Organisatie | Borne |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening inzake het bewaren van houtopstanden:de kapverordening 2000 |
Citeertitel | Kapverordening 2000 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp |
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
12-01-2001 | 01-10-2010 | Nieuwe regeling | 21-12-2000 Bornse Courant, 04-01-2001 | 7445/1 |
Het in het eerste lid gestelde verbod geld niet voor houtopstanden indien het betreft:
houtopstand die deel uitmaakt van als zodanig bij het Bosschap geregistreerde bosbouwondernemingen en niet gelegen is binnen een bebouwde kom tenzij de houtopstanden zelfstandige eenheid vormt en, ofwel geen grotere oppervlakte beslaat dan 10 are, ofwel in geval van rijbeplanting, gerekend over het totale aantal rijen, niet meer bomen omvat dan 20.
Wanneer de staatssecretaris van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij (of namens deze de teammanager van LASER) aan het bestuursorgaan een afschrift heeft toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, beschouwt het bestuurorgaan het afschrift mede als een vergunningsaanvraag.
Het bestuursorgaan kan de vergunning weigeren of onder voorschriften verlenen in het belang van:
Indien houtopstand zonder de vereiste vergunning is geveld of op andere wijze is tenietgegaan kan het bestuursorgaan aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit ander hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen en binnen een door hem te bepalen termijn.
Indien houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze verordening van toepassing is, in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bestuursorgaan de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hem te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn maatregelen te nemen waardoor de bedreiging wordt weggenomen.
De vergunning wordt pas van kracht met ingang van de dag waarop de bezwaartermijn afloopt. Daarnaast geldt dat indien gedurende de bezwaartermijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, de vergunning niet van kracht wordt voordat op dat verzoek is beslist.
De vergunning vervalt, indien daarvan niet binnen een jaar na bekendmaking volledig gebruik is gemaakt.
Indien de vergunning wordt verleend, wordt deze beslissing direct bekend gemaakt in een lokaal dag- of nieuwsblad.
Onverminderd het bepaalde in artikel 7 mag op percelen welke geheel of gedeeltelijk, in verband met ondergrondse- en/of bovengrondse bouwactiviteiten als bouwplaatsen dienen te worden ingericht en waar voor de aanwezige houtopstand(en) een kapvergunning is afgegeven, niet eerder met vellen van de betreffende houtopstand(-en) worden begonnen dan nadat de bouw- en/of aanlegvergunning voor deze werken is (zijn) verleend en deze onherroepelijk is (zijn) geworden.
Met de opsporing van de in deze verordening strafbaar gestelde feiten zijn behalve de ambtenaren, genoemd in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast de daartoe door het bestuursorgaan aangewezen ambtenaar.
Vastgesteld door de gemeenteraad in zijn vergadering van 21 december 2000.
De secretaris, De voorzitter
Toelichting op de kapverordening 2000
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
De verordening kan ook van toepassing zijn op één enkele boom. Vandaar het gebruik van het begrip houtopstand in het enkelvoud. Buiten twijfel is gesteld dat ook een houtwal als houtopstand wordt aangemerkt. In het algemeen vallen onder houtwal alle lintvormige begroeiingen van enige uitgestrektheid, bestaande uit bomen en/of struiken.
Een dode boom is in juridische zin soms geen boom. De bepalingen in dit hoofdstuk zijn echter in beginsel ook van toepassing op dode bomen. Een dode boom kan namelijk van grote natuurwetenschappelijke waarde zijn.
De bebouwde kom/kommen van de gemeente als bedoeld in artikel 1 van de Boswet wordt/worden bij afzonderlijk besluit door de raad vastgesteld.
Onder deze omschrijving kan ook het verplanten van grote bomen worden bedoeld. De omschrijving heeft alleen betrekking op de actieve handeling en niet op het nalaten ervan. Het gaat te ver om ook een dergelijk ‘stilzitten’ onder het actieve begrip ‘vellen’ te brengen.
Dit artikel geeft de werkingssfeer van deze verordening aan.
