Organisatie | Hellendoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2012 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellendoorn, art. 8.4
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-03-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 13-03-2012 Hellendoorn Journaal, 23-03-2012 | 12INT00333 |
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen.
In dit besluit wordt verstaan onder:
hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar de persoon met beperkingen zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven. Dan wel het feitelijk woonadres indien de persoon met beperkingen met een briefadres is ingeschreven dan wel zal staan ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie;
gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van de persoon met beperkingen en ruimten die onder het gehuurde vallen en/of waarvan de persoon met beperkingen gebruik moet kunnen maken vanaf de toegang van het woongebouw, te bereiken;
Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen
Artikel 2.3 Verplichtingen persoonsgebonden budget
Bij de verlening van een persoonsgebonden budget worden de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 2.5 Verplichtingen bij een financiële tegemoetkoming
Bij de verlening van een financiële tegemoetkoming worden de aanvrager de volgende verplichtingen opgelegd:
Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen, eigen aandeel, besparingsbijdrage en verplichtingen
Artikel 3.1 Hoogte van de eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel
De eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel bedraagt:
Artikel 3.2 Voorzieningen waarvoor een eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd
De in artikel 3.1 bedoelde eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd voor:
Artikel 3.4 Geen eigen bijdrage wegens nalatigheid gemeente-Centraal administratiekantoor
De eigen bijdrage als bedoeld in artikel 3.1 wordt niet opgelegd voor zover binnen twee jaar na verzending van de Wmo-beschikking waarin de voorziening wordt toegekend, voor de te betalen eigen bijdrage geen beschikking dan wel voorlopige beschikking van het CAK tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden.
Artikel 5.2 Buiten toepassing laten van primaat van de verhuizing
Het primaat van de verhuizing zoals neergelegd in artikel 4.4 van de verordening blijft in ieder geval buiten toepassing indien:
Artikel 5.3 Begrenzing woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard
Woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard met een aanschafwaarde:
Artikel 5.5 Bezoekbaar maken woonruimte
Het bezoekbaar maken van een woonruimte als bedoeld in artikel 4.8 van de verordening, is niet aan een maximumbedrag gebonden.
De hoogte van de forfaitaire vergoeding in de kosten van woningsanering zoals bedoeld in artikel 4.1 onder d van de verordening is afhankelijk van de leeftijd van de huidige stoffering (zie bijlage II) en bedraagt maximaal voor:
Artikel 5.7 Tijdelijke huisvesting
Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, met een maximum gelijk aan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag. Bij niet zelfstandige woonruimte bedraagt de financiële tegemoetkoming de helft van de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.
Artikel 5.9 Gereedmelding en vaststelling financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget
Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening zoals bedoeld in artikel 4.1, sub c van de verordening, maar uiterlijk binnen 15 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar, onder overlegging van de originele facturen, aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
Artikel 5.11 Terugbetalen van de financiële tegemoetkoming bij verkoop van de woning (anti- speculatiebeding)
De financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 4.10 van de verordening moet, met inachtneming van een eventueel zelf betaalde eigen bijdrage, worden terugbetaald indien de woning binnen tien jaar na gereedmelding van de woonvoorziening wordt verkocht en de hoogte van de financiële tegemoetkoming meer bedraagt dan € 7.500,=.
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 6.2 Soorten vervoersvoorzieningen
De door het college te verstrekken vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 5.1 van de verordening, kan bestaan uit:
Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning
De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 6.1 sub c van de verordening, wordt bepaald door de aanschafwaarde van de voorziening vermeerderd met 20% van de aanschafwaarde voor te verwachten reparatie- en onderhoudskosten en bedraagt maximaal: € 2.736,-- (prijspeil 2012). De voorziening wordt eens in de drie jaar verstrekt.
Bijlage I: Voorwaarden bruikleenvoorzieningen
De bruikleenvoorziening is via een beschikking aan de aanvrager (de bruiklener), in bruikleen verstrekt, met in achtneming van de hieronder genoemde bepalingen/voorwaarden.
