Organisatie | Borsele |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Borsele 2012 |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Borsele 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
deze regeling vervangt de Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Borsele 2009
Wet werk en Bijstand, artikel 8, lid 1
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-01-2013 | 26-01-2015 | wijziging van de regeling | 10-01-2013 | raadsstukken 10-01-2013, B6 | |
01-07-2012 | nieuwe regeling | 10-05-2012 | raadsstukken 15-05-2012, B7 |
De raad van de gemeente Borsele;
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 17 april 2012, met overneming van de daarin vermelde motieven;
gelet op artikel 8 lid 1 onderdeel d, artikel 8 lid 2 onderdeel b en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
2 In deze verordening wordt verstaan onder:
b het college: het college van burgemeester en wethouders van Borsele.
c de raad: de gemeenteraad van Borsele.
d de peildatum: de datum waartegen langdurigheidstoeslag wordt aangevraagd.
e de referteperiode: een periode van 36 maanden voorafgaand aan de peildatum.
f inkomen: het inkomen als bedoeld in artikel 32 WWB. In afwijking hiervan wordt een bijstandsuitkering voor de beoordeling van het recht op langdurigheidstoeslag gezien als inkomen.
g de bijstandsnorm (inclusief vakantietoeslag): de van toepassing zijnde norm per 1 januari van het aanvraagjaar, vermeerderd of verminderd met de door het college vastgestelde verhoging of verlaging, zoals bedoeld in artikel 5 c van de WWB.
Hoofdstuk 2 Recht op langdurigheidstoeslag
Artikel 2 Langdurig laag inkomen
Aan de voorwaarde van het hebben van een langdurig laag inkomen zoals bedoeld in artikel 36 lid 1 WWB is voldaan indien gedurende de referteperiode het in aanmerking te nemen inkomen niet hoger is dan 110 procent van de toepasselijke bijstandsnorm en er geen in aanmerking te nemen vermogen is als bedoeld in artikel 34 van de wet.