Opgenomen is de uitzondering van het kapverbod voor bomen met een stamomtrek van minder dan 60 centimeter, gemeten op 1.30 meter hoogte boven het maaiveld. Wij gaan er daarbij van uit dat vooral van een grote boom kan worden gezegd dat deze visuele waarde heeft of waarde uit een oogpunt van milieubeheer. Aanvragen voor kapvergunningen voor bomen met een geringere stamomtrek blijken in de praktijk nagenoeg nooit tot weigering te leiden.
Men gaat er vanuit dat bomen in het buitengebied met een geringe stamomtrek eerder beeldbepalend zijn dan dergelijke bomen in de bebouwde kom. Daarom vallen alle bomen in het buitengebied onder de kapverordening.
Er is een aantal gevallen waarin de bepaling van lid a niet geldt:
- Indien een boom voorkomt op de lijst van monumentale bomen van de Bomenstichting.
Deze lijst is als bijlage bij deze verordening gevoegd.
- Indien een boom is geplant in het kader van een herplantverplichting.
In deze gevallen is dus altijd een kapvergunning vereist.
Er is een aantal uitzonderingen op de vergunningplicht opgenomen. De uitzonderingen vloeien voort uit artikel 15, tweede en derde lid, van de Boswet. Ingevolge de bedoeling van de Boswet is geen kapvergunning nodig voor houtopstanden, die om commerciële redenen worden gehouden.
Vruchtbomen is daarbij gewijzigd in fruitbomen, als een nadere invulling van het afbakenend begrip vruchtbomen van artikel 1 lid 4 onder e van de Boswet. Zoals de VNG-toelichting aangeeft, is hier ook bedoeld fruitbomen en het uitzonderen van bomen van commerciële fruittelers. Bijna iedere boom is immers letterlijk een vrucht(dragende) boom.
Met deze aanpassing is bedoeld een einde te maken aan de jurisprudentie, waarin de rechter soms alle vruchtbomen vogelvrij verklaarde, dan wel bijvoorbeeld notenbomen als vruchtbomen in de zin van dit artikel beschouwde.
Het vierde lid van artikel 2 betreft het geval dat bomen moeten worden geveld ter bestrijding van ziekte dan wel krachtens (andere) bepalingen van de Algemene Plaatselijke Verordening, bijvoorbeeld in verband met de verkeersveiligheid.
Op 5 oktober 1999 is over het vierde lid, onder b reeds een besluit genomen door het college van burgemeester en wethouders. Het besluit is conform het gestelde in de verordening.
In dit artikel wordt bepaald dat een aanvraag alleen kan worden ingediend door een zakelijk gerechtigde. Een huurder of partner kan een aanvraag indienen, indien hij daartoe gemachtigd is door de eigenaar.
Een situatieschets, op te stellen door de aanvrager, blijkt in de praktijk nodig aangezien men anders een tweede maal de kapvergunning voor een andere houtopstand zou kunnen gebruiken.
Het tweede lid stelt dat de wettelijk voorgeschreven kennisgeving mede wordt beschouwd als een vergunningsaanvraag. Deze efficiënte werkwijze is mogelijk geworden, doordat de teammanager van LASER van de bevestiging van de ontvangst van de kennisgeving een afschrift zendt aan het desbetreffende college van burgemeester en wethouders. Aangezien dit afschrift alle gegevens bevat, die burgemeester en wethouders voor de beoordeling van de aanvraag nodig hebben, is een belangrijke vereenvoudiging verkregen die voor de belanghebbende boseigenaar vele van de bezwaren van het onderworpen zijn aan tweeërlei gezag wegneemt.
Over de afweging van belang is inmiddels uitgebreide jurispudentie ontstaan, die in het algemeen positief uitwerkt voor het behoud van bomen. Onder meer blijkt dat bomen niet zonder meer moeten wijken voor economische belangen, zoals het beter bewerkbaar zijn van akkers of het voorkomen van water- en voedselonttrekking of schaduwwerking. Niet alleen de visuele eigenschappen, maar ook andere kwaliteiten van een houtopstand kunnen aanleiding geven tot het weigeren van een kapvergunning.