Onderhoud, technische storingen en reparaties
Indien een verzekeringsmaatschappij een verzekering beëindigt als gevolg van gedragingen van de bruiklener, dan is dit in de regel voor de gemeente aanleiding de bruikleenverstrekking te beëindigen. Dit heeft tot gevolg dat de aanspraak op de bruikleenvoorziening komt te vervallen en dat de bruikleenvoorziening wordt ingenomen.
Een woningsanering wordt aangemerkt als een niet aard- en nagelvaste woonvoorziening. Men spreekt in dit verband ook wel van een woonvoorziening van niet bouwkundige of woontechnische aard.
Allergie, astma of chronische bronchitis (COPD (voorheen CARA genoemd)) kunnen aanleiding zijn voor woningsanering. Daarnaast kan het voor de gebruiker van een rolstoel noodzakelijk zijn dat de gewone vloerbedekking wordt vervangen door rolstoelvast tapijt.
Onder voorwaarden kan men voor een forfaitaire vergoeding in de kosten van woningsanering in aanmerking komen:
Een forfaitaire vergoeding wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. De forfaitaire vergoeding bedraagt een percentage van de kosten, afhankelijk van de volgende afschrijvingsperiode:
100% indien het artikel nieuwer is dan twee jaar;
75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;
50% indien het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;
25% indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is.
Als normbedragen worden gehanteerd:
Uitgaande van het uitrustingsniveau sociale woningbouw, worden de volgende afmetingen gehanteerd voor zeil en linoleum en gordijnen:
Overgordijnen: 210 cm railbreedte, 220 cm raamhoogte
Geen forfaitaire vergoeding wordt verstrekt, indien:
De noodzaak voor het verstrekken van een forfaitaire vergoeding in de kosten van woningsanering, wordt mede bepaald in relatie tot: het levenspatroon en de leefregels, de gehele woninginrichting en ventilatiemogelijkheden en het gedrag van de aanvrager.
De gemeenteraad stelt op grond van zijn bevoegdheden de kaders vast in de verordening maatschappelijke ondersteuning en het college werkt deze nader uit in het besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn onder andere alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld, bij elkaar gebracht. Daarnaast zijn alle regels, waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat, in het besluit ingevuld. Het college kan binnen de door de raad gestelde kaders alle bedragen in het besluit op een eenvoudige wijze aanpassen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt).
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Deze begrippen zijn voldoende omschreven. Zij behoeven geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 2 Vorm van te verstrekken individuele voorzieningen
Artikel 2.1 Beperking keuzevrijheid
Wordt een voorziening toegekend, dan wordt de aanvrager veelal de mogelijkheid geboden om een keuze te maken in welke vorm hij het toegekende wenst te ontvangen. Een voorziening in natura is een voorziening die in eigendom, bruikleen, in huur of in de vorm van persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt. Een financiële tegemoetkoming is een tegemoetkoming in de kosten van een voorziening welke kan worden afgestemd op het inkomen van de aanvrager. Een persoonsgebonden budget is een geldbedrag waarmee de aanvrager een of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan verwerven, waaronder begrepen een vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
Als gevolg van een wetswijziging per 1 januari 2010, is het uitgesloten, dat een gecontracteerde thuiszorgaanbieder de hulp bij het huishouden via een alfahulp of een zelfstandige levert. Op basis hiervan is de gemeente verplicht om vanaf 1 januari 2010 naast het reguliere persoonsgebonden budget ook een specifiek persoonsgebonden budget voor alfahulp aan te bieden als keuzemogelijkheid. Bij de voorziening hulp bij het huishouden, wordt daarom onderscheid gemaakt in persoonsgebonden budget-regulier en pgb-alfa. Het persoonsgebonden budget-alfa bestaat uit een vergoeding voor een arbeidsverhouding als bedoeld in artikel 5, eerste lid van de Wet op de loonbelasting 1964 inclusief een bedrag voor bemiddeling en service. Met een persoonsgebonden budget-alfa moeten cliënten gebruik maken van de regeling dienstverlening aan huis. Deze regeling behelst een lichtere vorm van werkgeverschap, die fiscaal aantrekkelijker is dan volledig werkgeverschap. Loonbetaling bij ziekte bijvoorbeeld is beperkt tot maximaal zes weken.
