Organisatie | Doetinchem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening meedoenregeling gemeente Doetinchem 2012 |
Citeertitel | Verordening meedoenregeling gemeente Doetinchem 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-06-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 24-05-2012 Doetinchems Vizier, 20 juni 2012 | Onbekend |
De raad van de gemeente Doetinchem;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 16 mei 2012;
gelet op artikel 147, eerste lid en artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 8 lid 1, onder g van de Wet werk en bijstand;
vast te stellen de Verordening Meedoenregeling gemeente Doetinchem 2012
Artikel 2 Recht op bijdrage sport- en (sociaal-)culturele activiteiten
5.Het college kan declaraties en bewijsstukken van de besteding van de bijdrage verlangen van de inwoner(s) aan wie een bijdrage is verstrekt.
6.Het recht op een bijdrage vervalt
a.indien declaraties en bewijsstukken niet tijdig, dat wil zeggen na 31 januari volgend op het jaar waarop de kosten betrekking hebben, zijn ingediend.
b.indien ingeleverde declaraties geen betrekking hebben op kosten, die voor deze regeling in aanmerking komen.
7.In gevallen als bedoeld in het zesde lid kan het college het recht op bijdrage intrekken of herzien.
8.Het college kan besluiten tot terugvordering van ten onrechte of te veel verstrekte bijdragen. Titel 4.4 van de Awb is van toepassing.
9.Het college kan teruggevorderde bijdragen verrekenen met toekomstige toekenningen van bijdragen.
Artikel 3 Recht op bijdrage schoolgaande kinderen
Voor iedere zelfstandige huishouding met kinderen die basis- of voortgezet onderwijs volgen, en geen recht hebben op een tegemoetkoming ingevolge de Wet studiefinanciering, bestaat, met inachtneming van artikel 6, aanspraak op een bijdrage van € 125,- per kind per kalenderjaar.
Artikel 4 Recht op bijdrage telefoonabonnement
Voor iedere zelfstandige huishouding, waarbij de alleenstaande of alleenstaande ouder, dan wel beide partners, op de peildatum 65 jaar of ouder zijn, bestaat aanspraak op een bijdrage in de kosten van een telefoonabonnement van € 100,- per kalenderjaar per huishouden.Per huishouden kan slechts voor één abonnement een bijdrage worden verstrekt.
Artikel 5 Aanpassing bijdragen
De bedragen, genoemd in de artikelen 2, 3 en 4, worden jaarlijks geïndexeerd. Het college kan om budgettaire redenen besluiten om af te zien van indexering.
Artikel 6 Inkomens- en vermogensgrenzen
1. Aanspraak op de verstrekkingen genoemd in de artikelen 2, 3 en 4 bestaat wanneer
a. het netto besteedbaar inkomen niet hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde norm ingevolge de Wet werk en bijstand, met inachtneming van de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Doetinchem 2011,
b.het vermogen niet hoger is dan de bedragen genoemd in artikel 34 lid 3 van de Wet werk en bijstand.
en vervolgens te verlagen met:
Artikel 7 Aanvraag en informatieplicht
1.Het college stelt het recht op een tegemoetkoming op schriftelijke aanvraag vast.
2.Voor de aanvraag maakt de aanvrager gebruik van een door het college verstrekt en daartoe bestemd aanvraagformulier.
3.Het college neemt binnen acht weken na de ontvangst van de aanvraag een schriftelijke beslissing.
4.De aanvrager is verplicht alle informatie te verstrekken die door het college noodzakelijk wordt geacht voor beoordeling van de aanvraag.
Het college kan in individuele gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken dan wel deze buiten toepassing laten, voor zover toepassing ervan tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Het doel van de Meedoenregeling is het bevorderen van deelname (meedoen) aan maatschappelijke activiteiten op het gebied van sport en (sociaal-)culturele activiteiten door het leveren van een financiële bijdrage voor de lage inkomens en voor mensen met een beperking.
Deze verordening geeft de voorwaarden en kaders van deze regeling aan. De gemeente Doetinchem streeft ernaar om zoveel mogelijk burgers mee te kunnen laten doen aan maatschappelijke activiteiten, om hen deel te laten uitmaken van de maatschappij. De gemeente wil sociale uitsluiting, enkel vanwege een gebrek aan geld, tegengaan.
Daarom is de regeling gericht op activiteiten, die men regelmatig, buitenshuis en samen met anderen doet.
In de voorgaande verordening werden de bijdragen voor schoolgaande kinderen en het telefoonabonnement aangeduid als mogelijke verhoging van de sociaal-culturele bijdrage. Omdat deze bijdragen voor duidelijk afzonderlijke doelgroepen zijn bestemd, zijn deze bijdragen afzonderlijk opgenomen en omschreven.
Voor kinderen wil de gemeente zich extra inspannen, omdat het juist voor kinderen belangrijk is om mee te kunnen doen met hun klas- en leeftijdgenoten. Daarom kunnen kinderen van twee van de drie regelingen profiteren.
Dit artikel bevat de begripsomschrijvingen en bevordert de inzichtelijkheid van de verordening. Gehanteerde termen die niet nader worden gedefinieerd in de onderhavige verordening hebben dezelfde betekenis zoals deze in de Wet werk en bijstand en de Algemene wet bestuursrecht zijn verwoord. Het begrip beperking wordt in beleidsregels nader gespecificeerd.
Artikel 2Recht op bijdrage sport- en (sociaal-)culturele activiteiten
Sinds de invoering van de bijdrageregeling in 1994 is er op grond van ervaringen een helder toetsingskader ontstaan wat betreft de activiteiten die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Deze verordening gaat gepaard met beleidsregels waarin de activiteiten worden benoemd.
