Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Delfzijl

Planologisch beleid ‘kruimelgevallen’ Gemeente Delfzijl

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Delfzijl
Officiële naam regelingPlanologisch beleid ‘kruimelgevallen’ Gemeente Delfzijl
CiteertitelPlanologisch beleid ‘kruimelgevallen’ Gemeente Delfzijl
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het planoloisch beleid gemeente Delfzijl van 23 december 2008

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 2.1 Wabo
  2. art. 2.12 Wabo
  3. artikel 4 van bijlage II Bor

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

24-05-201224-09-2015nieuwe regeling

15-05-2012

Eemsbode, 23 mei 2012

Geen

Tekst van de regeling

Beleidsregels

Artikel 1 Algemene afwegingscriteria

Bij alle verzoeken om afwijking vindt een afweging plaats op milieukundig, functioneel en ruimtelijk gebied. Daarbij gelden de hierna volgende algemene zaken.

1.1Milieuaspecten:

milieuaspecten moeten bij de beslissing over het al dan niet verlenen van een afwijking worden betrokken. Dit om te voorkomen dat er door de afwijking strijdigheid met de milieu wet- en regelgeving ontstaat, of dat uit milieuoogpunt onaanvaardbare situaties ontstaan.

1.2Functionele aspecten:

  • -

    er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de bezonning, privacy, gebruiksmogelijkheden en ontwikkelingsmogelijkheden van aangrenzende gronden;

  • -

    er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de verkeers- en sociale veiligheid.

1.3 Ruimtelijke aspecten:

  • -

    er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van het straat- en bebouwingsbeeld;

  • -

    er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de beleving van groen en water;

  • -

    er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de bouwvorm en/of beleving van beeldbepalende panden.

1.4 Nadere eisen:

Burgemeester en wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van de genoemde aspecten nadere eisen stellen aan onder andere:

  • -

    de afstand tussen de gebouwen;

  • -

    de afstand tot de weg;

  • -

    de plaats, oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte en dakhelling van gebouwen;

  • -

    de wijze van afdekking van gebouwen (kapvorm, dakhelling en nokrichting);

  • -

    de plaats van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 2: Begripsbepalingen

Aan-huis-verbonden bedrijf:

het beroepsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en de woonfunctie in ruimtelijke en visuele zin in overwegende mate behouden blijft.

Aan-huis-verbonden beroep (vrij beroep):

een dienstverlenend beroep, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijk uitwerking of uistraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is; hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel en prostitutie.

Achtererfgebied:

erf aan de achterkant en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 m van de voorkant, van het hoofdgebouw.

Agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of door middel van het houden van dieren.

Agrarisch bouwperceel:

aaneengesloten stuk grond waarop bebouwing met een hoofdgebouw en bijbehorende gebouwen van een agrarisch bedrijf is toegestaan.

Agrarische biomassavergisting:

biogaswinning waarbij hetzij voor minimaal 50% gebruik wordt gemaakt van mest afkomstig van het betreffende agrarische bedrijf of cosubstraten, hetzij het product, waaronder restproduct, voor minimaal 50% wordt gebruikt op het betreffende agrarische bedrijf.

Antennedrager:

antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

Antenne-installatie:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een of meer techniekkasten opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

Bebouwingspercentage:

een in de regels aangegeven percentage, dat het deel van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald.

Bed & Breakfast:

een aan de woonfunctie ondergeschikte recreatieve verblijfsvoorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een Bed and Breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

Bedrijf:

inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid.

Bedrijfsgebouw:

een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

Bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een bedrijf of instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke.

Bedrijfswoning:

woning die gezien ligging en functie bedoeld is voor de huisvesting van personen, van wie de aanwezigheid, gelet op de bestemming van een gebouw of een terrein, noodzakelijk is.

Beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden.

Bestaand bouwwerk:

de (bouw-)hoogte, afstand en vorm van het bouwwerk of het aantal (woningen), dat ten tijde van ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan bestaat, wordt gebouwd, dan wel nadien krachtens een bouwvergunning/omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor dat tijdstip is ingediend, kan worden gebouwd.

Bestaand gebruik:

het gebruik dat bestaat ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod, met uitzondering van het gebruik dat in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan.

Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

Bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

Biomassavergisting:

het bedrijfsmatig produceren van duurzame energie door het bewerken van producten, afvalstoffen en residuen van de landbouw (inclusief plantaardige en dierlijke stoffen), de bosbouw en aanverwante bedrijfstakken, alsmede de afbreekbare fractie van industrieel en huishoudelijk afval.

Bor:

Besluit omgevingsrecht.

Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

Bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke bouwhoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en kapverdieping.

Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het bestemmingsplan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten en dat is ingericht ten dienste van de aan deze bebouwing gegeven bestemming.

Bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

Carport:

een overkapping, al dan niet aangebouwd aan een ander bouwwerk, die van boven geheel of gedeeltelijk is afgesloten en met maximaal 3 wanden is omsloten.

Daknok:

hoogste punt van een schuin dak.

Dakvoet:

laagste punt van een schuin dak.

Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

Dienstverlenend bedrijf:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's, fitnesscentra, reparatiebedrijfjes voor kleine consumentenartikelen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

Dienstwoning:

woning die gezien ligging en functie bedoeld is voor de huisvesting van personen, van wie de aanwezigheid, gelet op de bestemming van een gebouw of een terrein, noodzakelijk is.

Erf:

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

Erker:

een trapeziumvormige, rechthoekige of halfronde ruimte als uitbreiding van een ruimte of ander vertrek in een gebouw, die buiten de gevel uitsteekt en in open verbinding staat met het bedoelde vertrek.

Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

Geluidsgevoelige objecten:

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

Geluidzoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld.

Groepsaccommodatie:

een gebouw bestemd voor recreatief nachtverblijf voor een groep of groepen van personen, die hun hoofdverblijf elders hebben en waarbij wordt overnacht in gemeenschappelijke zalen en/of kamers.

Gevel:

een (deel van een) buitenmuur van een gebouw.

Hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

Horecabedrijf:

een bedrijf of instelling waar bedrijfsmatig dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt.

Horeca, categorie I:

een horecabedrijf, waar in hoofdzaak maaltijden worden verstrekt en waar doorgaans geen overlast voor het leefklimaat wordt veroorzaakt, zoals restaurants, hotels en pensions en een horecabedrijf dat vooral is gericht op het overdag en ’s avonds verstrekken van in hoofdzaak alcoholvrije dranken en eenvoudige etenswaren, zoals ijssalons, croissanterieën, lunchrooms en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.

Horeca, categorie II:

een horecabedrijf, waar meestal in hoofdzaak alcoholische dranken worden verstrekt en/of waarvan de exploitatie doorgaans overlast voor het leefklimaat kan veroorzaken en een grote druk op de openbare orde met zich meebrengt, zoals cafés, bars, snackbars en cafetaria’s.

Horeca, categorie III:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend mechanische muziek en de gelegenheid geven tot dansen wezenlijke onderdelen vormen, zoals discotheken, dancings en nachtclubs.

Huishouden:

één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen met sociale binding.

Inwoning:

wonen in een woning, passend binnen het begrip huishouden.

Kleinschalig kamperen:

het houden van een kampeerterrein voor ten hoogste 15 kampeermiddelen.

Kampeermiddel:

een onderkomen dat naar aard en inrichting is bedoeld voor recreatief nachtverblijf, maar zonder een met de grond verbonden constructie en zonder plaatsgebonden karakter.

Kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht moet worden genomen.

Maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, zorgvoorzieningen, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen.

Manege:

een bedrijf waarin de activiteiten in hoofdzaak bestaan uit het geven van instructies aan derden met het oog op recreatief gebruik van paarden/pony’s en het bieden van huisvesting aan die paarden/pony’s.

Mantelzorg:

het bieden van langdurige en onbetaalde zorg aan een chronisch zieke, een persoon met een lichamelijke en/of geestelijke beperking of hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis.

Mestfoliebassin:

een mestbassin, uitgevoerd als een met folie beklede grondput, met of zonder omdijking.

Mestbassin:

een reservoir, bestemd en geschikt voor het bewaren van dunne mest, dat geheel of gedeeltelijk is gelegen onder een stal.

Mestsilo:

een bouwwerk in de vorm van een betonnen bak ten behoeve van de opslag van mest.

Mestzak:

mestbassin, geheel of grotendeels gelegen boven het aansluitende terrein, voornamelijk opgebouwd uit kunststoffolies, waarvan de bodemafdichting en afdekking één geheel vormen.

Normaal onderhoud:

het onderhoud dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren.

Onzelfstandige woonruimte:

bij een onzelfstandige woning moeten één of meerdere van de voorzieningen keuken, douche en toilet gedeeld worden met de andere bewoners.

Openbaar toegankelijk gebied;

weg als bedoeld in artikel 1, lid 1, onder b van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

Overkapping:

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omsloten.

Peil:

indien op het land wordt gebouwd:

  • -

    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • -

    voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de toegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

indien in het water wordt gebouwd:

  • -

    het Normaal Amsterdams Peil (of een plaatselijk aan te houden waterpeil);

Permanente bewoning:

het gebruik van een recreatiewoning als feitelijk hoofdverblijf.

Portocabin:

een (prefab) verplaatsbare unit met een woonfunctie.

Recreatiewoning:

een woonverblijf bestemd voor recreatief gebruik door gebruikers die hun hoofdverblijf elders hebben.

Risicovolle inrichting:

een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten.

Seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden.

Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

Sleufsilo:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, in of op het land voor de opslag van mest of groenvoer.

Theeschenkerij:

een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van zwak- en niet alcoholische dranken, met als nevenactiviteit het verstrekken van voor consumptie ter plaatse bereide etenswaren.

Tuin:

grond die niet tot het erf behoort, maar wel deel uitmaakt van de woonomgeving en is ingericht als sier- of gebruikstuin, inclusief de op deze grond aanwezige afscheidingen.

Voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied.

Voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, niet zijnde een uitbouw, of, indien een gebouw met meerdere zijden aan de weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en Wethouders aan te wijzen buitenmuur die het meest in het oog springt als voorzijde van een gebouw.

Voorgevelrooilijn:

voorgevelrooilijn als bedoeld in het bestemmingsplan, de beheersverordening dan wel de gemeentelijke bouwverordening.

Vrij beroep (Aan-huis-verbonden beroep):

een dienstverlenend beroep, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en de daarbij behorende gebouwen door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijk uitwerking of uistraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is; hieronder wordt niet begrepen de uitoefening van detailhandel en prostitutie.

Wabo:

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Wmo:

Wet maatschappelijke ondersteuning.

Wonen:

gehuisvest zijn van een huishouden in een woning.

Woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Woonwagen:

voor bewoning bestemd gebouw dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst en op een daartoe bestemd perceel is geplaatst.

Zelfstandige woning:

een woning met een eigen toegang, waarbij keuken, douche en toilet niet gedeeld hoeft te worden met andere bewoners van het pand.

Zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen, achter (het verlengde van) de voorgevel.

  • a.

