Organisatie | Doetinchem |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels leerlingenvervoer 2012 |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening leerlingenvervoer gemeente Doetinchem 2012
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-04-2012 | 01-08-2014 | Nieuwe regeling | 03-04-2012 Doetinchems Vizier | Onbekend |
Beleidsregel 2 Het vaststellen van de reistijd
Basis in de verordening Leerlingenvervoer artikel I, 13, 19, 27.
Het vaststellen van de reistijd per openbaar vervoer vindt plaats op basis de door de REISinformatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292, www.9292ov.nl en mobiel.9292ov.nl. Voor het vaststellen van de reistijd per aangepast vervoer, wordt de vervoerder geraadpleegd.
Beleidsregel 3 Vaststellen van de kosten van openbaar vervoer
Basis in de verordening Leerlingenvervoer artikel I, I I , 14, 15, 26, 28.
Het vaststellen van de kosten van openbaar vervoer en de daaraan gerelateerde vergoeding vindt plaats op basis van de door de REISinformatiegroep bv beschikbaar gestelde informatie via 0900-9292, www.9292ov.nl en mobiel.9292ov.nl.
Beleidsregel 4 Tijdstip en termijn van uitbetaling
Basis in de verordening Leerlingenvervoer artikel 4.
Het college bepaalt bij het verstrekken van bekostiging van de vervoerskosten de wijze en het tijdstip van uitbetaling, alsmede de tijdsduur van de verstrekte bekostiging".
De kosten voor zowel openbaar vervoer als eigen vervoer worden maandelijks achterafuitbetaald.
Beleidsregel 5 Inkomenstoetsing
Basis in de verordening Leerlingenvervoer artikel 24
Bij de beoordeling om vast te stellen of een drempelbedrag verschuldigd is wordt het tweedekalenderjaar, voorafgaande aan het schooljaar, waarvoor ouders aanvragen, gehanteerd. (IB-60 verklaringen beide samenwonende ouders.) Bij een structurele inkomensdaling van minimaal 15% kan het peiljaar worden verlegd en van een ander moment worden uitgegaan. Met deze inkomensdaling kan op zijn laatst rekening worden gehouden op het moment dat het betreffende schooljaar start. Als gedurende het schooljaar sprake is van een inkomensdaling kan geen peiljaarverlegging meer worden toegepast. Om peiljaarverlegging dient schriftelijk te worden verzocht.
Beleidsregel 6 Dichtstbijzijnde toegankelijke school
Basis in de verordening Leerlingenvervoer artikel 9,16
Er dient vervoer geregeld te worden naar de dichtstbijzijnde toegankelijke school. Dit betekent een school naar de soort en richting, waarop de leerling is aangewezen. Vervoer naar een verder weg gelegen school hoeft niet geregeld te worden. Alleen indien dit minder kosten met zich meebrengt is het in principe wel mogelijk. Ook het vervoer naar dislocaties en naar
andere locaties i.v.m. verbouwing school wordt als dichtstbijzijnd gezien. Bij crisisplaatsen kan van dit uitgangspunt voor ten hoogste dat schooljaar worden afgeweken.
Beleidsregel 8 Medische noodzaak van aangepast vervoer
Basis in de verordening Leerlingenvervoer artikel 13,18,19, 20, 26, 27, 30.
Wanneer wordt aangegeven dat een leerling gebruik moet maken van aangepast vervoer op grond van een handicap, moeten ter onderbouwing een medische verklaring worden meegestuurd. Wanneer een medische verklaring ontbreekt zal de leerling worden opgeroepen voor een medische keuring. Dit geldt ook wanneer de
overgelegde medische verklaring onvoldoende houvast biedt voor een beoordeling vande aanvraag. Het medisch onderzoek wordt uitgevoerd door een door het college aan te wijzen onafhankelijke adviesorganisatie. De kosten van dit externe advies komen
Beleidsregel 9 Handicapbeoordeling
Basis in de verordening Leerlingenvervoer artikel 26 en 2 7.
Indien ouders aangeven dat er sprake is van een lichamelijk, zintuiglijke- of verstandelijks handicap wordt gewoonlijk het advies, ondertekend door de directeur van de school aangehouden. In artikel 26 en 27 wordt aangegeven wanneer leerlingen op basis van hun handicap aanspraak kunnen maken op vervoer. In beide artikelen gaat het om leerlingen die, gelet op hun lichamelijke, verstandelijke of zintuiglijke handicap, niet in staat zijn - ook niet onder begeleiding - van het openbaar vervoer gebruik te maken.
Ouders die aanspraak willen maken op taxivervoer, dienen bij de aanvraag een verklaring met bewijsstukken mee te zenden, waarin wordt onderbouwd waarom voor de leerling taxivervoer noodzakelijk is. Het gaat om de volgende bewijsstukken:
• een verklaring van een arts, specialist of andere deskundige over de aard vande handicap van de leerling, en
• een verklaring van de directeur van de school, waaruit blijkt welke vorm van vervoer voor de leerling wenselijk is. Zonder deze bewijsstukken kan een aanvraag niet in behandeling worden genomen.
