Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Haaksbergen

Toeslagenverordening Wet investeren in jongeren (4.24)

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Haaksbergen
Officiële naam regelingToeslagenverordening Wet investeren in jongeren (4.24)
CiteertitelToeslagenverordening WIJ
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet investeren in jongeren, art. 12
  2. Wet investeren in jongeren, art. 35
  3. Gemeentewet
  4. Algemene wet bestuursrecht

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-10-200915-09-2011nieuwe regeling

16-12-2009

Haaksberger Koerier, 23-12-2009

Onbekend
01-10-200901-01-2012nieuwe regeling

16-12-2009

Haaksberger Koerier, 23-12-2009

Onbekend
15-09-2011Art. 3, lid 2, art. 4 en art. 5a en Toelichting art. 3, lid 2 en art. 4

07-09-2011

Rond Haaksbergen, 15-09-2011

Tekst van de regeling

Onderwerp: Toeslagenverordening Wet investeren in jongeren (WIJ)

Samenvatting

Deze verordening geeft aan voor welke categorieën jongeren van 21 tot 27 jaar de norm wordt verhoogd of verlaagd en op grond van welke criteria dat gebeurt

De gemeenteraad van Haaksbergen;

voorstel van het college van: 17 november 2009

wettelijke basis: bepalingen van Wet investeren in jongeren (artikelen 12 en 35), de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht

besluit:

vast te stellen de

Toeslagenverordening Wet investeren in jongeren

Begripsomschrijvingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    de wet: de Wet investeren in jongeren;

  • b.

    gehuwdennorm: de norm bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel d, van de wet;

  • c.

    schoolverlater: de jongere als bedoeld in artikel 33 van de wet.

Bereik

Artikel 2

De bepalingen van deze verordening gelden alleen voor jongeren van 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening alleen indien de gehuwden beiden 21 jaar of ouder doch jonger dan 27 jaar zijn.

Verhogen van de norm (toeslagen)

Artikel 3

  • 1.

    De toeslag bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande of alleenstaande ouder, die als jongere wordt aangemerkt, wanneer niemand anders in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft.

  • 2.

    De toeslag bedoeld in artikel 30, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de jongere die met één of meer anderen van 18 jaar of ouder zijn hoofdverblijf in dezelfde woning heeft.

Verlagen van de norm gehuwden

Artikel 4

De verlaging bedoeld in artikel 31 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die met één of meer anderen van 18 jaar of ouder hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben;

Verlaging norm of toeslag woonsituatie

Artikel 5

De verlaging als bedoeld in artikel 32 van de wet is 18% indien de jongere geen woonlasten heeft of een woning wordt bewoond waaraan voor de jongere geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn.

Verlaging norm of toeslag schoolverlaters

Artikel 6

  • 1.

    De verlaging als bedoeld in artikel 33 van de wet bedraagt voor de alleenstaande schoolverlater 20 procent van de gehuwdennorm.

  • 2.

    De verlaging als bedoeld in artikel 33 van de wet bedraagt voor de alleenstaande ouder, die als schoolverlater is aan te merken, 10 procent van de gehuwdennorm.

  • 3.

    De verlaging als bedoeld in artikel 33 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm wanneer één van de jongeren of beide jongeren aan te merken is of zijn als schoolverlater.

  • 4.

    De verlaging van de norm en/of toeslag bedoeld in het eerste lid vindt plaats tot uiterlijk zes maanden na het tijdstip van beëindiging van de opleiding.

Anticumulatie

Artikel 7

Indien voor een belanghebbende de combinatie van een toeslag op grond van artikel 3 en één of meer verlagingen op grond van de artikelen 4, 5 of 6 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 25% van de gehuwdennorm.

Hardheidsclausule

Artikel 8

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Nadere regels

Artikel 9

Het college kan ten behoeve van de uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Inwerkingtreding

Artikel 10

Deze verordening treedt met terugwerkende kracht tot 1 oktober in werking.

Citeertitel

Artikel 11

Deze verordening wordt aangehaald als: Toeslagenverordening WIJ.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van 16 december 2009

mr. G. Raaben drs. K.B. Loohuis

griffier voorzitter

  • Toelichting op de Toeslagenverordening WIJ

    Algemeen

    De Toeslagenverordening heeft een categoriaal karakter, dat wil zeggen dat voor een aantal categorieën uitkeringsgerechtigden de hoogte van de toeslag dan wel verlaging van de norm of de toeslag in de verordening is beschreven. Het is daarbij niet nodig c.q. mogelijk om alle mogelijke situaties uitputtend te beschrijven. In niet geregelde gevallen is het college immers bevoegd én verplicht om de inkomensvoorziening bij wijze van individualisering afwijkend vast te stellen (artikel 35, vierde lid, van de wet).