    Beschermd zijerf: een zijerf dat overwegend is aangeduid met een bestemming waarbij het oprichten van bouwwerken niet, of alleen met afwijking van het bestemmingsplan, is toegestaan, zoals de bestemming Tuin.

  • b.

    Niet beschermd zijerf: zijerf dat overwegend is aangeduid met een bestemming waar het oprichten van bouwwerken is toegestaan, zoals de bestemming wonen.

Zijgevel:

de meest naar de perceelsgrens gerichte buitengevel van een gebouw die haaks of in een andere forse hoek staat op de voorgevel van een gebouw.

Artikel 3: Wijze van meten

3.1 Gebouwen en bouwwerken

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

De afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel:

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

De breedte van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of de harten van de scheidingsmuren;

De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

De hoogte van windturbines:

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

3.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

3.3 Maatvoering

Alle maten zijn, tenzij anders aangegeven:

  • a.

    voor lengten in meters (m);

  • b.

    voor oppervlakten in vierkante meters (m2);

  • c.

    voor inhoudsmaten in kubieke meters (m3);

  • d.

    voor verhoudingen in procenten (%);

  • e.

    voor hoeken/hellingen in graden (o).

3.4 Meten

Bij de toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn.

Artikel 4: Een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom

  • A. Wettelijk kader

    Artikel 4, lid 1, onder a van bijlage II Bor: een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom, komt in aanmerking voor afwijking van het bestemmingsplan als bedoelt in artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo. Verder zijn geen beperkingen ten aanzien van bijvoorbeeld de toegestane hoogte of oppervlakte opgenomen.

  • B. Gemeentelijk beleid

    In overeenstemming met de bebouwingsregels, zoals deze zijn opgenomen in de diverse bestemmingsplannen voor de kernen, worden de afwijkingsmogelijkheden voor bijbehorende bouwwerken beperkt:

    Voorwaarden:

    • 1.

      de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;

    • 2.

      bijbehorende bouwwerken, indien gelegen aan een openbare weg, groen, of water, dienen op minimaal 1 meter uit de achterste perceelgrens te worden gebouwd, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande bijbehorend bouwwerk tot de achterste perceelsgrens indien deze minder dan 1 meter bedraagt;

    • 3.

      de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;

    • 4.

      de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;

    • 5.

      de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 70 m2bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is. De gezamelijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de oppervlakte van het hoofdgebouw,tenzij de noodzaak voor een groter bijbehorend bouwwerk wordt aangetoond;

    • 6.

      er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels).

  • B1.Bepalingen mantelzorg

    Indien bovenstaande afwijkingsmogelijkheid voor bijbehorende bouwwerken wordt gebruikt voor het realiseren van een voorziening ten behoeve van mantelzorg of aangepast wonen, gelden de volgende voorwaarden:

    • 1.

      de hier boven opgenomen bepalingen ten aanzien van de plaatsing en afmetingen gelden onverkort;

    • 2.

      er is een medische indicatie voor de noodzaak van mantelzorg en/of Wmo;

    • 3.

      mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een bijbehorend bouwwerk;

    • 4.

      de mantelzorg/Wmo-voorziening dient in de nabijheid van het hoofdgebouw te zijn gelegen;

    • 5.

      er mag geen eigen opgang worden gemaakt;

    • 6.

      er worden geen extra uitritten toegestaan;

    • 7.

      parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

    • 8.

      gas-, water-, electriciteitsleiding en rioolafvoer worden aangetakt op de woning;

    • 9.

      er wordt geen apart huisnummer toegestaan;

    • 10.

      na beëindiging van de mantelzorgsituatie dienen de aangebrachte woonvoorzieningen te worden verwijderd, dan wel dient de woonunit verwijderd te worden en dient het maximale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken overeenkomstig datgene te zijn wat mogelijk is volgens het geldende bestemmingsplan, dan wel via een afwijking als hier boven beschreven mogelijk is;

    • 11.

      er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels).

  • C.Toelichting

     

    De afwijkingsmogelijkheid voor bijbehorende bouwwerken binnen de bebouwde kom is onbeperkt. Vandaar dat aansluiting is gezocht met de regeling die in de bestemmingsplannen in Delfzijl is opgenomen. De vigerende bestemmingsplannen kennen een specifieke regeling voor bijbehorende bouwwerken die, naast het vergunningsvrije deel, bij recht of middels een binnenplanse afwijking ruimte geven om te voorzien in uitbreiding met een bijbehorend bouwwerk.

     

    In zeer uitzonderlijke gevallen kan gemotiveerd worden afgeweken van de beperking van de oppervlakte. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen als er sprake is van een zeer klein hoofdgebouw. Omdat de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet groter mag zijn dan de oppervlakte van het hoofdgebouw, kan dit tot onwenselijke situaties leiden.

     

    Bij een afwijking van het bestemmingsplan voor een bijbehorend bouwwerk t.b.v. een ander gebruik dan het bestemmingsplan toestaat (bijvoorbeeld bij mantelzorg) dient tevens een afwijking voor het gebruik van het bouwwerk te worden aangevraagd/verleend.

     

    Voor het mogelijk maken van mantelzorg in bijbehorende bouwwerken zijn extra bepalingen opgenomen, omdat er een groot risico is dat er een tweede woning ontstaat. De bepalingen gelden in beginsel altijd als er sprake is van mantelzorg, ook voor het buitengebied. Tenzij er sprake is van inwoning. Bij inwoning vindt de zorg plaats binnen het huishouden en er worden geen aanpassingen aan de woning verricht waardoor een tweede zelfstandige woonruimte kan ontstaan.