Verder kunnen cliënten alleen voor een persoonsgebonden budget-alfa kiezen als zij maximaal op drie werkdagen hulp bij het huishouden afnemen (uitgevoerd door één en dezelfde hulp).
Bij een financiële tegemoetkoming gaat het om een tegemoetkoming in een deel van de kosten. Bij een voorziening in natura en dus ook bij een persoonsgebonden budget gaat het om een voorziening die de kosten zoveel mogelijk volledig dekt.
Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de belanghebbende. Dit vormt normaliter onderdeel van de aanvraag, Een belanghebbende komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de belanghebbende al dan niet een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de belanghebbende verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Allereerst is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als de algemene voorziening zoals het collectief vervoer een toereikende oplossing biedt. Daarnaast zal ook in situaties waarin naar verwachting belanghebbende niet met geld om kan gaan danwel niet in staat is om de eigen administratie bij te houden geen persoonsgebonden budget worden verstrekt. Praktijkvoorbeelden zijn mensen met schulden- en/of verslavingsproblematiek of mensen die in het verleden niet zorgvuldig met een persoonsgebonden budget zijn omgegaan.
Ook leent een persoonsgebonden budget zich meestal niet voor zaken waarin spoed of een korte termijn zich voordoet, bijvoorbeeld bij ontslag uit het ziekenhuis.
Als de gemeente al gecompenseerd heeft, wordt er geen persoonsgebonden budget verstrekt. Dit kan het geval zijn als er al een voorziening in natura is verstrekt of als er al eerder een persoonsgebonden budget is verstrekt en de normale gebruikstermijn van de voorziening nog niet is verstreken. Het verstrekken van een volgende voorziening binnen de afloop van de normale gebruiksduur kan slechts in die gevallen waarin er sprake is van een wijziging in omstandigheden (wijziging van de indicatie).
In geval een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp door omstandigheden vroegtijdig wordt beëindigd (zoals permanente opname in een AWBZ –instelling of overlijden), loopt de budgethouder risico voor de doorlopende werkgeversverplichtingen. Het persoonsgebonden budget wordt per het eerstvolgende kwartaal beëindigd. De budgethouder moet de werkgeversverplichtingen nakomen.
Ingeval van misbruik verspeelt de cliënt het recht op een persoonsgebonden budget. Het ten onrechte verstrekte persoonsgebonden budget wordt dan volledig teruggevorderd.Voor hulp bij het huishouden geldt dat het persoonsgebonden budget per kwartaal vooraf wordt uitgekeerd. Voor de aanschaf van hulpmiddelen geldt dat deze budgetten ineens worden uitgekeerd.
Een deel van het persoonsgebonden budget regulier voor huishoudelijke hulp was tot en met 2011 vrij besteedbaar. Deze bepaling is destijds overgenomen vanuit de AWBZ toen de hulp bij het huishouden in 2007 overkwam naar gemeenten. Inmiddels is deze bepaling verouderd. Zo zijn binnen de AWBZ de rechten en plichten van het PGB aangepast en kent de gemeente Hellendoorn vanaf 1 januari 2010 naast het PGB-regulier ook het PGB-alfa, ten aanzien waarvan geen rekening wordt gehouden met een vrij besteedbaar budget. Verder is in de praktijk gebleken, dat de bepaling over het vrij besteedbaar budget, de controle en verantwoording complex en lastig uitvoerbaar maken. Om één lijn te trekken in de beleidsregels voor het PGB binnen de AWBZ en de Wmo en om de controle en verantwoording van PGB’s helder en uitvoerbaar te maken, heeft het college in de loop van 2011 besloten om vanaf 1 januari 2012 de bepaling omtrent het vrij besteedbaar budget hulp bij het huishouden te herzien en deze rechten te verwijderen uit de beleidsregels. Dit betekent dat per 1 januari 2012 het uitbetaalde budget voor het PGB-regulier volledig aan Wmo-ondersteuning besteed dient te worden en dat er geen budget vrij besteedbaar meer is.
