Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Borne

Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2004.

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBorne
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2004.
CiteertitelVerordening rioolrechten 2004
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

De historie bij "overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen" is mogelijk niet compleet. Er kunnen wijzigingen ontbreken tussen het ontstaan van de regeling en de eerste opgenomen wijziging daarvan

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Gemeentewet, art. 229, lid 1 aanhef en onderdeel a

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-12-200831-12-2009Artikel 5

09-12-2008

Bornse Courant, 23-12-2008

08int00750/3
01-01-200425-12-2004Nieuwe regeling

18-12-2003

Bornse Courant, 23-12-2003

3-7307/8

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2004.

Raadsbesluit

 

 

De raad der gemeente Borne;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 25 november 2003;

 

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de:

 

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RIOOLRECHTEN 2004.

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder gemeentelijke riolering mede het voor de openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;

  • b.

    onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • c.

    onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;

  • d.

    onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

  • e.

    Onder aansluiting verstaan het leggen van een buis vanaf het gemeenteriool tot aan de perceelsgrens.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht
  • 1.

    Onder de naam rioolrecht wordt een recht geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2.

    Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom – niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3 – ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

  • 3.

    Onder de naam eenmalig rioolaansluitrecht wordt een recht geheven terzake van het in behandeling nemen van een aanvraag voor het tot stand brengen van een rioolaansluiting op de gemeentelijke riolering.

  • 4.

    Met betrekking tot het recht als bedoeld in het derde lid wordt als belastingplichtige aangemerkt de aanvrager van de dienst danwel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het recht geheven terzake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als een geheel worden gebruikt, deze als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

  • 2.

    Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden , wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend. Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat inde laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoegd op opgepompt.

  • 3.

    een:Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van

    • a.

      watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of

    • b.

      bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen.

    De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling.

  • 4.

    De op de voet van het derde lid berekende hoeveelheid toegevoerd of gepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 5 Belastingtarieven
  • 1.

    Behoudens het bepaalde in het tweede lid bedraagt het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bij het afvoeren van een hoeveelheid afvalwater van niet meer dan 250 kubieke meters € 181,44 per belastingjaar of € 15,12 per maand;

  • 2.

    Indien in een jaar meer dan 250 kubieke meters afvalwater wordt afgevoerd wordt boven het krachtens in het eerste lid genoemde recht geheven:

    • a.

      bij een hoeveelheid van meer dan 250 kubieke meters doch niet meer dan 500 kubieke meters € 52,92;

    • b.

      bij een hoeveelheid van meer dan 500 kubieke meters € 52,92 plus € 185,64 voor elke€ 4.689,72; hoeveelheid van 500 kubieke meters of een gedeelte daarvan, waarmee de hoeveelheid van 500 kubieke meters wordt overschreven met dien verstande dat het recht niet meer bedraagt dan

  • 3.

    Het recht als bedoeld in artikel 2, derde lid, bedraagt inclusief de daarvoor benodigde materialen en.inclusief de per saldo verschuldigde omzetbelasting voor zover het betreft een aansluiting in het stedelijk gebied:

    • a.

      voor zover deze niet meer betreffen dan een buis met een doorsnede van 160 mm, per aansluiting € 468,00.

    • b.

      voor een buis met een doorsnede van 161 mm of meer € 468,00 plus € 31,00 voor elke 10 mm boven de 160 mm plus voor de dan te maken aansluitput € 1.070,00.

Artikel 6 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing
  • 1

    De rechten bedoeld in artikel 5, lid 1 en lid 2 worden bij wege van aanslag geheven.

  • 2

    De rechten bedoeld in artikel 5, lid 3 worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang
  • 1.

    De rechten bedoeld in artikel 5, lid 1 en lid 2 zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, zijn de rechten bedoeld in artikel 5, lid 1 en lid 2 verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat voor de rechten bedoeld in artikel 5, lid 1 en lid 2 aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in feitelijk gebruik neemt.

  • 5.

    De rechten bedoeld in artikel 5, lid 3 zijn verschuldigd bij de aanvang van de dienstverlening.

Artikel 9 Termijnen van betaling
  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de invorderingswet 1990 moet de op grond van artikel 7, eerste lid, bedoelde rechten worden betaald binnen één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan € 100 doch minder dan € 1.600, dat de aanslagen moeten worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede een maand later.

  • 3.

    In gevallen bedoeld in het tweede lid geldt in afwijking in zoverre van het aldaar bepaalde, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingplichtige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    De belastingen moeten worden betaald ingeval de kennisgeving, bedoeld in artikel 7, tweede lid:

    • a.

      mondeling wordt gedaan, op het moment van het doen van de kennisgeving;

    • b.

      schriftelijk wordt gedaan, op het moment van uitreiken van de kennisgeving, dan wel ingeval van toezending daarvan, binnen 10 dagen na dagtekening van kennisgeving.

  • 5.

    De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de leden 1, 2 en 3 gestelde termijnen.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 15 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van reinigingsheffingen.

Artikel 16 Inwerkingtreding en citeertitel
  • 1.

    De 'Verordening rioolrechten 1999 van 12 november 1998, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 19 december 2002 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt op grond van het bepaalde in artikel 25, eerste lid, van de Tijdelijke referendumwet in werking alvorens de in artikel 22, tweede lid, van die wet genoemde termijn is verstreken. De inwerkingtreding is de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2004.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening Rioolrechten 2004".

Vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2003.

De voorzitter,

De griffier,