Artikel 5: Een bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom

  • A. Wettelijk kader

    Artikel 4, lid 1 onder b, bijlage II Bor: Voor toepassing van een omgevingsvergunning voor een kruimelgeval (artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo) komt in aanmerking een bijbehorend bouwwerk buiten de bebouwde kom, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • 1°.

      niet hoger dan 5 m, tenzij sprake is van een kas of bedrijfsgebouw van lichte constructie ten dienste van een agrarisch bedrijf,

    • 2°.

      de oppervlakte niet meer dan 150 m2, en

    • 3°.

      het bouwen niet tot gevolg heeft dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden.

  • B.Gemeentelijk beleid

    Voorwaarden:

    • 1.

      het gaat niet om agrarische bedrijfsgebouwen;

    • 2.

      de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag niet meer dan 150 m2 bedragen;

    • 3.

      het bouwen bij een (bedrijfs)woning in het buitengebied mag niet tot gevolg hebben dat de gezamenlijke oppervlakte van de bebouwing meer dan 300 m2 bedraagt;

    • 4.

      de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken zal per bedrijfswoning ten hoogste de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;

    • 5.

      de bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

    • 6.

      de bijbehorende bouwwerken zullen geheel binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw worden gebouwd;

    • 7.

      voor bijbehorende bouwwerken geldt; een maximale goothoogte van 3,5 m, een maximale bouw hoogte van 5 m; een dakhelling van maximaal 60º;

    • 8.

      het bouwen mag niet tot gevolg hebben dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden;

    • 9.

      er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels).

  • C.Toelichting

    Voor wat betreft het buitenplans afwijken van het bestemmingsplan buiten de bebouwde kom voor bijbehorende bouwwerken bestaat geen noodzaak voor extra ruimte voor agrarische bedrijfsbebouwing. Deze bedrijven hebben reeds een aanzienlijk bouwperceel verkregen bij recht of middels een binnenplanse afwijking.

     

    Voor de overige bestemmingen kent het bestemmingsplan een specifieke regeling voor bijbehorende bouwwerken die, naast het vergunningsvrije deel, bij recht of middels een binnenplanse afwijking ruimte geeft om te voorzien in uitbreiding met een bijbehorend bouwwerk. Middels voorliggend beleid kan, onder voorwaarden, meer ruimte worden geboden voor bijbehorende bouwwerken.

Artikel 6: Een gebouw ten behoeve van infrastructurele of openbare voorzieningen

  • A. Wettelijk kader

    Artikel 4, lid 2, bijlage II Bor: Voor toepassing van een omgevingsvergunning voor een kruimelgeval (artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo) komt in aanmerking een gebouw ten behoeve van infrastructurele of openbare voorziening als bedoeld in artikel 2, onderdeel 18, onder a, bijlage II Bor, dat niet voldoet aan de in dat subonderdeel genoemde eisen, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 5 m, en

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

  • B.Gemeentelijk beleid

    Voorwaarden:

    • 1.

      het gebouw dient niet hoger te zijn dan 5 m, en;

    • 2.

      de oppervlakte van het gebouw dient niet groter te zijn dan 50 m2;

    • 3.

      er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels).

  • C.Toelichting

    De gemeente neemt de wettelijke mogelijkheden voor afwijking van het bestemmingsplan over. De gebouwen die onder de werking van dit artikel vallen dienen een algemeen belang. Belangen van derden zullen niet snel onevenredig worden geschaad bij het afwijken t.b.v. deze bouwwerken onder genoemde restrictieve wettelijke eisen. Er dient echter altijd getoetst te worden aan de algemene afwegingscriteria. Bouwwerken voor infrastructuur en openbare voorzieningen tot 3 m hoogte en 15 m² kunnen in veel gevallen vergunningvrij worden opgericht.

Artikel 7: Bouwwerk, geen gebouw zijnde

  • A. Wettelijk kader

    Artikel 4, lid 3, bijlage II Bor: Voor toepassing van een omgevingsvergunning voor een kruimelgeval (artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo) komt in aanmerking een bouwwerk, geen gebouw zijnde, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      niet hoger dan 10 m, en

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 50 m²;

  • B.Gemeentelijk beleid

    Voorwaarden algemeen:

    • 1.

      voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte binnen de bebouwde kom niet meer dan 3 m en buiten de bebouwde kom niet meer dan 5 m mag bedragen; met dien verstande dat de bouwhoogte van reclame-uitingen niet meer dan 6 meter mag bedragen; de bouwhoogte van vlaggenmasten en lichtmasten niet meer dan 5 meter mag bedragen;

    • 2.

      de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven die grenzen aan een openbare weg (niet zijnde een brandgang tussen twee gebouwen) of openbaar groengebied op een afstand van 1 m of minder uit de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.

    • 3.

      de oppervlakte mag niet meer dan 50 m2 bedragen;

    • 4.

      er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels);

     

    Voorwaarden voor overkappingen binnen de bebouwde kom:

    • 5.

      de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens mag niet minder bedragen dan 1 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;

    • 6.

      overkappingen, indien gelegen aan een openbare weg, groen, of water, dienen op minimaal 1 meter uit de achterste perceelgrens te worden gebouwd, dan wel niet minder dan de afstand van het bestaande bijbehorend bouwwerk tot de achterste perceelsgrens indien deze minder dan 1 meter bedraagt;

    • 7.

      de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;

    • 8.

      de bouwhoogte mag niet meer dan 6 m bedragen, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt;

    Voorwaarden voor overkappingen buiten de bebouwde kom:

    • 9.

      overkappingen zullen tenminste 3,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;

    • 10.

      overkappingen zullen geheel binnen een afstand van 25,00 m vanuit het dichtstbijzijnde punt van het hoofdgebouw worden gebouwd;

    • 11.

      de maximale goothoogte bedraagt 3,5 m, de maximale bouwhoogte 5 m; de dakhelling maximaal 60º;

    • 12.

      het bouwen mag niet tot gevolg hebben dat het aansluitend terrein voor meer dan 50% wordt bebouwd dan wel dat de oppervlakte die op grond van het bestemmingsplan of de beheersverordening voor bebouwing in aanmerking komt voor meer dan 50% wordt overschreden.