Artikel 2.2 Hoogte persoonsgebonden budget
Bij de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning waren de persoonsgebonden budget-tarieven gekoppeld aan het gemiddelde tarief van de toen aangeboden natura tarieven in de gemeenten Hellendoorn, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden. In de praktijk is gebleken, dat het overgrote deel van de cliënten die hulp bij het huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget ontvangt, goed uit de voeten kan met de destijds vastgestelde persoonsgebonden budget-tarieven. Om die reden is besloten om de huidige tarieven als uitgangspunt te nemen en de koppeling van de persoonsgebonden budget-tarieven aan de tarieven voor huishoudelijke hulp in natura nu los te laten. In navolging op het jaar 2011 wordt ook voor 2012 voor wat betreft de indexering de indexen van het wettelijk minimumloon van 1 januari en 1 juli van het jaar ervoor gevolgd, omdat het persoonsgebonden budget grotendeels loongevoelig is. Voor 2012 betekent dit een indexering van 1,35%.
De persoonsgebonden budget-tarieven regulier bedragen daarmee vanaf 1 januari 2012 respectievelijk € 14,35 voor HH1 en € 18,78 voor HH2. Deze beleidskeuze is afgestemd met de gemeenten Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand en Wierden. De budgethouder van het persoonsgebonden budget regulier wordt met het bestaande tarief in staat geacht om op de markt een zorgleverancier of particuliere hulp te vinden en daarmee tevens personele zaken zoals bijv.: verzekeringen voor loonkosten, Arbo en WA te regelen. Ook voor dit tarief geldt dat op basis van onze ervaringen het tarief een voldoende kostendekkend tarief is.
Het tarief voor persoonsgebonden budget alfa bedraagt maximaal € 15,51 per uur. Uit marktonderzoek is gebleken dat de cliënt met dit tarief zowel de alfahulp een reëel uurtarief kan bieden als ook een goede service en bemiddeling kan inkopen. Qua indexeringssystematiek wordt aangesloten bij de indexering van het persoonsgebonden budget-regulier. Verder is bij de vaststelling van het persoonsgebonden budget-alfa-tarief voor 2011 rekening gehouden met het feit dat de bemiddelings- en servicebureau’s voor een deel van hun activiteiten geen Btw behoeven af te dragen. Dit is gedurende het jaar 2010 gebleken en heeft tot gevolg dat het Pgb-alfa-tarief voor 2011 lager is vastgesteld dan voor 2010. Voor 2011 geldt een persoonsgebonden budget-alfa tarief van maximaal € 15,30 per uur. Voor 2012 wordt dit tarief met de gemiddelde index van het wettelijk minimumloon van 1 januari 2011 en 1 juli 2011 opgehoogd.
Het bedrag van het persoonsgebonden budget voor overige voorzieningen wordt vastgesteld voor een periode van vijf jaar. De termijn van vijf jaar vangt aan vanaf de datum van de beschikking waarin het betreffende persoonsgebonden budget voor de betreffende voorziening is toegekend.
Artikel 2.3 Verplichtingen persoonsgebonden budget
De verplichtingen verbonden aan een persoonsgebonden budget worden vermeld in een beschikking.
De verplichtingen houden verband met de besteding, bestemming, kwaliteit en adequaatheid van de voorziening die in de vorm van een persoonsgebonden budget is verstrekt. Vanaf de datum dat het persoonsgebonden budget is verstrekt, is de budgethouder verplicht om gedurende zeven jaar zijn boekhouding en bewijsstukken beschikbaar te stellen aan de gemeente. De termijn van zeven jaar komt overeen met wat de belastingdienst hanteert voor het controleren van gegevens.
