Organisatie | IJsselstein |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Re-integratie Wet werk en bijstand 2012 |
Citeertitel | Verordening Re-integratie Wet werk en bijstand 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Re-integratiebeleid WWB |
Geen
Gemeentewet, art. 147, lid 1, art. 149
Beleidsregels re-integratie WWB
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
10-05-2012 | 01-01-2012 | 24-12-2015 | Onbekend | 29-03-2012 Zenderstreeknieuws, 09-05-2012 | 2012/05525 |
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij wordt beoordeeld of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van de belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op arbeidsinschakeling.
Artikel 4 Verplichtingen maatregelen en terugvordering
Indien een uitkeringsgerechtigde die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan het gestelde in het tweede lid, kan het college de uitkering verlagen conform hetgeen hierover is bepaald in de Maatregelenverordening Wet werk en bijstand, de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ en aanvullende regelgeving vanuit het rijk.
Het college biedt belanghebbenden die naar het oordeel van het college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid of ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan.
Artikel 9 Premie en scholing participatieplaats
Het college verstrekt aan de uitkeringsgerechtigde, telkens nadat hij gedurende zes maanden op grond van artikel 10a van de wet additionele werkzaamheden heeft verricht, een premie indien hij naar het oordeel van het college in die zes maanden voldoende heeft meegewerkt aan het vergroten van zijn kans op inschakeling in het arbeidsproces.
Het college betrekt bij deze beoordeling in ieder geval:
Artikel 10 Uitvoering door derden
Het college kan in verband met de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling afspraken maken met derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven.
Op grond van de WWB, IOAW en IOAZ (WWB e.a.) heeft het college van burgemeester en wethouders de opdracht om de re-integratie van uitkeringsgerechtigden, nuggers en Anw-ers vorm te geven. De WWB e.a. draagt aan de gemeenteraad op om een verordening vast te stellen, waarin het beleid van de gemeente ten aanzien van de re-integratietaak is neergelegd. Tevens is hierin de aanspraak van burgers op ondersteuning bij re-integratie geregeld. De basis voor de verordening is neergelegd in artikel 8, eerste lid onder a, e en f, artikel 8 tweede lid en artikel 10 eerste en tweede lid, respectievelijk artikel 35 en 36 van IOAW en IOAZ.
De voorzieningen zijn, met uitzondering van financiële aanspraken, niet in de verordening opgenomen, maar uitgewerkt in beleidsregels. Dit maakt een slagvaardige uitvoeringspraktijk mogelijk en voorkomt dat de verordening bij elk nieuw ontwikkeld instrument moet worden aangepast.
In dit artikel worden definities gegeven van begrippen die in de verordening voorkomen en waarvan het van belang is dat er telkens hetzelfde onder wordt verstaan. In een aantal gevallen wordt verwezen naar definities is de wet om ervoor te zorgen dat daarmee zoveel mogelijk aansluiting blijft.
In vorige versies van de verordening was in de definities een beschrijving opgenomen van gemeentelijke doelgroepen. Deze is echter in de nieuwe verordening niet meer opgenomen. Voor zover de gemeente uitgaat van doelgroepen, is dit uitgewerkt in nadere regels.
De WWB e.a. geeft aan het college de verantwoordelijkheid voor het bieden van ondersteuning. Het eerste lid is analoog aan de wet vormgegeven. Hoewel belanghebbenden aanspraak kunnen maken op ondersteuning, is er geen afdwingbaar recht op ondersteuning zoals de belanghebbende dat wellicht het liefst zou zien.
Het tweede lid is de vertaling van de opdracht dat de gemeente evenwichtige aandacht aan de diverse doelgroepen moet besteden, en rekening moet houden met de combinatie arbeid en zorg. In een beleidsplan of -nota, maar met name in de uitvoering, komt vervolgens tot uiting hoe dit uitgewerkt wordt. Daarbij speelt ook een rol dat de middelen beperkt zijn.
Het derde lid geeft het college de specifieke opdracht een zodanig aanbod van voorzieningen te realiseren, dat zoveel mogelijk personen ondersteund kunnen worden. Dit is met name van belang omdat de gemeente de aanspraak op een voorziening niet kan weigeren als slechts het budget ontoereikend is: er dient altijd een alternatief voorhanden te zijn.
In het vierde en vijfde lid wordt gedoeld op personen met een uitkering van het UWV (Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen). Als verwacht wordt dat personen vanuit de WW of WAO in de bijstand komen, kan het logisch zijn dergelijke personen, die tot de re-integratieverantwoordelijkheid van het UWV behoren, een aanbod te doen.