  • C.Toelichting

    Bovenstaande bevoegdheid wordt veelal toegepast bij overkappingen bij woningen. Een overkapping dient te voldoen aan de voorschriften voor bijbehorende bouwwerken genoemd in artikel 2, of in voorkomend geval artikel 3 van deze beleidsregels. Vandaar dat hiervoor uitgebreidere regels zijn opgenomen. In zijn algemeenheid speelt de omgeving een belangrijke rol.

Artikel 8: Dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding

  • A. Wettelijk kader

    Artikel 4, lid 4, bijlage II Bor: Voor toepassing van een omgevingsvergunning voor een kruimelgeval (artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo) komt in aanmerking een dakkapel, dakopbouw of gelijksoortige uitbreiding van een gebouw.

  • B. Gemeentelijk beleid

    Voorwaarden:

    Er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels).

  • C. Toelichting

    De gemeente neemt de wettelijke mogelijkheden voor afwijking van het bestemmingsplan over. Van bovenstaande afwijkingsbevoegdheid wordt sporadisch gebruik gemaakt. De omgeving speelt een belangrijke rol. Er bestaat geen noodzaak om een nadere beleidsregel te formuleren.

Artikel 9: Antenne-installatie

  • A. Wettelijk kader

    Artikel 4, lid 5, bijlage II Bor: Voor toepassing van een omgevingsvergunning voor een kruimelgeval (artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo) komt in aanmerking een antenne-installatie, mits wordt voldaan aan de eis: niet hoger dan 40 m.

  • B.Gemeentelijk beleid

    Voorwaarden:

    • 1.

      nieuwe antenne-installaties moeten op bestaande masten worden geplaatst (site-sharing);

    • 2.

      indien site-sharing niet mogelijk is, dient dit door de aanvrager/operator te worden onderbouwd. In dat geval moet worden beoordeeld of de volgende situatie van toepassing is: kunnen de antenne-installaties op bestaande bouwwerken, zoals windmolens, hoogspanningsmasten, gebouwen worden geplaatst? Ook de bestaande sirenemasten bieden mogelijkheden;

    • 3.

      uitsluitend indien het voorgaande, door de aanvrager/operator nader gemotiveerd, niet mogelijk is, kan het plaatsen van een nieuwe antennemast worden overwogen. Hierbij gelden in ieder geval de volgende voorwaarden:

      • a.

        een antennemast mag niet hoger zijn dan 40 m;

      • b.

        aangetoond moet worden dat de gevraagde locatie het meest effectief is in verband met dekking en capaciteit. Dit om te voorkomen dat het plaatsingsverzoek het gevolg is van een weigering in een aangrenzende gemeente;

    • 4.

      een antennemast dient in het stedelijk gebied te worden geplaatst. Daarbij gaat:

      • a.

        de eerste voorkeur uit naar bedrijfsterreinen;

      • b.

        de tweede voorkeur uit naar plaatsing nabij verticale elementen. In een beschermd dorpsgezicht is plaatsing van een antennemast uitgesloten;

    • 5.

      indien de aanvrager/operator aantoont dat plaatsing in het stedelijk gebied niet mogelijk is en uiteindelijk plaatsing van de antennemast toch in het landelijk gebied dient plaats te vinden, dan gelden de volgende voorwaarden:

      • a.

        een antennemast mag niet in (grootschalig) open gebied of in natuurgebied worden opgericht;

      • b.

        bij de plaatsing wordt aangesloten bij bestaande hoge elementen, zoals gebouwen, torens, torensilo’s of masten;

      • c.

        een antennemast dient bij voorkeur te worden gesitueerd in de directe nabijheid van infrastructuur (bijvoorbeeld bij knooppunten van wegen, viaducten, bruggen en dergelijke);

      • d.

        bij de plaatsing rekening wordt gehouden met een goede bereikbaarheid en landschappelijke inpasbaarheid;

      • e.

        er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;

    • 6.

      er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels).

  • C.Toelichting

    Er wordt naar gestreefd om antennes te concentreren door middel van site-sharing op bestaande masten of bestaande hoge gebouwen. Pas als overduidelijk is aangetoond dan dit niet kan, kan over plaatsing van nieuwe antenne-installaties of antennedragers worden nagedacht. De omgeving speelt een belangrijke rol.

Artikel 10: Installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling

  • A. Wettelijk kader

    Artikel 4, lid 6, bijlage II Bor: Voor toepassing van een omgevingsvergunning voor een kruimelgeval (artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo) komt in aanmerking een installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998.

  • B. Gemeentelijk beleid

    Er wordt niet meegewerkt aan een procedure voor afwijking van het bestemmingsplan vooreen installatie bij een glastuinbouwbedrijf voor warmtekrachtkoppeling als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder w, van de Elektriciteitswet 1998.

  • C. Toelichting

    Ingevolge het provinciaal beleid zijn glastuinbouwbedrijven niet toegestaan. Daarom is ook de afwijkingsmogelijkheid voor een installatie voor warmtekrachtkoppeling bij een glastuinbouwbedrijf overbodig.