Cultuurhistorische waarden zijn apart opgenomen, omdat een kleine of reguliere boom op een bepaalde plaats het behouden waard kan zijn vanwege de historische betekenis. Bij waarden voor recreatie en leefbaarheid kan men bijv. denken aan bomen, die algemeen gewaardeerd worden om hun schaduw of aan klimbomen voor de jeugd.
Overigens is niet bedoeld enige rangorde in de weigeringsgronden aan te brengen.
Artikel 5 Bijzondere vergunningvoorschriften
Ook zonder uitdrukkelijke bepaling kan, blijkens jurisprudentie, een herplantplicht worden opgelegd en kunnen daarbij aanwijzingen worden gegeven of een termijn worden gesteld. Gezien het feit dat dit voorschrift ingrijpend kan zijn, is het toch wenselijk ter zake een uitdrukkelijke bepaling op te nemen.
Deze herplantplicht heeft een andere strekking dan de herplantplicht krachtens artikel 3 van de Boswet. Daar is zij gericht op het behoud van het bosareaal (vandaar dat herplanten elders mogelijk is). Bij de gemeente geschiedt een eventuele herbeplanting om redenen van behoud van natuur- of landschapswaarden, stads- en dorpsschoon of leefbaarheid, en zal zij vaak zoveel mogelijk ter plaatse moeten gebeuren.
Het derde lid is toegevoegd vanuit natuurbeschermingsoogpunt voor bijzondere flora en fauna in en rond een houtopstand.
Artikel 6 Herplant/instandhoudingsplicht
In het eerste lid is vermeld “of op andere wijze is tenietgegaan”. Het college van burgemeester en wethouders kan nu ook een verplichting tot herbeplanting opleggen, indien houtopstand is teniet gegaan door verwaarlozing of door een calamiteit. Oplegging herplantplicht is ook mogelijk indien houtopstand teniet is gegaan ingevolge ziekte of door veiling op grond van andere bepalingen, bijvoorbeeld verkeersveiligheid.
Artikel 7 Moment van inwerkingtreding
Met dit artikel wordt vermeden dat een boom al feitelijk is gekapt voordat derden kennis van de kapvergunning hebben kunnen nemen en er nog bezwaren kunnen worden ingediend.
Artikel 8 Vervaltermijn vergunning
De termijn van een jaar achten wij duidelijker, ook met het oog op de handhaving, dan de huidige bepaling die uitgaat van een fasegewijze opbouw van een half jaar naar een jaar.
Het is bedoeld om misbruik van oude kapvergunningen tegen te gaan. Bomen groeien immers verder en zowel de groter gegroeide boom als veranderingen in de omgeving kunnen een andere beoordeling tot gevolg hebben.
Teneinde mogelijke belanghebbende in de gelegenheid te stellen tijdig bezwaar aan te tekenen tegen de verlening van een kapvergunning, is in artikel 9 een publicatieplicht voor alle vergunningen(zowel vergunningen gericht aan particulieren als vergunningen aan de gemeente) opgenomen. Tegen de weigering van een kapvergunning staat voor de gebruiker en de eigenaar, die het aangaat, de bezwaar- en beroepsprocedure open volgens de Algemene wet bestuusrecht.
Artiekel 10 Verhouding tussen kap- en bouw- of aanlegvergunning
Naar aanleiding van vele praktijkproblemen in de afstemming tussen deze verschillende vergunning regimes is dit artikel ontworpen.
Met het opnemen van deze afstemmingsplicht moet worden voorkomen dat er reeds bomen zijn gekapt zonder dar er uitvoering wordt gegeven aan een bouw- c.q. aanlegvergunning.
In dit artikel is niet alleen strafbaar het zonder vergunning vellen van houtopstand, maar in dit artikel is ook strafbaar het niet voldoen aan een herplant- of instandhoudingsverplichting. Bij deze wijziging is aansluiting gezocht bij de Boswet, die het niet voldoen aan de herplantplicht binnen de gestelde termijn aanmerkt als een economisch delict (artikel 18 Boswet).