Organisatie | Leudal |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Handhavingsprotocol Kwaliteit Kinderopvang Gemeenten Noord- en Midden-Limburg |
Citeertitel | Handhavingsprotocol Kwaliteit Kinderopvang Gemeenten Noord- en Midden-Limburg |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | Bijlage 2 Bijlage 3 |
Geen
Algemene wet bestuursrecht, art. 4:81
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
04-12-2008 | Nieuwe regeling | 18-11-2008 Streekbode 3 december 2008 | Onbekend |
Op grond van de Wet Kinderopvang is het college verantwoordelijk voor toezicht en handhaving op de kwaliteit van gastouderbureaus en kindercentra. Het college moet er voor zorgen dat de wet en regelgeving op het terrein van de kinderopvang worden nageleefd. Om te voorkomen dat er voor elke overtreding een intensief sanctioneringstraject moet worden gestart en om alle betrokkenen duidelijkheid te verstrekken op welke wijze wordt gehandhaafd bij overtredingen, is dit handhavingsbeleid opgesteld.
In de wet is bepaald dat de GGD de kwaliteitsbewaking uitvoert. Deze taak heeft de minister nader uitgewerkt in de beleidsregels werkwijze toezichthouder kinderopvang. Het College heeft medewerkers van de GGD als toezichthouder aangewezen. Deze aanwijzing geeft de toezichthouder op grond van artikel 5.2 van de Awb bepaalde bevoegdheden, waaronder het betreden van kindercentra en gastouderbureaus met of zonder toestemming, het vorderen van inlichtingen en het vorderen van inzage in zakelijke gegevens en bescheiden.
De toezichthouder van de GGD controleert bij melding, daarna jaarlijks en incidenteel of de kindercentra en gastouderbureaus voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen. Deze steltr een inspectierapport op. Zie bijlage 1 voor de procedure inspecties toezichthouders. Als het kindercentrum niet of in onvoldoende mate voldoet aan de wettelijke kwaliteitseisen moet het College overgaan tot handhaving.
Het College is verantwoordelijk voor het toezicht op de kwaliteit van de kindercentra en gastouderbureaus. Wanneer de GGD een overtreding constateert, moet het college ervoor zorgen dat de kwaliteitseisen weer nageleefd worden.
De gemeenten in Noord- en Midden-Limburg hanteren het afwegingsmodel handhaving kinderopvang, zie bijlage 2, bij het uitvoeren van de handhavingacties die nodig zijn als een houder van een kindercentrum of een gastouderbureau niet voldoet aan een of meer kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang. In het model zijn de algemene geldende regels opgenomen die de gemeenten hanteren bij het overtreden van de kwaliteitseisen.
Het gemeentelijke handhavingtraject begint direct na ontvangst van het inspectierapport van de GGD. In het rapport is het ‘Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectiedomein’ de basis voor het afwegen van de te ondernemen handhavingactie. In dit overzicht beschrijft de toezichthouder per domein de context van de voorwaarden waar de houder niet aan voldoet. De individuele gemeente kan de aangegeven verzwarende of verzachtende omstandigheden, de inspanning van de houder etc. mee laten wegen bij het beoordelen van de te nemen handhavingactie.
De gemeente kan in bijzondere gevallen, voordat de eerste juridische stap van aanwijzing wordt gezet, overwegen eerst een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het handhavingtraject.
De eerste (juridische) stap is in vrijwel alle gevallen een aanwijzing. Als de GGD een bevel heeft gegeven, dan kan dit worden beschouwd als fase 1 en kan de gemeente onmiddellijk over gaan tot het opleggen van andere sancties, zonder nog eerst een aanwijzing te hoeven geven, dus gelijk naar fase 2. De GGD geeft alleen een bevel in spoedeisende situaties en is dus niet van belang bij lage of gemiddelde prioritering.
De zwaarte van de prioritering komt tot uiting in de hersteltermijn van de aanwijzing. Deze hersteltermijn wordt aangegeven in een bandbreedte. Na een hersteltermijn moet opnieuw worden gecontroleerd, hiervoor worden afspraken gemaakt met de GGD.
In bijlage 3 worden de sancties en procedures nader toegelicht.
Houders van kindercentra en gastouderbureaus die zich niet bij de gemeente hebben gemeld voor registratie plegen in principe in economisch delict in de zin van de wet Economische delicten. Het actief strafrechtelijk opsporen van niet-gemelde kinderopvang hoort niet tot de taak van de toezichthouder. Krijgt de gemeente echter een signaal dat in haar gemeente kinderopvang of gastouderopvang plaatsvindt zonder dat de houder in het register is opgenomen, dan geeft de gemeente de GGD opdracht een zogenaamde voorselectie te doen. De GGD zal dan onderzoeken of er sprake is van kinderopvang of gastouderopvang in de zin van artikel 1, eerste lid van de Wet Kinderopvang. weigert de houder mee te werken aan het onderzoek, en bestaat een vermoeden dat opvang in de zin van de Wet Kinderopvang plaatsvindt, kan aangifte gedaan worden bij de politie.