Artikel 11: Installatie bij een agrarisch bedrijf voor productie duurzame energie

  • A. Wettelijk kader

    Artikel 4, lid 7, bijlage II Bor: Voor toepassing van een omgevingsvergunning voor een kruimelgeval (artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo) komt in aanmerking een installatie bij een agrarisch bedrijf waarmee duurzame energie wordt geproduceerd door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen.

  • B. Gemeentelijk beleid

    Er wordt niet meegewerkt aan een procedure voor afwijking van het bestemmingsplan vooreen installatie bij een agrarisch bedrijf voor productie van duurzame energie door het bewerken van uitwerpselen van dieren tot krachtens artikel 5, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet aangewezen eindproducten van een krachtens dat artikellid omschreven bewerkingsprocedé dat ziet op het vergisten van ten minste 50 gewichtsprocenten uitwerpselen van dieren met in de omschrijving van dat procedé genoemde nevenbestanddelen.

  • C. Toelichting

    Aangezien de bestemmingsplannen voldoende mogelijkheden bieden voor installaties bij agrarische bedrijven voor productie voor duurzame energie, wordt er geen omgevingsvergunning voor een kruimelgeval verleend voor dergelijke installaties.

Artikel 12: Evenementen

  • A. Wettelijk kader

    Artikel 4, lid 8, bijlage II Bor: Voor toepassing van een omgevingsvergunning voor een kruimelgeval (artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo) komen in aanmerking het gebruiken van gronden of bouwwerken ten behoeve van evenementen met een maximum van drie per jaar en een duur van ten hoogste vijftien dagen per evenement, het opbouwen en afbreken van voorzieningen ten behoeve van het evenement hieronder begrepen.

  • B. Gemeentelijk beleid

    Voorwaarden:

    • 1.

      het gebruik voor het evenement is in overeenstemming met de aard en schaal van het gebouw en/of de te benutten ruimte en de omgeving;

    • 2.

      er ontstaat geen onevenredige aantasting voor het woon- en leefklimaat in de directe omgeving;

    • 3.

      er wordt voorzien in een toereikende oplossing voor ontsluiting en parkeren;

    • 4.

      er wordt voldaan aan de voorwaarden uit het oogpunt van milieu, openbare orde en veiligheid;

    • 5.

      er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels).

  • C. Toelichting

    Naast een evenementenvergunning op basis van de APV zijn bepaalde evenementen, vanwege het gebruik van gronden in strijd met de bepalingen van het bestemmingsplan, ook omgevingsvergunningplichtig. Welke gevallen dit zijn blijkt vooral uit jurisprudentie, de begrippen kortdurend en incidenteel zijn hierbij leidend.

    Bij de beoordeling van het aspect geluidshinder wordt aangesloten bij het vigerende beleid dat de gemeente hanteert inzake evenementen.

Artikel 13: Gebruik veranderen van bouwwerken binnen de bebouwde kom, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten

  • A. Wettelijk kader

    Artikel 4, lid 9, bijlage II Bor: Voor toepassing van een omgevingsvergunning voor een kruimelgeval (artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo) komt in aanmerking het gebruiken van bouwwerken, al dan niet in samenhang met inpandige bouwactiviteiten, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

    • a.

      binnen de bebouwde kom, en

    • b.

      de oppervlakte niet meer dan 1500 m²

  • B. Gemeentelijk beleid

     Voorwaarden algemeen:

    • 1.

      binnen de bebouwde kom;

    • 2.

      de oppervlakte bedraagt niet meer dan 1500 m²;

    • 3.

      er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels).

  • B.1Bepalingen aan huis verbonden beroep / bedrijf

    Voorwaarden:

    • 1.

      het gaat niet om een vrij beroep.

    • 2.

      de (woon)functie in overwegende mate wordt gehandhaafd. Dit betekent dat:

      - de (woon)functie in ruimtelijke en visuele zin primair moet blijven;

      - het gebruik van de gronden en bouwwerken blijft beperkt tot een bedrijfsvloeroppervlakte van maximaal 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op een bouwperceel tot een maximum van 45 m2:

      - de activiteiten ten behoeve van het bedrijf uitsluitend inpandig mogen worden verricht;

      - er vindt in beginsel geen opslag of uitstalling van goederen op het perceel plaats, en er is geen showroom;

      - degene die de gebruiker is van de woning (het pand) ook degene moet zijn die het bedrijf uitoefent;

    • 3.

      het gebruik geen ernstige hinder voor het (woon)milieu oplevert, dan wel geen afbreuk doet aan het karakter van de wijk of de buurt. Dit betekent dat:

      - de ruimtelijke uitstraling van de activiteiten qua aard, omvang en intensiteit verenigbaar moet zijn met het karakter van de omringende omgeving;

      - de bedrijvigheid uitsluitend is toegestaan indien deze gelijk is of gelijk is te stellen aan een dienstverlenend bedrijf of een bedrijf uit categorie 1 zoals genoemd in de meest actuele VNG uitgave “bedrijven en zoneringen”;

      - er dient voldoende parkeergelegenheid in de omgeving aanwezig te zijn en bij voorkeur dient te worden geparkeerd op eigen terrein. Hierbij is de mate van intensiteit van het gebruik en het verwachte aantal bezoekers een belangrijke afweging;

      - reclame-uitingen dienen esthetisch te passen binnen de omgeving en bij het gebouw waar het geplaatst is. Ook mag de reclame geen hinderlijke vormen aannemen;

      - er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de verkeersveiligheid;

    • 4.

      de ruimtelijke uitstraling in de omgeving in acht wordt genomen. Dit betekent dat:

      - er dient voldoende ruimte rondom de bebouwing te zijn;

      - de naastgelegen bebouwing is op geruime afstand gelegen;

      - de verkeersaantrekkende werking zal niet veel invloed op de omgeving hebben.

