vragen waarna het college ambtshalve kan beslissen of instandhouding van de vergunning uit oogpunt van veiligheid toelaatbaar is. Ook kan het college van de leidingexploitant verlangen dat hij een nieuwe aanvraag indient, vergezeld van de benodigde documenten. Daarbij kan het college een termijn stellen waarbinnen de nadere informatie moet zijn aangeleverd of een nieuwe aanvraag moet zijn ingediend. Met deze systematiek wordt beoogd maatwerk te leveren ten aanzien van de vele, naar aard en leeftijd verschillende leidingen. Overigens zij opgemerkt dat voor leidingen die zonder toestemming of vergunning in de openbare ruimte liggen hoe dan ook een aanvraag moet worden ingediend om een vergunning op grond van de Levo te verkrijgen.
Hoofdstuk 2 is uitsluitend van toepassing op werken waarvoor op het moment van in werking treden nog geen (schriftelijke) afspraken zijn.