Organisatie | Almere |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Almere |
Citeertitel | Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Almere |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Deze verordening vervangt de verordening materiele financiele gelijkstelling onderwijs zoals vastgesteld op 24 september 1998
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-11-2007 | 01-01-2018 | nieuwe regeling | 22-11-2007 Almere Vandaag, 2007-12-07 | RV-90/2007 |
De raad van de gemeente Almere
gelezen het voorstel van het college van 30 oktober 2007, inzake de Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Almere;
gelet op artikel 140/141 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 134/135 van de Wet op de expertisecentra en artikel 96g/96h van de Wet op het voortgezet onderwijs;
gelet op de artikelen XIII, XV en XVII van de Wet dualisering gemeentelijke medebewindsbevoegdheden;
gelet op artikel 5 van de Gemeentewet;
gelet op hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht;
gezien het gevoerde overleg met vertegenwoordigers van de bevoegde gezagsorganen van de niet door gemeente in stand gehouden scholen in de gemeente;
overwegende dat het gewenst is de toekenning van voorzieningen in het kader van aanvullend gemeentelijk beleid ten aanzien van het onderwijs bij verordening te regelen;
Verordening materiele financiele
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;
school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra, een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra;
Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden
Artikel 4 Toevoegen, wijzigen en intrekken
Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.
Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, besluit het college om de aanvraag niet te behandelen.
Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen drie weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen. Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelen.
Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden
Paragraaf 2.3 Toekenning; intrekking of wijziging; verbod vervreemding
Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handelingen als bedoeld in artikel 12, eerste lid onder b, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken. Ten onrechte feitelijk beschikbaar gestelde voorzieningen kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de voorziening is toegekend nog geen vijf jaren zijn verstreken en de aard van de voorziening dit mogelijk maakt.
Artikel 14 Verbod tot vervreemding
Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen, is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.
Artikel 15 Informatieverstrekking
Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.
Artikel 16 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 22 november 2007
De griffier, De voorzitter.
J.D. Pruim A. Jorritsma-Lebbink
A.Voorziening verhuisvergoeding meubilair en bijbehorend onderwijsleerpakket
I Aanduiding van de voorziening
Tegemoetkoming in de kosten voor het verplaatsen van meubilair en bijbehoren onderwijsleerpakket van een groep leerlingen in verband met medegebruik van lokalen bij een andere school, dan wel in gemeentelijke tijdelijke lokalen.
Gedurende het gehele schooljaar, maar wel binnen drie maanden nadat de verplaatsing heeft plaatsgevonden.
III Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend
Eenmalig bij verplaatsing conform verdeling huisvestingscapaciteit, zoals vastgesteld in het regulier huisvestingsoverleg primair onderwijs Almere.
IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening
Scholen voor primair, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs.
De voorziening staat niet open voor de nevenvestiging van een hoofdschool in een andere gemeente
De voorziening staat niet open bij uitbreiding van het aantal groepen of leerlingen.
Een school komt in aanmerking voor deze voorziening als zij voor medegebruik wordt verwezen naar leegstaande lokalen in permanente gebouwen, dan wel noodlokalencomplexen.
V Wijze van toekenning met daarbij behorende berekeningseenheid
Er is geen sprake van een subsidieplafond.
In de gemeente Almere wordt de beschikbare onderwijscapaciteit zo efficiënt mogelijk verdeeld. De verdeling van de capaciteit vindt plaats in het regulier huisvestingsoverleg primair onderwijs Almere. Op grond van deze verdeling kunnen groepen leerlingen naar een ander noodlokalencomplex worden verwezen. Tevens komt het in de praktijk voor dat een (nieuwe) school al is gestart in een tijdelijke locatie in afwachting van de oplevering van het definitieve schoolgebouw. Bij de oplevering van het nieuwe gebouw verhuizen de groepen leerlingen dan alsnog naar de definitieve huisvesting.
I Aanduiding van de voorziening
Hier staat aangegeven dat het gaat om een tegemoetkoming voor de kosten voor het verplaatsen van meubilair en bijbehoren onderwijsleerpakket van een groep leerlingen in verband met medegebruik van lokalen bij een andere school, dan wel in gemeentelijke tijdelijke lokalen.