Verder is bepaald dat een, op basis van een persoonsgebonden budget, aangeschafte voorziening moet worden teruggegeven aan de gemeente als deze voorziening, om welke redenen dan ook, niet meer wordt gebruikt. De voorziening is immers met gemeenschapsgeld aangeschaft en het kan niet de bedoeling zijn dat de opbrengst van de voorziening ten gunste komt van de gebruiker. Door de voorziening terug te halen, is het college in staat tot herverstrekking van deze voorziening, waardoor het gemeenschapsgeld optimaal wordt gebruikt. Eventueel kan ook de tegenwaarde in geld (op basis van de afschrijvingsmethodiek van de gecontracteerde leverancier) worden teruggegeven.
De budgethouder is verplicht om het niet meer gebruiken van voorzieningen aan het college te melden. Deze plicht vloeit voort uit artikel 7.6 van de verordening.
Artikel 2.4 Uitvoering persoonsgebonden budget
De betalingen voor de hulp bij het huishouden zijn periodiek en wel per kwartaal vooraf. Dit voorkomt dat de budgethouders gelden moeten voorschieten. Voor de overige voorzieningen is de betaling ineens.
De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het Centraal Administratiekantoor (CAK). Van de budgethouder wordt gevraagd om de besteding van het persoonsgebonden budget te verantwoorden. De wijze van het steekproefsgewijs controleren van het persoonsgebonden budget wordt opgenomen in een controleplan danwel het Wmo-handboek.
Artikel 2.5 Verplichtingen bij een financiële tegemoetkoming
Dit artikel bevat controle aspecten en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 2.6 Uitvoering financiële tegemoetkoming
Dit artikel bevat controle aspecten en behoeft geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 3 Eigen bijdragen, eigen aandeel, besparingsbijdrage en verplichtingen
Artikel 3.1 Hoogte van de eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel
Het begrip eigen bijdrage heeft betrekking op de financiële inkomensafhankelijke bijdrage die door het CAK wordt vastgesteld voor hulp bij het huishouden. Het begrip eigen aandeel heeft betrekking op financiële tegemoetkomingen voor woning- en auto-aanpassingen.
Bij het bepalen van de hoogte van de eigen bijdrage of het eigen aandeel in het individuele geval moet rekening worden gehouden met de kostprijs, het maximum dat op grond van artikel 4.1 lid 1 (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning per vier weken aan eigen bijdrage en eigen aandeel tezamen is verschuldigd en de anticumulatie.
Artikel 3.2 Geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd
Vanaf de invoering van de Wmo is er onduidelijkheid en discussie geweest over het feit of aan minderjarigen of de ouders van minderjarigen een eigen bijdrage/eigen aandeel mag worden opgelegd of dat het inkomen van de ouders relevant is voor de inkomenstoets.
Volgens artikel 15 Wmo kan een eigen bijdrage alleen gevraagd worden van personen van 18 jaar en ouder. De wettekst geeft duidelijk aan dat personen jonger dan 18 jaar zelf niet bijdrageplichtig zijn.
Inmiddels is duidelijk geworden, na een toelichting van het Ministerie van VWS, dat de tekst van de wet geen andere interpretatie toelaat dan dat aan de ouders van het kind ten behoeve van wie een bepaalde voorziening wordt verstrekt, geen eigen bijdrage kan worden gevraagd.
Met andere woorden wanneer er een voorziening wordt toegekend ten behoeve van een kind jonger dan 18 jaar, mag hiervoor geen eigen bijdrage gevraagd worden van de ouders.