    Berekening toepasselijke uitkering

    In de WIJ is evenmin als in de WWB voorgeschreven, dat in gevallen waarin zowel de toeslag als de norm verlaagd kunnen worden, de verlaging met voorrang op de toeslag dient plaats te vinden. Het bij voorrang toepassen van de verlaging op de toeslag blijft ook in de WIJ de aangewezen volgorde. In de praktijk leidt dit overigens alleen bij de combinatie verlaging wegens woonsituatie en leeftijdsverlaging (een andere verlaging is niet mogelijk in combinatie met de leeftijdsverlaging) tot verschillende uitkomsten. Bovenstaande in acht nemend kan de hoogte van de normuitkering voor jongeren als volgt worden berekend:

    • 1.

      Norm;

    • 2a.

      Optellen toeslag (alleen bij alleenstaanden en alleenstaande ouders)

    OF

    • 2b.

      Korten met verlaging wegens het delen van een woning met anderen (alleen bij gehuwden)

    • 3.

      Korten met verlaging wegens woonsituatie;

    • 4a.

      Korten met verlaging schoolverlater

    Leidt de uitkomst tot een lager bedrag aan inkomensvoorziening dan geldt artikel 7 van de Toeslagenverordening WIJ, waarin staat dat het bedrag van de verlaging niet meer mag bedragen dan 25% van de gehuwdennorm.

    ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

    Artikel 1 Begripsbepalingen

    Evenals in de Toeslagenverordening WWB is het begrip ‘gehuwdennorm’ omschreven, omdat het uitkeringsgebouw in de wet, inclusief toeslagen en verlagingen, voor 21- tot 27-jarigen daaraan is gerelateerd. Volstaan is met een verwijzing naar artikel 28, tweede lid, onder e, van de wet. De daar genoemde gehuwdennorm is gelijk aan de gehuwdennorm genoemd in artikel 21, onder a, WWB.

    Artikel 2 Bereik

    De toeslagen en verlagingen gelden alleen voor jongeren tussen 21 en 27 jaar. Wanneer er sprake is van gehuwden dan dienen beide tussen de 21 en 27 jaar te zijn, wil er sprake zijn van het toepassen van een verlaging.

    Artikel 3 Toeslagen

    Eerste lid

    Op grond van artikel 35, tweede lid, onder a, van de wet is de gemeenteraad verplicht om te bepalen dat de toeslag 20 procent van de gehuwdennorm bedraagt voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft (onverminderd de mogelijkheid tot verlaging van norm of toeslag op andere gronden).

    Tweede lid

    Ingeval in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en stookkosten). Zolang er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding moet er echter van worden uitgegaan dat niet alle kosten gedeeld kunnen worden. Een toeslag blijft op zijn plaats, zij het dat dit dan een lagere toeslag is.

    Artikel 4 Verlagen van de norm gehuwden

    Artikel 4 vormt het spiegelbeeld van artikel 3. Waar de norm voor een alleenstaande (ouder) wordt verhoogd met 10% als een woning gedeeld wordt met een ander, is dit ook gerealiseerd voor gehuwde jongeren in dezelfde situatie. De jongeren kunnen in dat geval namelijk ook kosten delen met een ander en daarom is een verlaging op zijn plaats.

    Artikel 5 Verlaging norm of toeslag woonsituatie

    Als aan een woning geen woonkosten verbonden zijn, is sprake van lagere bestaanskosten dan in andere gevallen. Artikel 32 van de wet opent om die reden de mogelijkheid om de norm of de toeslag te verlagen.

    Artikel 6 Verlaging norm of toeslag schoolverlaters

    De schoolverlatersverlaging van artikel 33 van de wet is blijkens de toelichting op dat artikel bedoeld om de schoolverlater gedurende het eerste half jaar niet in een veel betere financiële positie te brengen als toen hij nog aangewezen was op studiefinanciering of een tegemoetkoming krachtens de WTOS. Er wordt daarbij geen onderscheid gemaakt naar een (voormalig) uit- of thuiswonende student. Opmerking verdient nog dat bij gehuwden die beiden schoolverlater zijn, de verlaging niet verdubbeld wordt. Deze blijft dan 10%. Wel wordt de periode waarover de verlaging wordt toegepast verlengd, als beide partners na elkaar schoolverlater worden.

    Als de schoolverlater voor beëindiging van de studie studiefinanciering WSF2000 ontving naar de norm van uitwonende student, dan moet de inkomensvoorziening minimaal op die norm worden vastgesteld.

    Artikel 7 Anticumulatie

    De verschillende verlagingen in de Toeslagenverordening WIJ zien op verschillende omstandigheden bij de jongere en kunnen elk afzonderlijk als redelijk worden aangemerkt. Zonder dit artikel zou dat echter kunnen betekenen, dat het college de inkomensvoorziening vanwege deze samenloop dermate laag zou moeten vaststellen, dat er feitelijk geen sprake meer zou zijn van een toereikende uitkering. In voorkomende gevallen zou het college op grond van artikel 35, vierde lid, van de wet de inkomensvoorziening hoger moeten vaststellen. Daarom is er voor gekozen om al in de Toeslagenverordening WIJ een maximale verlaging vast te stellen.