    • 5.

      er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels).

  • B.2Bepalingen internetwinkels:

    Voorwaarden:

    De bepalingen voor aan huis verbonden beroep / bedrijf gelden onverkort voor een internetwinkel die beoogd vanuit een woning wordt uitgeoefend.

  • B.3Bepalingen bed & breakfast:

    Voorwaarden:

    • 1.

      de (woon)functie in overwegende mate wordt gehandhaafd, de hoofdbewoner woont in het pand;

    • 2.

      er geen sprake is van hinder voor naastgelegen (woon)percelen;

    • 3.

      er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

    • 4.

      het eventuele bijbehorend bouwwerk in de directe nabijheid van het hoofdgebouw staat en een duidelijke relatie met het hoofdgebouw heeft;

    • 5.

      de bed & breakfast accommodatie beperkt blijft tot een omvang van maximaal 4 kamers en maximaal 8 personen;

    • 6.

      als de bed & breakfast accommodatie voor meer dan 3 personen is bestemd, advies wordt gevraagd bij de brandweer;

    • 7.

      de bed & breakfast accommodatie niet als zelfstandige wooneenheid functioneert; een keuken niet is toegestaan;

    • 8.

      het parkeren op eigen erf plaatsvindt;

    • 9.

      er sprake is van een verkeersontsluiting van voldoende omvang;

    • 10.

      er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;

    • 11.

      er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels).

  • B.4Bepalingen theeschenkerij: 

    • 1.

      de (woon)functie in overwegende mate wordt gehandhaafd;

    • 2.

      er geen sprake is van hinder voor naastgelegen (woon)percelen (bijvoorbeeld door een terras);

    • 3.

      er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in die zin dat bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;

    • 4.

      het parkeren op eigen erf plaatsvindt;

    • 5.

      er sprake is van een verkeersontsluiting van voldoende omvang;

    • 6.

      er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid;

    • 7.

      er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels).

  • B.5Bepalingenmantelzorg: 

    • 1.

      er is geen sprake van inwoning;

    • 2.

      de oppervlakte van de voorziening is beperkt tot 70m2;

    • 3.

      er is een medische indicatie voor de noodzaak van mantelzorg en/of Wmo;

    • 4.

      mantelzorg of aangepast wonen ten behoeve van de bewoner mag, behalve in de vorm van inwoning, alleen plaatsvinden binnen een onzelfstandige woonruimte, zijnde binnen een bijbehorend bouwwerk;

    • 5.

      de mantelzorg/Wmo-voorziening dient in de nabijheid van het hoofdgebouw te zijn gelegen;

    • 6.

      er mag geen eigen opgang worden gemaakt;

    • 7.

      er worden geen extra uitritten toegestaan;

    • 8.

      parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;

    • 9.

      gas-, water-, elektriciteitsleiding en rioolafvoer worden aangetakt op de woning;

    • 10.

      er wordt geen apart huisnummer toegestaan;

    • 11.

      na beëindiging van de mantelzorgsituatie dienen de aangebrachte woonvoorzieningen te worden verwijderd, dan wel dient de woonunit verwijderd te worden en dient het maximale oppervlak aan bijbehorende bouwwerken overeenkomstig datgene te zijn wat mogelijk is volgens het geldende bestemmingsplan, dan wel via een afwijking mogelijk is;

    • 12.

      er dient te worden voldaan aan de algemene afwegingscriteria (artikel 1 van de beleidsregels).

  • C.Toelichting

    Bovenstaande afwijkingsmogelijkheid is zeer verstrekkend en wordt binnen de bebouwde kom veelvuldig door gemeenten toegepast. Een aantal veel voorkomende onderwerpen die met deze afwijkingsmogelijkheid worden vergund, worden hierboven ingekaderd.

     

    Ad B1) aan huis verbonden beroep / bedrijf:

    Tegen het samengaan van kleinschalige economische activiteiten met de woonfunctie bestaan geen bezwaren. Deze vermenging van functies hoeft geen afbreuk te doen aan het karakter van een woongebied, mits de kleinschaligheid (ondergeschikt aan de woonfunctie, overlast omgeving) in de hand kan worden gehouden. De bedrijvigheid kan zelfs een bijdrage leveren aan de leefbaarheid in een woongebied. Echter, er moet voldaan worden aan het criterium dat de woonfunctie in alle gevallen in overwegende mate gehandhaafd wordt. Tenzij iemand echt een winkel wil beginnen. Dan moet een andere afweging plaatsvinden. In het algemeen zal dit in een omgeving waar uitsluitend gewoond wordt, niet gewenst zijn.

                                     

    Vrij beroep

    In de jurisprudentie is bepaald dat het vestigen van een vrij beroep (zie ook begripsbepaling) niet strijdig is met de woonbestemming, mits de woonbestemming in overwegende mate gehandhaafd blijft. Een praktijkruimte moet wel beperkt blijven tot maximaal 30 % van het totale bruto bebouwd oppervlak van de woning. Als het hier binnen blijft is dus geen afwijking van het bestemmingsplan noodzakelijk.