De nadruk ligt op activiteiten die men met enige regelmaat doet, die men buitenshuis doet en vooral, die men samen met anderen doet. Het moet ook gaan om activiteiten, die men buiten de eigen familiekring doet. Hiermee wordt het doel, namelijk maatschappelijke participatie, bevorderd.
De bijdrage is niet bedoeld om familiebijeenkomsten, zoals verjaardagen, bruiloften, reünies, en dergelijke, bij te wonen. De genoemde bijdrage van € 127,- is het maximale bedrag. Het is dus afhankelijk van de activiteit(en), die worden gedeclareerd. De belanghebbende mag dus ook meerdere activiteiten per jaar declareren, totdat het maximale bedrag is bereikt.
Om ervoor te zorgen, dat met de bijdrage ook inderdaad participatie bevorderende activiteiten worden gedaan, zijn bewijsstukken noodzakelijk. Het gaat dan niet om het aantonen dat de kosten zijn gemaakt, maar om het aantonen welke activiteit(en) de belanghebbende heeft verricht, waar hij aan heeft deelgenomen, enz. Wanneer blijkt, dat de bijdrage niet is besteed aan het beoogde doel, of wanneer de belanghebbende geen bewijsstukken inlevert, dan kan op grond van het zesde lid en zevende lid de toekenning van de bijdrage worden ingetrokken of herzien. Deze intrekking of herziening vormt dan de grond, waarop met het achtste lid de bijdrage kan worden teruggevorderd. Met het negende lid kan de vordering worden verrekend met toekomstige toekenningen. De juridische grond voor de terugvordering is Titel 4.4 van de Awb.
Artikel 3 Recht op bijdrage schoolgaande kinderen
In de voorgaande regeling werd gesproken van “schoolgaande leerplichtige kinderen”. Het criterium “leerplichtig” wordt losgelaten. Aan de omschrijving is toegevoegd:”die onderwijs volgen in het basis- of het voortgezet onderwijs”. De verstrekking is bedoeld om schoolgaande kinderen mee te kunnen laten doen met schoolactiviteiten. Het hoeft dan niet uit te maken, of het kind wel of niet leerplichtig is. Overigens is het aantal niet-leerplichtige kinderen, dat wel op school zit, verwaarloosbaar klein. Dit betekent ook, dat er geen leeftijdscriterium meer is. Voorheen werd de groep genoemd tussen de 5 en 18 jaar. Maar ook 19-jarigen, en zelfs 20-jarigen, kunnen nog voortgezet onderwijs volgen. Bijvoorbeeld vanwege een doorstroming van havo naar vwo, of door een keer te blijven zitten. En dus ook kinderen jonger dan 5 jaar, die al op de basisschool zitten. Het feit, dat kinderen ouder dan 18 jaar respectievelijk jonger dan 5 zijn maakt niet, dat zij (d.w.z. hun ouders) dan wel over voldoende middelen beschikken, terwijl het meedoen net zo belangrijk blijft. De bijdrage is een vast bedrag per kalenderjaar. Er hoeven geen declaraties of bewijsstukken te worden geleverd. Anders dan bij de bijdrage voor sport- en culturele activiteiten, kan deze bijdrage wel worden besteed aan eenmalige activiteiten, zoals concerten e.d. Het zijn juist dit soort gelegenheden, waar jongeren samen naar toe gaan, en waar het mee kunnen doen met leeftijdgenoten belangrijk is.
Artikel 4 Recht op bijdrage telefoonabonnement
Voor ouderen is het zich fysiek verplaatsen geen vanzelfsprekendheid. De telefoon is dan een belangrijk communicatiemiddel om contacten te onderhouden en om zaken te regelen met instanties.
Ook wordt opgemerkt, dat steeds meer ouderen gebruik maken van het internet en e-mail. Wanneer zij gebruik maken van een ADSL-verbinding, dan is daarbij een vaste telefoonaansluiting noodzakelijk.
De mobiele telefoon is niet meer weg te denken. Voor ouderen is het, misschien meer dan voor ‘jongeren’, belangrijk dat zij ook ‘onderweg’ bereikbaar zijn, en anderen kunnen bereiken, om bijvoorbeeld in geval van nood hulp in te kunnen roepen. Daarom is de bijdrage ook mogelijk voor een mobiel abonnement. Per huishouden is slechts één bijdrage mogelijk.
Artikel 5 Aanpassing bijdragen
De bijdragen worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de CBS-indexering gezinshuishoudens. Het college kan om budgettaire redenen in een bepaald jaar besluiten om af te zien van indexering in dat jaar.
Artikel 6 Inkomsten- en vermogensgrenzen
De norm om in aanmerking te komen voor de bijdrageregeling is 110% en niet de (wettelijk vastgelegde) 100% zoals deze bij de kwijtschelding wordt gehanteerd. Tot het inkomen worden alle middelen gerekend, bedoeld in artikel 32 lid 1 van de WWB. Dit betekent onder meer, dat geen rekening wordt gehouden met uitgesteld inkomen.
Artikel 7 Aanvraag en informatieplicht
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Er kunnen zich gevallen voordoen waarin de toepassing van deze verordening ongewenste effecten heeft. Burgemeester en wethouders hebben de bevoegdheid in die gevallen van een of meer bepalingen van deze verordening af te wijken. Ook in gevallen waarin deze verordening niet voorziet, kunnen zij een beslissing nemen waarbij zij zoveel mogelijk de geest van deze verordening in acht nemen.