Artikel 19 Wmo, dat het eigen aandeel regelt, geeft geen leeftijdsgrens aan. De wettekst bepaalt alleen dat de financiële tegemoetkoming afhankelijk kan worden gesteld van degene aan wie maatschappelijke ondersteuning wordt verleend. In het geval het gaat om een voorziening voor een minderjarige, zal deze voorziening worden verleend aan de minderjarige en kan er alleen van hem/haar een eigen aandeel gevraagd worden (en dus niet van de ouders). Omdat minderjarigen vaak nog geen inkomen hebben, zal er geen eigen aandeel gevraagd kunnen worden.
Artikel 3.3 Periode waarover eigen bijdrage of eigen aandeel wordt gevraagd.
Bij een autoaanpassing of bouwkundige of woontechnische aanpassingen, wordt het eigen aandeel in de vorm van een eigen bijdrage over maximaal 39 perioden van vier weken (= drie jaar) in rekening gebracht.
Voor hulp bij het huishouden is de duur van de eigen bijdrage gelijk aan de duur van de feitelijke hulp. De verschuldigde eigen bijdrage danwel het eigen aandeel kan nooit meer bedragen dan de kosten van de voorziening.
Artikel 3.4 Geen eigen bijdrage wegens nalatigheid gemeente-Centraal Administratiekantoor
In alle redelijkheid moet de cliënt binnen twee jaar na datum verzending van de Wmo-beschikking een nota van de eigen bijdrage ontvangen. Blijft dit achterwege, dan kan de gemeente de schuldvraag bij haarzelf neerleggen, omdat zijzelf in gebreke is op de controle van de inning van de eigen bijdragen door het CAK.
Artikel 3.5 Reparatie, onderhoud, verzekering en gebruik van voorzieningen
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 4 Hulp bij het huishouden
Artikel 4.1 Omvang van de hulp bij het huishouden
Voor een uitgebreide toelichting op dit artikel wordt verwezen naar het Wmo-handboek.
In dit artikel wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming van een woningaanpassing bepaald waarbij rekening wordt gehouden met de kosten van een goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten van de architect (zoals een sterkte berekening), kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Onder uitvoeringskosten zijn tevens de kosten begrepen van werkzaamheden die de sociale verhuurders door de eigen technische dienst uitvoeren.
Artikel 5.2 Buiten toepassing laten van primaat van de verhuizing
De inhoud van dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 5.3 Begrenzing woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard
Woonvoorzieningen van niet-bouwkundige of niet-woontechnische aard met een aanschafwaarde tot € 250,- (inclusief btw) worden uitsluitend in eigendom verstrekt. Hiervoor is geen eigen bijdrage verschuldigd. Vanaf € 250,- (inclusief btw) worden deze voorzieningen in bruikleen verstrekt. Deze regeling komt overeen met de werkafspraken die zijn gemaakt met de gecontracteerde leverancier in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 5.4 Verhuis- en (her)inrichtingskosten
De forfaitaire vergoeding in de kosten van verhuizing en inrichting wordt vanwege de eenvoud in de vorm van een vast bedrag verstrekt.
De tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten aan iemand die op verzoek van de gemeente een woning vrijmaakt, bedraagt minimaal € 2.269,--. Het al dan niet verstrekken van deze tegemoetkoming is een bevoegdheid van de gemeente.
Artikel 5.5 Bezoekbaar maken woonruimte
Dit artikel biedt de gelegenheid aan de persoon met beperkingen om één woonruimte op een adequate wijze te kunnen bezoeken en het toilet te kunnen gebruiken. Het voorzieningenniveau wordt “in redelijkheid afgestemd” op de beperkingen van de bezoeker en de frequentie van het aantal bezoeken.
Een woningsanering wordt aangemerkt als een niet aard- en nagelvaste woonvoorziening. Men spreekt in dit verband ook wel van een woonvoorziening van niet-bouwkundige of woontechnische aard.
Allergie, astma of chronische bronchitis (COPD, voorheen CARA genoemd) kunnen aanleiding zijn voor woningsanering. Daarnaast kan het voor de gebruiker van een rolstoel noodzakelijk zijn dat de gewone vloerbedekking wordt vervangen door rolstoelvast tapijt.
