Organisatie | Almere |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Almere |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag Wet werk en bijstand gemeente Almere |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Wet werk en bijstand, art. 36
1.Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 18-12-2008 Almere Vandaag, 2008-12-27 | RV-94/2008 |
Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Almere
Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende, van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die gedurende een onafgebroken periode van 60 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is 100% van de voor hem geldende bijstandsnorm, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.
Toelichting algemeen en artikelgewijs
Decentralisatie langdurigheidstoeslag
Op 1 januari 2009 moet een wetsvoorstel in werking treden, waarmee de langdurigheidstoeslag wordt gedecentraliseerd naar gemeenten. De huidige langdurigheidstoeslag vindt zijn grondslag in artikel 36 van de Wet werk en bijstand. Daarin is nauw omschreven in welke gevallen en onder welke voorwaarden mensen met een laag inkomen in aanmerking komen voor de toeslag. De gedachte achter de toeslag is, dat mensen die langdurig een inkomen op het sociaal minimum hebben, geen financiële ruimte hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven.
In het Bestuursakkoord Rijk-gemeenten uit 2007 (“Samen aan de slag”) is afgesproken dat de langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd wordt naar gemeenten. Artikel 36 van de wet blijft de basis, maar daarnaast wordt in artikel 8 een bepaling toegevoegd waarin wordt bepaald dat gemeenten in een verordening de precieze voorwaarden voor de langdurigheidstoeslag moeten vastleggen. Om gemeenten te ondersteunen bij de invoering van de nieuwe langdurigheidstoeslag, heeft de VNG een modelverordening ontwikkeld.
Op het moment van schrijven van de bij de modelverordening horende toelichting (d.d. 14 oktober 2008) is het wetsontwerp in behandeling bij de Tweede Kamer. Bij dit model is uitgegaan van dit wetsontwerp. Het amendement Spies (31441 nr. 12) is in de modelverordening verwerkt. Dit betekent dat gemeenten geen toets hoeven te doen op het aanwezig zijn van arbeidsmarktperspectief.
In het nieuwe artikel 36, eerste lid, is de basis voor de langdurigheidstoeslag opgenomen:
“Het college verleent op aanvraag een langdurigheidstoeslag aan een persoon van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, die langdurig een laag inkomen en geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34.”
In het nieuwe artikel 8 wordt bepaald dat de verordening in ieder geval betrekking moet hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen langdurig en laag inkomen.
Mogelijkheden voor eigen beleid
Op grond van de nieuwe bevoegdheden van gemeenten, zijn er diverse mogelijkheden voor het invullen van eigen beleid. Naast de genoemde onderwerpen, kan het daarbij ook gaan om de afstemming van het beleid op het gemeentelijke re-integratiebeleid. Hierna wordt op de respectieve onderwerpen nader ingegaan.
De decentralisatie wordt gerealiseerd door van de langdurigheidstoeslag een bijzondere vorm van (categoriale) bijzondere bijstand te maken. Bijzonder, omdat de gemeenten in tegenstelling tot de “normale” (categoriale) bijzondere bijstand, gehouden zijn het gemeentelijke beleid ten aanzien van de langdurigheidstoeslag, in een verordening vast te leggen. Voorts bijzonder, omdat gemeenten gehouden zijn de langdurigheidstoeslag te verstrekken indien de aanvrager aan de gestelde voorwaarden voldoet. Deze bijzondere categoriale voorziening staat in beginsel open voor iedereen met een laag inkomen (de gemeente kan de grenzen hiervoor zelf bepalen), dus ook voor werkenden die nu zijn uitgesloten van langdurigheidstoeslag.
De gemeente Almere heeft gekozen voor een inkomensgrens van 100% van het sociaal minimum. Ook werkenden vallen wettelijk onder de doelgroep, mits zij aan deze voorwaarde voldoen.
Op dit moment is de hoogte van de toeslag centraal bepaald. Het zijn vaste bedragen, als percentage van de voor de persoon toepasselijke bijstandsnorm. Gemeenten kunnen straks zelf de hoogte van de toeslag bepalen. Daarbij moet een aantal zaken dingen bedacht worden. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdurigheidstoeslag, namelijk dat deze is bedoeld voor mensen die financieel geen mogelijkheden hebben gehad te reserveren voor onverwachte uitgaven. Een te hoog bedrag kan leiden tot het optreden van de armoedeval. Immers, wordt op enig moment een hoger inkomen bereikt, dan vervalt direct de hele toeslag.
De Gemeente Almere heeft in de verordening geen percentages, maar bedragen opgenomen, welke geïndexeerd zullen worden op het moment dat sprake is van een wijziging van de bijstandnormen.
De huidige referte periode is vijf jaar. De Gemeente Almere houdt de referteperiode op 5 jaar.
Gemeenten zijn vrij om een eigen maximale inkomensgrens te hanteren. Het ligt het meest voor de hand hierbij aan te sluiten bij de inkomensgrenzen die in het eigen gemeentelijk armoedebeleid worden gehanteerd. In de meeste gevallen zal dit 110% van het sociaal minimum zijn, maar ook 120% komt voor.
De gemeente Almere neemt 100% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm als uitgangspunt voor de inkomensgrens.
In de wet wordt bepaald dat het college de toeslag op aanvraag verstrekt. Dit sluit de mogelijkheid voor ambtshalve toekenning uit. Het kabinet geeft hierbij aan dat het gaat om een vorm van bijzondere bijstand, waarbij geldt dat voor elk individueel geval beoordeeld moet worden of er een recht bestaat.
Er zijn echter wel mogelijkheden om de aanvraag te vereenvoudigen. Als uit de gemeentelijke administratie blijkt dat in de situatie van betrokkene het afgelopen jaar geen wijzigingen zijn opgetreden, dan kan een volledig ingevuld aanvraag formulier toegezonden worden, waarna de betrokkene door het zetten van de handtekening de aanvraag officieel maakt.
Artikelgewijze toelichting op de Almeerse verordening voor langdurigheidstoeslag
In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt. Het begrip laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage (namelijk 100%) van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gehuwden).
In het tweede lid wordt bepaald dat studenten en scholieren niet in aanmerking komen voor een langdurigheidstoeslag. Zij hebben slechts tijdelijk een laag inkomen en doordat zij een studie volgen, hebben ze uitzicht op inkomensverbetering.
In dit artikel wordt de hoogte van de toeslag geregeld. In de verordening wordt uitgegaan van de bedragen die op 1 januari 2009 gelden.
In het tweede lid van dit artikel wordt bepaald dat deze bedragen bij een wijziging van de bijstandsnormen aan de hand daarvan geïndexeerd en aangepast worden. Hierdoor hoeft de verordening niet bij iedere wijziging in de normbedragen van de WWB aangepast te worden.
In het derde lid wordt een koppeling gelegd met de Maatregelen- en handhavingsverordening, omdat het niet de bedoeling is dat iemand die een maatregel opgelegd heeft gekregen en daardoor een lager inkomen heeft daarvoor weer gecompenseerd wordt met de langdurigheidstoeslag. Hiervoor wordt aangesloten bij dezelfde periode als in het eerste lid, dus 60 maanden.
Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de beoogde inwerkingtreding van het wetsontwerp, 1 januari 2009. In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verordening geregeld hoeft te worden.