Hier kan de indieningsdatum voor de betreffende voorziening worden bepaald. Hier is geen uniforme datum vastgesteld omdat de verhuisbewegingen in principe gedurende een geheel schooljaar kunnen plaatsvinden. In de praktijk wordt uiteraard veel gekozen voor verhuisbewegingen rondom een schoolvakantie. Om niet te worden geconfronteerd met aanvragen die al te ver in het verleden liggen is bepaald dat de aanvraag voor de voorziening moet worden ingediend binnen drie maanden nadat de verhuisbeweging heeft plaatsgevonden
III Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend
De voorziening wordt éénmalig toegekend. Tijdens een schooljaar kan een school wel worden geconfronteerd met een verhuisbeweging die voldoet aan de vereisten zoals omschreven in deze bijlage. Hiervoor kan dan weer een nieuwe aanvraag worden ingediend.
IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening
Het geheel van criteria zoals geformuleerd onder IV, geeft de omstandigheden weer waarin de school moet verkeren om in aanmerking te komen voor de voorziening.
Hier is aangegeven dat de mogelijkheid om de voorziening aan te vragen wordt geopend voor scholen voor primair, (voortgezet) speciaal en voortgezet onderwijs.
Hier is aangeven dat de voorziening niet open staat voor een nevenvestiging van een hoofdschool in een andere gemeente. Indien er sprake is van een nevenvestiging van een hoofdschool zal in principe direct gekeken worden naar een plek voor de groepen van deze nevenvestiging voordat de nevenvestiging daadwerkelijk kan worden gerealiseerd.
Hier staat omschreven dat de voorziening niet open staat bij uitbreiding van het aantal groepen of leerlingen. De reden hiervoor ligt in het feit dat bij uitbreiding sprake is van veelal eerste inrichting. De leverancier waar het meubilair en bijbehorende onderwijsleerpakket wordt besteld, kan deze zaken afleveren op het adres waar deze groep wordt gehuisvest.
Hierin staat omschreven in welke omstandigheid de school zich moet bevinden om voor de voorziening in aanmerking te komen. Hierbij geldt eveneens een duidelijke link naar het bepaalde onder III. Het moet gaan om een verplaatsing zoals deze is vastgesteld regulier huisvestingsoverleg primair onderwijs Almere. Verhuisbewegingen die buiten dit overleg door schoolbesturen onderling worden afgesproken komen niet voor vergoeding in aanmerking
V Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid
De ‘wijze van toekenning’ geeft de grondslag aan voor toekenning van voorzieningen. Op grond van de wet dient de verordening te voorzien in een behandeling naar dezelfde maatstaf. Met de invulling van dit element van de bijlage wordt op een objectiveerbare wijze – voor wat betreft het bepalen van de omvang van de toekenning – hieraan invulling gegeven. Er is voor gekozen te werken met het toekennen van een genormeerd bedrag per te verplaatsen groep. Hierbij is het niet van belang of de verplaatsing in eigen beheer door de school wordt uitgevoerd, dan wel dat er een verhuisbedrijf wordt ingeschakeld.
De hoogte van de vergoeding is op basis van historische gegevens vastgesteld. De door de schoolbesturen ingediende offertes van een drietal verhuisbedrijven over de jaren 2003 tot en met 2006 zijn geanalyseerd. Hierbij is er geconstateerd dat door twee bedrijven vergelijkbare offertes zijn uitgebracht. Het gekozen bedrag van € 350 per groep is een gemiddelde van het prijspeil van de afgelopen jaren.
Door het hanteren van een normbedrag vervallen de administratieve verplichtingen dat bij een aanvraag tenminste drie offertes moeten worden overlegd als men de verplaatsing wil laten uitvoeren door een verhuisbedrijf. Een schoolbestuur ontvangt een genormeerde vergoeding per groep en is verder geheel autonoom in de keuze op welke wijze de verplaatsing wordt uitgevoerd.
Door het invoeren van een prijsindex wordt de vergoeding jaarlijks aangepast aan de prijsindexeringen.
De normvergoeding van € 350 is niet van toepassing bij verplaatsing van een gehele school of bij verhuisbewegingen vanwege renovaties van schoolgebouwen. De kosten van deze grote verhuizingen zijn moeilijk te voorspellen, met het risico dat de werkelijke kosten aanzienlijk groter uitvallen dan de vergoeding op basis van de € 350-norm. Om die reden geldt hiervoor een vergoeding op basis van werkelijke kosten. Voorwaarde is dat het schoolbestuur voor de uitvoering van de verhuizing een offerte aanvraagt bij minimaal drie bedrijven.