In bijlage II van dit besluit wordt de woningsanering nader omschreven.
Artikel 5.7 Tijdelijke huisvesting
Dit artikel regelt de financiële tegemoetkoming in de kosten van noodzakelijk tijdelijke huisvesting. Deze bedragen zijn gebaseerd op de huurbedragen die in aanmerking worden genomen bij het berekenen van de huurtoeslag.
In die gevallen waarin de persoon met beperkingen tijdens het aanbrengen van de voorzieningen niet in de woonruimte kan blijven wonen en om deze reden naar een andere woonruimte uitwijkt, kan voor de periode dat dit noodzakelijk is een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten worden verstrekt. Het vinden van een geschikte huurder voor een aangepaste woning zal in veel gevallen langer duren dan de termijnen die voor personen zonder beperkingen gelden. Om deze reden is een grens getrokken bij een investeringsbedrag van € 10.000,--. Woningen die voor een lager bedrag zijn aangepast, zullen in veel gevallen niet zo specifiek zijn aangepast, dat het vinden van een geschikte kandidaat door de woningaanpassingen belemmerd wordt. Door de eigenaar van de woning een financiële tegemoetkoming in de gederfde huurinkomsten te verlenen kan bevorderd worden dat de aangepaste woonruimte beschikbaar blijft voor een persoon met beperkingen. De duur van de tegemoetkoming kan afhankelijk gesteld worden van de situatie ter plaatse. Een algemene termijn die redelijk kan worden geacht, is zes maanden.
Door het verstrekken van een tegemoetkoming in de kosten van huurderving, deelt de gemeente in het risico van de verhuurder. Het zou niet redelijk zijn als een van beide partijen het risico voor de volle 100% zou moeten lopen. Beide partijen hebben er belang bij dat de woning op zo kort mogelijke termijn weer kan worden verhuurd. De in dit lid opgenomen mogelijkheid tot subsidiëring is mede bedoeld als stimulans om de bereidheid van de woningeigenaar te vergroten zijn medewerking aan het aanpassen van de woonruimte te verlenen.
Artikel 5.9 Gereedmelding en vaststelling financiële tegemoetkoming of Persoonsgebondenbudget
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 5.10 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 5.11 Terugbetalen van de financiële tegemoetkoming bij verkoop woning (anti-speculatiebeding )
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 6.1 Algemeen gebruikelijke vervoersvoorziening
De CRvB heeft een einde gemaakt aan de discussie en onduidelijkheid over de vraag of de gemeente inkomensgrenzen mag hanteren. In CRvB 18-01-2012, nrs. 10/4441 WMO e.a. oordeelt de CRvB namelijk dat inkomensgrenzen niet zijn toegestaan.
Daarbij hanteert de CRvB dezelfde redenering die hij ook gebruikte in CRvB 19-12-2011, nr. 09/5990 WMO waarin hij concludeerde dat artikel 4 lid 2 Wmo geen ruimte biedt extra financiële voorwaarden, zoals een besparingsbijdrage, op te leggen bij het verstrekken van een voorziening. De redenering is gebaseerd op diverse passages uit de wetgeschiedenis. Daarmee is artikel 6.1. komen te vervallen.
Artikel 6.2 Soorten vervoersvoorzieningen
In dit artikel wordt een opsomming gegeven van de door het college te verstrekken vervoersvoorzieningen.
Artikel 6.3 Omvang van de vervoersvoorziening
Dit artikel regelt de hoogte van de tegemoetkoming in de kosten van een vervoersvoorziening. Op basis van een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep moeten cliënten minimaal 1500 km per jaar af kunnen leggen voor het leven van alle dag. Daarbij geldt het primaat van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV) (Regiotaxi Twente).