Basis in de verordening Leerlingenvervoer artikel l e en 6
De hoofdregel is dat daar waar de leerling feitelijk verblijft (structureel element, inschrijving in de gemeente niet relevant) door de ouders een aanvraag moet worden ingediend. De gemeente toetst deze aanvraag aan de verordening. Bij uitzonderlijke gevallen kan er een uitzondering op de hoofdregel worden gemaakt indien het kind:
• van leerlingenvervoer gebruik maakt in gemeente A; en
• een korte periode (maximaal zes weken) in een andere gemeente (B) verblijft; en
• de oude school blijft bezoeken: en
• na die korte periode terugkeert naar de oorspronkelijke gemeente (A).
Deze uitzondering geldt niet indien het bijvoorbeeld een leerling betreft die vanwege een vakantie van de ouders elders verblijft. In alle andere situaties dat een kind tijdelijk ergens verblijft, geldt de hoofdregel. Dit is bijvoorbeeld zo bij crisisopvang en het niet duidelijk is waar het kind daarna terecht komt. Dan moet in de gemeente waar het kind verblijft (waar crisisopvang is) een aanvraag worden ingediend. Dit betekent overigens niet dat de aanvraag toegekend wordt. Mogelijk wordt afgewezen, omdat de gemeente het geen "woning" vindt (onvoldoende structureel) of dat het niet de dichtstbijzijnde school is.
Basis in de verordening Leerlingenvervoer artikel I b
Co-ouderschap is geen wettelijke term maar wordt in deze beleidsregels als volgt omschreven.
Ouders, al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, kunnen afspreken om hun kind(eren)
gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden. Er is sprake van co-ouderschap als zowel de
moeder, als de vader in een regelmatige afwisseling de zorg voor het kind of de kinderen
hebben. Bij co-ouderschap kan er recht zijn op bekostiging van leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft. De beide ouders moeten afzonderlijk een aanvraag indienen voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.
Beleidsregel 12 Buitenschoolse opvang: vervoer naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres
Basis in de verordening Leerlingenvervoer artikel 13, 19
Leerlingenvervoer is uitsluitend bedoeld voor vervoer naar en van school. In bepaalde gevallen staat het college vervoer toe naar een opvangadres na schooltijd, anders dan het woonadres. Onder een opvangadres na schooltijd valt in ieder geval niet: een adres voor een vorm van therapie,dagbehandeling of een sportvoorziening. Er valt in ieder geval wel onder:
geregistreerde buitenschoolse opvang, geregistreerde gastouderopvang, opa of oma, buren. In andere gevallen beslist het college in het individuele geval of vervoer naar het adres is toegestaan. Vervoer van school naar een opvangadres na schooltijd is mogelijk als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Er dient sprake te zijn van een vast patroon, dat wil zeggen één vast adres alsook opvaste dagen per week. Een volwassene dient ter plekke aanwezig te zijn om de leerling op te vangen.
4.De chauffeur moet de leerling aan de volwassene kunnen overdragen bij de taxibus. Het vervoer vindt plaats in aansluiting op de reguliere eindtijd van de school volgens de schoolgids. Vervoer vanaf het opvangadres naar het thuisadres behoort in geen enkel
5.Indien het vervoer naar het opvangadres leidt tot individueel vervoer of om andereredenen leidt tot hogere kosten dan het vervoer naar het woonadres, behoudt het college zich het recht voor het vervoer niet toe te staan.
Beleidsregel 14 Hardheidsclausule
Basis in de verordening Leerlingenvervoer artikel 30.
“Het college kan in bijzondere gevallen, het vervoer voor onderwijs aangaande, ten gunste van de ouders afwijken van de bepalingen in deze verordening, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan de permanente commissie leerlingenzorg, de commissie van begeleiding, de regionale verwijzingscommissie of andere deskundigen".
De hardheidsclausule wordt niet toegepast als er alleen sprake is van de omstandigheid datouders/verzorgers wegens werkzaamheden of andere bezigheden de leerling niet naar school kunnen brengen.
De verordening Leerlingenvervoer kent een hardheidsclausule. Dat betekent dat in gevallen die niet in de verordening geregeld zijn en waarin dit tot een kennelijk onbillijke situatie zou leiden er met een beroep op deze bepaling alsnog bekostiging van leerlingenvervoer kan worden verleend. Toepassing van de hardheidsclausule is bedoeld voor echt uitzonderlijke situaties, omdat het overgrote deel van de voorkomende situaties in de verordening is geregeld. Het betreft situaties waarbij het opstellen van onderliggende beleidsregels geen rekening mee kon worden gehouden. Ook van de beleidsregels zelf kan worden afgeweken op grond van de zogenaamde inherente afwijkingsbevoegdheid van het college. Dit geldt dan eveneens voor situaties waarin de toepassing van de beleidsregels tot een kennelijk onbillijke uitkomst zou leiden. In deze beleidsregels is bepaald dat de hardheidsclausule in een aantal situaties niet zal worden toegepast. Met nadruk staat er dat dit geldt indien er alleen sprake is van de genoemde omstandigheid. De reden daarvan is dat ook ouders die geen aanspraak maken op leerlingenvervoer in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor het vinden van een oplossing voor het schoolvervoer wegens werk of opleiding. De genoemde omstandigheden kunnen wel in combinatie met andere relevante omstandigheden aanleiding zijn voor het toepassen van de hardheidsclausule.