Organisatie | Almere |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van het college van burgemeester en wethouders. |
Citeertitel | Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van het college van burgemeester en wethouders. |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen.
Gemeentewet, art. 52
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-04-1994 | 01-06-2010 | nieuwe regeling | 13-04-1994 Onbekend | Nr. 7635-SBO/BJZ |
Reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van het college van burgemeester en wethouders
Het lid van het college tot wiens portefeuille het onderwerp behoort, doet, door parafering op de stukken, behorende tot de Averzameling, blijken, hetzij van zijn instemming met het daarop voorgestelde besluit, hetzij van zijn verlangen om de stukken in de vergadering van het college aan de orde te stellen.
Artikel 5. B-verzameling / Agenda vergadering
De tot de Bverzameling behorende stukken worden vermeld op de agenda voor de vergadering van het college, welke met de daarbij behorende stukken als regel drie maal 24 uur van tevoren, door de secretaris aan de leden van het college wordt toegezonden.
Indien in de overige gevallen bij een eerste stemming door niemand de volstrekte meerderheid is verkregen dan heeft een tweede stemming plaats tussen de twee personen die bij de eerste stemming de meeste stemmen op zich hebben verenigd. Zijn bij die eerste stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de tweede stemming zal plaatshebben. Indien bij de tussenstemming of bij de tweede stemming de stemmen staken beslist het lot.
Dit reglement treedt in werking op 13 april 1994. Op dat moment vervalt het op 3 januari 1984 vastgestelde reglement.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 13 april 1994.
Burgemeester en wethouders voornoemd,
de adj. secretaris, de burgemeester,
Dit reglement van orde is op 28 april 1994 aan de gemeenteraad medegedeeld.
Ingevolge artikel 52 Gemeentewet stelt het college van burgemeester en wethouders een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast. Onder andere werkzaamheden wordt blijkens de Memorie van Toelichting bij de nieuwe Gemeentewet onder meer verstaan de bekendmaking van besluiten. Ook bijvoorbeeld de onderlinge vervanging tussen de wethouders behoort daartoe. Het college stelt dit reglement zelfstandig vast. Hoewel de raad uiteraard zijn oordeel zal kunnen geven over het reglement is hij echter, gelet op het bepaalde in artikel 54 Gemeentewet, niet bevoegd regels te stellen ten aanzien van bepalingen in dit reglement die betrekking hebben op de vergaderingen. Wel kunnen algemene regels worden gesteld met betrekking tot de overige in het reglement geregelde werkzaamheden van het college. Wanneer de raad invloed wil uitoefenen op het reglement met betrekking tot de vergaderingen kan het langs de weg van een motie aandringen op een bepaalde regeling. Het is echter aan het college om te bepalen wat het met de motie doet.
Het college van burgemeester en wethouders stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan de raad wordt toegezonden.
Artikel 54, derde lid, Gemeentewet
3.Ten aanzien van bepalingen in het reglement van orde die betrekking hebben op vergaderingen vindt artikel 148 geen toepassing.
In het eerste lid van dit artikel wordt een onderwerp geregeld zoals dat aan de orde zal zijn in het zgn. constituerend beraad, de eerste vergadering van het college direct na de raadsvergadering waarin de wethouders zijn benoemd. Wellicht ten overvloede wordt er op gewezen dat het college als geheel de verantwoordelijkheid draagt voor de uitgeoefende taken, dit ondanks de portefeuilleverdeling en het eventueel gebruik maken van de mogelijkheid die in artikel 168 Gemeentewet geboden wordt (mandaat aan individuele leden van het college). Naast de verdeling van de werkzaamheden zal de onderlinge vervanging kunnen worden geregeld. In dit verband wordt gewezen op het gestelde in artikel 51 Gemeentewet waarin aan de raad de bevoegdheid (niet en plicht) wordt toegekend een waarnemer aan te wijzen. Wanneer tussen de leden van het college goede afspraken worden gemaakt over de onderlinge vervanging zal aan de toepassing van genoemd artikel weinig behoefte ontstaan en zal daarvan ook slechts in uitzonderlijke gevallen gebruik worden gemaakt (bijv. op verzoek van het college bij langdurige afwezigheid van één van de leden als gevolg van ziekte). Met het derde lid wordt voldaan aan het gestelde in artikel 77 Gemeentewet. Terwille van de nodige flexibiliteit is gekozen voor een algemene formulering.
Bij verhindering, ontstentenis of ontslag van een wethouder, of indien een wethouder met de waarneming van het ambt van burgemeester is belast, wordt hij zo nodig vervangen door een lid van de raad, aan te wijzen door de raad.
Bij verhindering of ontstentenis van de burgemeester op de dag met ingang waarvan de zittende raad is afgetreden, zal het ambt worden waargenomen door een afgetreden wethouder aan te wijzen door het afgetreden college van burgemeester en wethouders of, bij ontstentenis van alle afgetreden wethouders, door het oudste lid in jaren van de afgetreden raad, een en ander totdat in de waarneming overeenkomstig het eerste en tweede lid is voorzien.
