Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Haaksbergen

Verordening hondenbelasting 2010 (9.9b)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieHaaksbergen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening hondenbelasting 2010 (9.9b)
CiteertitelVerordening hondenbelasting 2010
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 226
  2. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Regeling gemeentelijke belastingen 2002

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201001-01-2011nieuwe regeling

16-12-2009

Haaksberger Koerier, 23-12-2009

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening hondenbelasting 2010 (9.9b)

 

 

 

Onderwerp: Verordening hondenbelasting 2010

 

Samenvatting

Deze verordening bevat de voorwaarden en tarieven van heffing en de invordering van de hondenbelasting van een ieder, die in de gemeente één of meer honden houdt.

 

De gemeenteraad van Haaksbergen;

 

voorstel van het college van: 17 november 2009

 

wettelijke basis: bepalingen van de Gemeentewet (artikel 226) en de Algemene wet bestuursrecht

 

besluit:

 

vast te stellen de

 

Verordening op de hondenbelasting 2010

 

 

Belastbaar feit

Artikel 1

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven op honden die binnen de gemeente worden gehouden.

 

 

Belastingplicht

Artikel 2
  • 1.

    Belastingplichtig is ieder, die in de gemeente één of meer honden houdt.

  • 2.

    Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3.

    Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

 

 

Vrijstellingen

Artikel 3

De hondenbelasting wordt niet geheven voor honden:

  • a.

    die uitsluitend dienen om blinde personen te leiden;

  • b.

    die door de ‘Stichting Hulphond Nederland’ als gehandicaptenhond aan een gehandicapte ter beschikking zijn gesteld;

  • c.

    die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • d.

    die uitsluitend voor de verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit;

  • e.

    die jonger zijn dan twee maanden, voorzover deze honden niet op de openbare weg komen.

 

 

Maatstaf van heffing

Artikel 4

De hondenbelasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

 

 

Belastingtarief

Artikel 5

De hondenbelasting bedraagt:

  • a.

    € 45,00 per jaar voor de eerste hond en ingeval door een houder meer dan één hond wordt gehouden, voor de tweede hond € 64,00 per jaar en voor elke hond boven het aantal van twee € 106,00 per jaar ;

  • b.

    voor honden gehouden in kennels, ingeschreven bij de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland, blijft de belasting per kennel beperkt tot € 201,00 per kennel per jaar;

  • c.

    voor honden, verblijvende bij een handelaar in honden die in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet op de dierenbescherming (Wet van 25 januari 1961, Stb. 19), mits deze honden bestemd zijn tot koopwaar en niet op de openbare weg loslopen, € 201,00 per jaar.

 

 

Belastingjaar

Artikel 6

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

 

 

Wijze van heffing

Artikel 7
  • 1.

    De hondenbelasting wordt bij wege van aanslag geheven.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar ontstaat dan wel het aantal honden dat door de belastingplichtige wordt gehouden wijziging ondergaat, moet de belastingplichtige binnen veertien dagen na het tijdstip waarop de belastingplicht is ontstaan of de wijziging van het aantal honden heeft plaatsge-vonden, bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar schriftelijk verzoeken om te worden uitgenodigd tot het doen van aangifte.

 

 

Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

Artikel 8
  • 1.

    De hondenbelasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de hondenbelasting, respectievelijk de hogere hondenbelasting terzake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Belastingbedragen van minder dan € 9,00 worden niet geheven.

 

 

Termijnen van betaling

Artikel 9
  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 2.

    In gevallen bedoeld in het eerste lid geldt in afwijking van het aldaar bepaalde, dat zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, de aanslagen moeten worden betaald in acht gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen één maand later.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid geldt ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 1.815,00 dat de aanslagen moeten worden betaald in één termijn die vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 4.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de leden 1, 2 en 3 gestelde termijnen.

  •  

  •  

    Nadere regels door burgemeester en wethouders

Artikel 10

Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels geven over de heffing en invordering van de hondenbelasting.

 

 

Inwerkingtreding

Artikel 11
  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2010

  • 2.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2010.

  • 3.

    Op het moment dat deze verordening in werking treedt, wordt de op 17 december 2008 vastgestelde Verordening hondenbelasting 2009 ingetrokken.

     

     

  • Citeertitel

     

Artikel 12

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening hondenbelasting 2010.

 

 

 

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 16 december 2009

 

 

mr. G. Raaben drs. K.B. Loohuis

griffier voorzitter