Hierin is omschreven dat er geen sprake is van een subsidieplafond. Scholen die voldoen aan de voorwaarden, ontvangen op basis van een ingediende aanvraag een vergoeding.
B.Voorziening praktijkgericht onderwijs
I Aanduiding van de voorziening
Vergoeding voor de aanpassing aan de huisvesting van een bestaand schoolgebouw waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor praktijkgericht onderwijs.
Onder een bestaand gebouw wordt mede verstaan een gebouw waarvan de realisatie al zover is gevorderd dat oplevering en ingebruikneming in 2007 of 2008 zal plaatsvinden.
Bij de aanpassing van het gebouw kan het tevens gaan om een nieuwe inrichting ten behoeve van praktijkgericht onderwijs.
1 januari tot en met 31 maart 2008
III Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend
IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening
Scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs
De voorziening staat open voor alle hoofdvestigingen en nevenvestigingen binnen de gemeentegrenzen, waaronder ook de nevenvestigingen van een hoofdvestiging in een andere gemeenten.
Een school komt in aanmerking voor deze voorziening indien deze niet eerder op basis van deze verordening ter beschikking is gesteld.
Voorzieningen in de huisvesting als bedoeld in artikel 2 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Almere zoals deze op het moment van toepassing luidt, komen niet voor subsidie in aanmerking op basis van deze verordening.
V Wijze van toekenning met daarbij behorende berekeningseenheid
Er is sprake van een subsidieplafond. Dit bedraagt € 121.000.
Het beschikbare bedrag (totaal overeenkomend met het subsidieplafond) wordt verdeeld over alle aanvragen die voor toekenning in aanmerking komen, behalve als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond bereikt: in dat geval worden de bedragen zoals genoemd bij V. aangepast naar rato van de berekeningseenheid.
In het voortgezet speciaal onderwijs (VSO) is er behoefte aan een versterking van de mogelijkheden voor arbeidstoeleiding zodat leerlingen beter kunnen worden voorbereid op arbeidsmatige activiteiten. Meer praktijkgericht onderwijs betekent dat meer praktijkgerichte ruimte nodig is.
Om dit mogelijk te maken verdeelt de gemeente eenmalig een bedrag van € 121.000 aan de (V)SO scholen.
I Aanduiding van de voorziening
Hier staat aangegeven dat het gaat om een vergoeding voor de aanpassing aan de huisvesting van een bestaand schoolgebouw waardoor dat gebouw beter geschikt wordt gemaakt voor praktijkgericht onderwijs. Bij aanpassing kan het ook gaan om een nieuwe inrichting of om nieuwe materialen waardoor beter praktijkgericht onderwijs mogelijk is.
Hier kan de indieningsdatum voor de betreffende voorziening worden bepaald. Gekozen is hier een termijn aan te houden van 1 januari 2008 tot en met 31 maart 2008.
III Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend
Omdat het om eenmalige gelden gaat, is ervoor gekozen het kalenderjaar 2008 als tijdvak te kiezen.
IV Toekenningscriteria op grond waarvan een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening
Het geheel van criteria zoals geformuleerd onder IV, geeft de omstandigheden weer waarin de school moet verkeren om in aanmerking te komen voor de voorziening.
Hier is aangegeven dat de mogelijkheid om de voorziening aan te vragen wordt geopend voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, zoals gedefinieerd in artikel 1 van de verordening.
Hier is aangeven dat de voorziening open staat voor een nevenvestiging binnen de gemeentegrenzen van een hoofdvestiging in een andere gemeente.
Een gemeente kan deze voorziening ook van toepassing verklaren op de in de gemeente gesitueerde nevenvestigingen met een hoofdvestiging in een andere gemeente (artikel 140 / 141 WPO, 134/135 van de WEC en artikel 96g/96hm van de WVO). In het omgekeerde geval moet een gemeente die een bepaalde voorziening ter beschikking stelt aan een aantal scholen en een van die scholen is een hoofdvestiging met een nevenvestiging in een andere gemeente, de voorziening ook ter beschikking stellen voor deze nevenvestiging (uiteraard alleen voor zover de nevenvestiging voldoet aan de criteria om in aanmerking te komen voor de voorziening).
