Organisatie | Haaksbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Toeslagenverordening Wet investeren in jongeren (4.24) |
Citeertitel | Toeslagenverordening WIJ |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-09-2011 | Art. 3, lid 2, art. 4 en art. 5a en Toelichting art. 3, lid 2 en art. 4 | 07-09-2011 Rond Haaksbergen, 15-09-2011 | |||
01-10-2009 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 16-12-2009 Haaksberger Koerier, 23-12-2009 | Onbekend | |
01-10-2009 | 15-09-2011 | nieuwe regeling | 16-12-2009 Haaksberger Koerier, 23-12-2009 | Onbekend |
Onderwerp: Toeslagenverordening Wet investeren in jongeren (WIJ)
Deze verordening geeft aan voor welke categorieën jongeren van 21 tot 27 jaar de norm wordt verhoogd of verlaagd en op grond van welke criteria dat gebeurt
De gemeenteraad van Haaksbergen;
voorstel van het college van: 17 november 2009
wettelijke basis: bepalingen van Wet investeren in jongeren (artikelen 12 en 35), de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht
De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor jongeren van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien de gehuwden beiden 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn.
De verlaging als bedoeld in artikel 32 van de wet is 18% indien de jongere geen woonlasten heeft of een woning wordt bewoond waaraan voor de jongere geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn.
Indien voor een belanghebbende de combinatie van een toeslag op grond van artikel 3 en één of meer verlagingen op grond van de artikelen 4, 5 of 6 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 25% van de gehuwdennorm.
Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Deze verordening wordt aangehaald als: Toeslagenverordening WIJ.
Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 16 december 2009
mr. G. Raaben drs. K.B. Loohuis
(De Eerste wijziging van de Toeslagenverordening WIJ is vastgesteld in de raadsvergadering van 7 september 2011 en inwerkinggetreden op 15 september 2011)
Toelichting op de Toeslagenverordening WIJ
De Toeslagenverordening heeft een categoriaal karakter, dat wil zeggen dat voor een aantal categorieën uitkeringsgerechtigden de hoogte van de toeslag dan wel verlaging van de norm of de toeslag in de verordening is beschreven. Het is daarbij niet nodig c.q. mogelijk om alle mogelijke situaties uitputtend te beschrijven. In niet geregelde gevallen is het college immers bevoegd én verplicht om de inkomensvoorziening bij wijze van individualisering afwijkend vast te stellen (artikel 35, vierde lid, van de wet).
Berekening toepasselijke uitkering
In de WIJ is evenmin als in de WWB voorgeschreven, dat in gevallen waarin zowel de toeslag als de norm verlaagd kunnen worden, de verlaging met voorrang op de toeslag dient plaats te vinden. Het bij voorrang toepassen van de verlaging op de toeslag blijft ook in de WIJ de aangewezen volgorde. In de praktijk leidt dit overigens alleen bij de combinatie verlaging wegens woonsituatie en leeftijdsverlaging (een andere verlaging is niet mogelijk in combinatie met de leeftijdsverlaging) tot verschillende uitkomsten. Bovenstaande in acht nemend kan de hoogte van de normuitkering voor jongeren als volgt worden berekend:
Leidt de uitkomst tot een lager bedrag aan inkomensvoorziening dan geldt artikel 7 van de Toeslagenverordening WIJ, waarin staat dat het bedrag van de verlaging niet meer mag bedragen dan 25% van de gehuwdennorm.
Evenals in de Toeslagenverordening WWB is het begrip ‘gehuwdennorm’ omschreven, omdat het uitkeringsgebouw in de wet, inclusief toeslagen en verlagingen, voor 21- tot 27-jarigen daaraan is gerelateerd. Volstaan is met een verwijzing naar artikel 28, tweede lid, onder e, van de wet. De daar genoemde gehuwdennorm is gelijk aan de gehuwdennorm genoemd in artikel 21, onder a, WWB.
De toeslagen en verlagingen gelden alleen voor jongeren tussen 21 en 27 jaar. Wanneer er sprake is van gehuwden dan dienen beide tussen de 21 en 27 jaar te zijn, wil er sprake zijn van het toepassen van een verlaging.
Op grond van artikel 35, tweede lid, onder a, van de wet is de gemeenteraad verplicht om te bepalen dat de toeslag 20 procent van de gehuwdennorm bedraagt voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft (onverminderd de mogelijkheid tot verlaging van norm of toeslag op andere gronden)
Ingeval in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en stookkosten). Daarom is een toeslag niet noodzakelijk.
Artikel 4 Verlagen van de norm gehuwden
Artikel 4 vormt het spiegelbeeld van artikel 3. Waar de norm voor een alleenstaande (ouder) wordt verhoogd met 10% als een woning gedeeld wordt met een ander, is dit ook gerealiseerd voor gehuwde jongeren in dezelfde situatie. De jongeren kunnen in dat geval namelijk ook kosten delen met een ander en daarom is een verlaging op zijn plaats. Bij de gehuwde jongeren die met twee of meer anderen van 18 jaar of ouder hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben, wordt de norm met 20% verlaagd.
Artikel 5 Verlaging norm of toeslag woonsituatie
Als aan een woning geen woonkosten verbonden zijn, is sprake van lagere bestaanskosten dan in andere gevallen. Artikel 32 van de wet opent om die reden de mogelijkheid om de norm of de toeslag te verlagen.
Artikel 6 Verlaging norm of toeslag schoolverlaters
De schoolverlatersverlaging van artikel 33 van de wet is blijkens de toelichting op dat artikel bedoeld om de schoolverlater gedurende het eerste half jaar niet in een veel betere financiële positie te brengen als toen hij nog aangewezen was op studiefinanciering of een tegemoetkoming krachtens de WTOS. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt naar een (voormalig) uit- of thuiswonende student. Opmerking verdient nog dat bij gehuwden die beiden schoolverlater zijn, de verlaging niet verdubbeld wordt. Deze blijft dan 10%. Wel wordt de periode waarover de verlaging wordt toegepast verlengd, als beide partners na elkaar schoolverlater worden.
Als de schoolverlater voor beëindiging van de studie studiefinanciering WSF2000 ontving naar de norm van uitwonende student, dan moet de inkomensvoorziening minimaal op die norm worden vastgesteld.
De verschillende verlagingen in de Toeslagenverordening WIJ zien op verschillende omstandigheden bij de jongere en kunnen elk afzonderlijk als redelijk worden aangemerkt. Zonder dit artikel zou dat echter kunnen betekenen, dat het college de inkomensvoorziening vanwege deze samenloop dermate laag zou moeten vaststellen, dat er feitelijk geen sprake meer zou zijn van een toereikende uitkering. In voorkomende gevallen zou het college op grond van artikel 35, vierde lid, van de wet de inkomensvoorziening hoger moeten vaststellen. Daarom is er voor gekozen om al in de Toeslagenverordening WIJ een maximale verlaging vast te stellen.