Met het eerste en derde lid wordt voldaan aan het gestelde in artikel 53, eerste lid, Gemeentewet. Ook hier is weer gekozen voor een algemene formulering waardoor de mogelijkheid bestaat in bijzondere gevallen af te wijken. Uit het tweede deel van het eerste lid en het tweede lid volgt dat ook de burgemeester, als voorzitter van het college (zie artikel 34 Gemeentewet), maar ook twee leden van het college ervoor kunnen zorgen dat een extra vergadering wordt gehouden. De formulering van het bepaalde in het tweede lid houdt overigens niet in dat de burgemeester de bevoegdheid zou toekomen een extra vergadering tegen te houden. De imperatieve formulering van het eerste lid staat daaraan in de weg.
In deze artikelen is de in Almere in gebruik zijnde A- en B-verzameling vastgelegd (artikel 3, 4 en 5).
Daarnaast is de in artikel 168 van de Gemeentewet geopende mandaatmogelijkheid opgenomen in artikel 6. Kortheidshalve wordt naar deze artikelen verwezen.
In deze artikelen heeft voorts de gemeentesecretaris een plaats gekregen, dit gelet op zijn taakomschrijving zoals opgenomen in de artikelen 103 en 104 Gemeentewet.
De secretaris is in de vergadering van de raad en van het college van burgemeester en wethouders aanwezig.
In de eerste plaats moet hier worden gewezen op artikel 56 Gemeentewet dat een regeling bevat met betrekking tot zowel het vergader- als het besluit-quorum ten aanzien van de vergaderingen van het college. Hoewel het ingevolge de Memorie van Toelichting bij dit artikel aan het college vrij staat in het reglement van orde een zwaarder quorum-vereiste te stellen is hiervoor niet gekozen; het in de wet terzake opgenomen stelsel is daarmee onverkort van toepassing.
Ten aanzien van het stemmen wordt opgemerkt dat de praktijk is dat slechts zelden wordt gestemd. In verband hiermee en gelet op de uitgebreide regeling in de Gemeentewet ten aanzien van het stemmen was het voor ons aanleiding in het reglement alleen het strikt noodzakelijk over stemmingen te regelen.
Opvallend is dat in artikel 59 Gemeentewet artikel 31 niet van overeenkomstige toepassing is verklaard. Dat artikel bepaalt dat de stemming over het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen bij gesloten en ongetekende stembriefjes geschiedt. Verder is bepaald dat indien de stemmen over personen tot wie de keuze door een voordracht of herstemming is beperkt, staken, er in dezelfde vergadering een herstemming wordt gehouden. Staken de stemmen dan opnieuw dan beslist het lot. Van de hierdoor geboden ruimte is in het reglement gebruik gemaakt.
De opgenomen regeling komt er op neer dat in principe slechts wordt gestemd indien één van de leden dat wenst. In dat geval wordt mondeling gestemd (ook over personen) tenzij ten aanzien van personen om een schriftelijke stemming wordt verzocht. Over zaken wordt dus niet of mondeling gestemd.
Op de vergadering, bedoeld in het tweede lid, is het eerste lid niet van toepassing. Het college kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de eerdere vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien ten minste de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is.
De artikelen 28, eerste tot en met derde lid, 29 en 30 zijn ten aanzien van de vergaderingen van het college van burgemeester en wethouders van overeenkomstige toepassing.
Indien bij een stemming, anders dan over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen, de stemmen staken, wordt opnieuw gestemd.
2.Staken de stemmen andermaal over hetzelfde voorstel, dan beslist de stem van de voorzitter.
Ingevolge artikel 54 Gemeentewet is hoofdregel dat de vergaderingen met gesloten deuren plaatsvinden. Het college kan daar zelf van afwijken. Via dit artikel wordt dit ook uitdrukkelijk aan het college overgelaten. Indien een vergadering van het college openbaar is dan bepaalt het tweede lid van artikel 53 Gemeentewet dat de burgemeester dag, plaats en tijdstip daarvan bekend moet maken.
Zie ook het derde lid van artikel 54 dat hiervoor (onder algemeen) is aangehaald.
Artikel 53, tweede lid, Gemeentewet
2.De burgemeester maakt dag en plaats van te houden openbare vergaderingen en het tijdstip van de opening bekend.
Het college van burgemeester en wethouders kan op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in een besloten vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan het college worden overlegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat het college haar opheft.
Op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, kan de geheimhouding eveneens worden opgelegd door de burgemeester of een commissie, ten aanzien van de stukken die zij aan het college overleggen. Daarvan wordt op de stukken melding gemaakt. De geheimhouding wordt in acht genomen totdat het orgaan dat de verplichting heeft opgelegd, dan wel de raad haar opheft.
Onderstaande artikelen uit de Gemeentewet zijn opgenomen omdat deze ook betrekking hebben op de vergaderingen en het verdere functioneren van het college. Daardoor ontstaat een zoveel als mogelijk volledig beeld van de toepasselijke bepalingen.
De leden van het college van burgemeester en wethouders en andere personen die deelnemen aan de beraadslaging kunnen niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen zij in de vergadering van het college hebben gezegd of aan het college schriftelijk hebben overlegd.