Dat wil zeggen dat een persoon met beperkingen die voor een vervoersvoorziening is geïndiceerd in principe in aanmerking komt voor een vergoeding van 1500 kilometers = 600 zones per jaar reizen met de Regiotaxi Twente tegen openbaar vervoerstarief. Deze vergoeding wordt verstrekt als individueel budget, dat slechts kan worden aangesproken voor werkelijk gemaakte ritten met de Regiotaxi Twente.
Indien een persoon met beperkingen om dringende medische of sociale redenen geen gebruik kan maken van de Regiotaxi Twente (de criteria hiervoor zijn uitgewerkt in het handboek Wmo), dan kan hij/zij in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een (eigen) auto of bus. De omvang van dit bedrag is gebaseerd opjurisprudentie en de kilometervergoeding voor een personenauto als genoemd in de bijlage (code C25-I) behorende bij de “Beleidsregels UWV normbedragen voorzieningen 2010”. Op basis van jurisprudentie, moeten cliënten minimaal 1500 kilometers per jaar kunnen afleggen voor het leven van alledag. De kilometervergoeding voor een personenauto als opgenomen in de hierboven genoemde bijlage is voor 2012 vastgesteld op € 0,46 per kilometer. 1500 x € 0,46 = € 690,-- per jaar. Het bedrag per kilometer wordt jaarlijks geïndexeerd met het normbedrag voor REA-voorzieningen van het UWV (code C25-I).
Indien een persoon met beperkingen aantoont dat hij/zij gebruik moet maken van een taxi, dan kan hij/zij in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten voor een taxi. De omvang van dit bedrag is gebaseerd op de “Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer”. Vanaf 15 oktober 2011 geldt een nieuw tariefsysteem voor straattaxi’s. De ritprijs bestaat uit drie delen: een starttarief, een prijs per gereden kilometer en een prijs voor de duur van de rit. Op basis van dit nieuwe tariefsysteem is het bedrag per kilometer voor het jaar 2012 vastgesteld op maximaal € 1,95. Dit betekent, dat men op jaarbasis maximaal € 2.925,--(1500 x € 1,95) aan gereden kilometers kan declareren. Daarnaast is het maximum starttarief vastgesteld op € 2,66 per keer en het maximum tijdtarief op € 0,32 per minuut. De genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met de tarieven die hierover opgenomen zijn in de “Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer”.
Indien een persoon met beperkingen aantoont dat hij/zij gebruik moet maken van een rolstoeltaxi, dan kan hij/zij in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten van een rolstoeltaxi. De omvang van dit bedrag is gebaseerd op de “Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer”. Het nieuwe tariefsysteem geldt ook voor rolstoeltaxi’s. Op basis van dit nieuwe tariefsysteem is het bedrag per kilometer voor een rolstoeltaxi voor het jaar 2012 vastgesteld op maximaal € 2,46. Dit betekent, dat men op jaarbasis maximaal € 3.690,-- (1500 x € 2,46) aan gereden kilometers kan declareren. Daarnaast is het maximum starttarief voor een rolstoeltaxi vastgesteld op € 5,40 per keer en het maximum tijdtarief op € 0,37 per minuut. De genoemde bedragen worden jaarlijks geïndexeerd met de tarieven die hierover opgenomen zijn in de “Regeling maximumtarief en bekendmaking tarieven taxivervoer”.
Indien blijkt dat de toegekende vervoersvoorziening aantoonbaar niet toereikend is voor het verplaatsingspatroon van de persoon met beperkingen, kan dit leiden tot toekenning van extra zones c.q. een extra financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoer. Besluitvorming hierover vindt plaats nadat hiervoor een aanvraag is ingediend.
Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning
De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor een sportrolstoel wordt jaarlijks geïndexeerd aan de hand van het door Schulinck vastgestelde percentage. Het indexeringspercentage voor 2012 bedraagt 2,3%.
Hoofdstuk 8 Samenhangende afstemming
Artikel 8.1 Samenhangende afstemming
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Hoofdstuk 9 Inwerkingtreding en citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.