Nevenvestigingen van een in de gemeente gelegen hoofdvestiging vallen onder de reikwijdte van de verordening van de gemeente van hoofdvestiging. Dit geldt ook wanneer de nevenvestiging niet op het grondgebied is gesitueerd van de gemeente van de hoofdvestiging.
Voor het opnemen van deze bepaling is gekozen omdat de gelden in het gemeentefonds verdeeld zijn over de gemeenten met dit type onderwijs binnen de gemeentegrenzen. Daarbij is een onderscheid gemaakt naar hoofd- en nevenvestiging. Met andere woorden: de gemeente krijgt extra geld in het gemeentefonds voor de nevenvestiging(en) binnen de gemeentegrenzen. Door het opnemen van deze bepaling wordt het mogelijk gemaakt om dat geld ook daadwerkelijk toe te leiden naar de school waarvoor dat bedoeld is.
Het kan voorkomen dat een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging in een andere gemeente ligt, dezelfde voorziening kan aanvragen bij twee gemeenten. Een ‘dubbele’ toekenning is dan te veel van het goede. Indien een aanvraag wordt ontvangen van een nevenvestiging met de hoofdschool in een andere gemeente, zal voor een daadwerkelijke vaststelling van een toe te kennen bedrag contact worden opgenomen met de gemeente waarin de hoofdschool is gelegen. Op deze wijze wordt een “dubbele” toekenning voorkomen.
Het betreft hier een eenmalige subsidie waarop door de school maar eenmalig aanspraak kan
V Wijze van toekenning met eventueel daarbij behorende berekeningseenheid
De ‘wijze van toekenning’ geeft de grondslag aan voor toekenning van voorzieningen. Op grond van de wet dient de verordening te voorzien in een behandeling naar dezelfde maatstaf. Met de invulling van dit element van de bijlage wordt op een objectiveerbare wijze – voor wat betreft het bepalen van de omvang van de toekenning – hieraan invulling gegeven.
Er wordt aangesloten bij de systematiek zoals die gebruikt is voor verdeling van de FES middelen in het gemeentefonds. De verdeling vindt plaats via een maatstaf die eenmalig speciaal voor dit doel in het leven is geroepen, namelijk het aantal leerlingen (V)SO ouder dan 12 jaar (inclusief ZMLK) op 1 oktober 2005. Dit betekent dat voor elke (V)SO-leerling ouder dan 12 jaar eenmalig een bedrag van maximaal € 1.000 beschikbaar wordt gesteld.
Dit bedrag is het maximale bedrag dat per leerling ter beschikking wordt gesteld. Indien het subsidieplafond (zie V.) wordt uitgeput, kan het namelijk noodzakelijk zijn om minder per berekeningseenheid uit te keren.
Er is ervoor gekozen om 1 oktober 2005 als definitief vaststellingsmoment te gebruiken. Ook hier is aangesloten bij de verdelingssystematiek van de FES-middelen in het gemeentefonds. Reden hiervoor is dat het hier middelen betreft afkomstig uit het FES-fonds met een specifiek doel en voor een specifieke doelgroep. Daarbij biedt dit vaststellingsmoment voor alle betrokken partijen duidelijkheid over het totaal beschikbare budget.
Zoals gezegd is bij het vaststellen van de hoogte van de vergoeding voor dit model uitgegaan van de FES-middelen die voor dit doel aan het gemeentefonds zijn toegevoegd. De gemeente kan dit bedrag, in het kader van lokaal beleid hoger vaststellen.
Tot slot wordt aan het schoolbestuur gevraagd in een plan in te dienen waarmee de aanvraag wordt onderbouwd en inzichtelijk wordt gemaakt waaraan het geld wordt uitgegeven.
Voor deze voorziening wordt een subsidieplafond gehanteerd. Dat bedrag is gelijk aan het budget dat voor de gemeente Almere voor dit doel is toegevoegd aan het gemeentefonds. De hoogte van deze vergoeding is weergegeven in deze bepaling.
Het beschikbare bedrag (totaal overeenkomend met het subsidieplafond) wordt verdeeld over alle aanvragen die voor toekenning in aanmerking komen, behalve als het totaal van de aanvragen het subsidieplafond bereikt: in dat geval worden de bedragen zoals genoemd bij V. aangepast naar rato van de berekeningseenheid.