    Voor de uitvoeringspraktijk voor de kamer van koophandel is de volgende lijst samengesteld van personen die als vrije beroepsbeoefenaar gelden. Dit zijn:

    advocaatmedisch specialist
    accountantnotaris
    administratieconsulentoefentherapeut Cesar/Mensendieck
    alternatieve genezerorganisatieadviseur
    belastingconsulentorthopedagoog
    bouwkundig architectpsycholoog
    dierenartsraadgevend adviseur
    fysiotherapeutredacteur
    gerechtsdeurwaarderregisteraccountant
    huidtherapeut  stedenbouwkundige
    huisartstandarts
    interieurarchitecttandarts-specialist
    juridisch adviseurtolkvertaler
    kunstenaartuin- en landschapsarchitect
    logopedist        verloskundige

    Een beroep dat niet op deze lijst voorkomt, geldt in beginsel niet als ‘vrij beroep’ (en moet dus een afwijkingsprocedure doorlopen), tenzij de onderneming/beroepsbeoefenaar anders kan aantonen (bijvoorbeeld door jurisprudentie).

    Overige activiteiten, die niet vallen onder de aan huis verbonden beroepen, maar in bepaalde gevallen wel daarmee gelijk te stellen is, wordt aangemerkt als beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten.

     

    Ad B2) Internetwinkels

    In beginsel wijkt de afweging met betrekking tot internetwinkels niet af van die voor aan huis verbonden beroep / bedrijf. De ruimtelijke uitstraling (aard, omvang en intensiteit) van een internetwinkel bepaalt of dit gebruik op een perceel is toegestaan. De bestuursrechters kijken vooral hoe de internetwinkels hun activiteiten verrichten. Zodra er op een perceel sprake is van opslag of uitstallen van goederen, of er is een showroom aanwezig, dan luidt al gauw de conclusie dat er sprake is van detailhandel. Zijn deze fysieke aspecten niet aanwezig, dan is de internetwinkel vaak wel toegestaan.

     

    Ad B3) Bed & breakfast

    De regels zijn ruimer dan voorheen voor de kernen gebruikelijk was. In het vorige planologisch beleid werd aangesloten bij de regels voor aan huis verbonden beroep / bedrijf waardoor de oppervlakte werd beperkt tot maximaal 30% van de totale gezamenlijke begane grondvloeroppervlakte van de aanwezige bebouwing op een bouwperceel tot een maximum van 45 m2. Dit werd in de praktijk als te beperkt ervaren.

    Voor het buitengebied wordt in de bestemmingsplannen een regeling voor bed & breakfast accommodaties opgenomen.

                               

    Ad B4) Theeschenkerij

    Voor het buitengebied wordt onderzocht of in de bestemmingsplannen een vergelijkbare binnenplanse afwijkingsmogelijkheid kan worden opgenomen.

     

    Ad B4) Mantelzorg

    Voor het mogelijk maken van mantelzorg in bijbehorende bouwwerken zijn extra bepalingen opgenomen, omdat er een groot risico is dat er een tweede woning ontstaat. De bepalingen gelden in beginsel altijd als er sprake is van mantelzorg, ook voor het buitengebied. Hier is de regeling in het bestemmingsplan opgenomen.

    Als er sprake is van inwoning, vindt de zorg plaats binnen het huishouden en er worden geen aanpassingen aan de woning verricht waardoor een tweede zelfstandige woonruimte kan ontstaan. Dit is altijd toegestaan.

Artikel 14: Gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning

  • A. Wettelijk kader

    Artikel 4, lid 10, bijlage II Bor: Voor toepassing van een omgevingsvergunning voor een kruimelgeval (artikel 2.12 lid 1 onder a onder 2 Wabo) komt in aanmerking het gebruiken van een recreatiewoning voor bewoning, mits wordt voldaan aan de volgende eisen.

    • a.

      de recreatiewoning voldoet aan de bij of krachtens de Woningwet aan een bestaande woning gestelde eisen;

    • b.

      de bewoning niet in strijd is met de bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet geurhinder en veehouderij gestelde regels of de Reconstructiewet concentratiegebieden,

    • c.

      de bewoner op 31 oktober 2003 de recreatiewoning als woning in gebruik had en deze sedertdien onafgebroken bewoont, en

    • d.

      de bewoner op 31 oktober 2003 meerderjarig was.

  • B. Gemeentelijk beleid

    De gemeente werkt niet mee aan een afwijking van het bestemmingsplan om een recreatiewoning om te zetten in een reguliere woning.

  • C.Toelichting

    Delfzijl is een krimpgemeente. Prioriteit heeft de komende jaren, dat de aantallen woningen afnemen.

Artikel 15: Planschadeovereenkomst

Bij het verlenen van toestemming voor het afwijken van het bestemmingsplan, overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 12 van deze beleidsregel, moet beoordeeld worden of het noodzakelijk is om een planschadeovereenkomst overeenkomstig artikel 6.1 Wro af te sluiten tussen de initiatiefnemer en de gemeente. Als er geen planschadeovereenkomst is afgesloten en er wordt een planschadeverzoek gehonoreerd, zijn de kosten voor de gemeente.

Artikel 16: Hardheidsclausule

Er wordt alleen een afwijking van het bestemmingsplan verleend in de te onderscheiden categorieën indien strikte toepassing van de onder artikel 2 tot en met 12 genoemde beleidsregels leidt tot een bijzondere hardheid, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd. De dringende noodzaak om van deze hardheidsclausule gebruik te kunnen maken, dient te zijn aangetoond.

Artikel 17: Slotbepalingen

  • 1. Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Planologisch beleid ‘kruimelgevallen’ Gemeente Delfzijl en treedt in werking op 24 mei 2012.

  • 2. Het Planologisch beleid van de gemeente Delfzijl zoals vastgesteld op 23 december 2008 wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Delfzijl op 15 mei 2012.

burgemeester.

(de heer E.A. Groot)

secretaris.

(de heer K.J. Havinga)