Het verrichten van onbeloonde maatschappelijk nuttige werkzaamheden kan, als het college dit noodzakelijk acht, onderdeel uit maken van het aanbod als bedoeld in artikel 2, tweede lid.
Artikel 3 Aanspraak op ondersteuning
De WWB e.a. stelt niet zo expliciet dat de aanspraak op ondersteuning en voorzieningen in de verordening geregeld moet worden, immers het is ook al in de WWB e.a. zelf geregeld. Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie is ervoor gekozen een algemene bepaling over de aanspraak op te nemen (eerste lid).
In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak en de criteria die gehanteerd worden bij het aanbieden van voorzieningen. Daarbij wordt verwezen naar beleidsdocumenten waarin die criteria geformuleerd worden.
In het derde lid is, ter voorkoming van onduidelijkheid, weergegeven dat het college geen ondersteuning biedt aan personen waarvoor dit in de wet is uitgesloten. Dit geldt in ieder geval voor jongeren tot 27 jaar (of het gezin waarvan alle gezinsleden jongeren zijn dan 27 jaar) gedurende de eerste vier weken na hun melding bij UWV in verband met hun bijstandsaanvraag.
Met ingang van 1 juli 2012 zijn ook jongeren tot 27 jaar die door het Rijk bekostigd onderwijs kunnen volgen uitgesloten van ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.
Verder belet de wet het aanbieden van een participatieplaats aan jongeren tot 27 jaar.
Artikel 4 Verplichtingen belanghebbenden
Uit oogpunt van kenbaarheid en consistentie zijn in het eerste en tweede lid de verplichtingen conform de wet geformuleerd.
Het derde lid biedt de verbinding met de afstemming van de uitkering. Voor personen die een bijstandsuitkering op grond van de WWB ontvangen is dit de afstemmingsverordening. Voor personen met een uitkering ingevolge de IOAW en de IOAZ is de afstemming (maatregel) geregeld in de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2010.
Echter, nuggers en Anw-ers hebben geen uitkering van de gemeente. Het opleggen van een maatregel is dan ook niet mogelijk. Daarom is in het vierde lid de mogelijkheid opgenomen dat in die gevallen de gemeente (een deel van) de gemaakte kosten kan terugvorderen.
Artikel 5 Criteria ontheffing verplichtingen
De wet bepaalt in artikel 9 lid 2 dat ontheffing van één van bovengenoemde verplichtingen op grond van dringende redenen mogelijk is. Een ontheffing mag alleen:
Mensen met een WSW-indicatie zijn op grond van de wet (artikel 9 lid 5 WWB) al ontheven van de arbeidsverplichting. Een ontheffing door de gemeente is voor deze uitkeringsgerechtigden overbodig.
Ter beheersing van de uitgaven kan het college in beleidsregels een maximum (plafond) verbinden aan beschikbare middelen, of als afgeleide hiervan, aan het aantal personen dat voor een voorziening in aanmerking kan komen.
De ondersteuning is primair gericht op bemiddeling naar regulier werk. In gevallen waarin dit niet mogelijk is, kan ondersteuning door middel van een voorziening worden geboden.
Artikel 8 Inzet van voorzieningen
In de lijn van het systeem van deze verordening strekt dit artikel ertoe enkele zaken te regelen die te maken hebben met alle voorzieningen. Op grond van het eerste en tweede lid wordt alleen een voorziening verstrekt, die beschikbaar is, nodig is en niet duurder of uitgebreider dan nodig is.
Het derde lid geeft het college de bevoegdheid om aan een voorziening nadere verplichtingen te verbinden. Dit kunnen verplichtingen van diverse aard zijn. Zo kan bepaald worden dat een belanghebbende gedurende het traject op gezette tijden met de consulent de voortgang bespreekt.
Het vierde lid geeft aan dat het college een voorziening kan beëindigen en in welke gevallen het college dat kan doen.
Het college kan voor alle voorzieningen en subsidies aan werkgevers of belanghebbenden nadere regels te stellen.
Artikel 9 Premie en scholing participatieplaats
In artikel 10a van de Wet werk en bijstand is geregeld waaraan een participatieplaats moet voldoen. Het gaat hierbij om onbeloonde additionele werkzaamheden gedurende maximaal vier jaar. (Twee jaar met na twee jaar nog twee keer een verlenging van een jaar). In de verordening is, conform de wettelijke verplichting, geregeld dat het college een premie verstrekt, welke eenmaal per 6 maanden wordt beoordeeld. De hoogte van de premie is in nadere regels uitgewerkt.
De participatieplaats is door middel van een schakelbepaling in artikel 38a van de IOAW en IOAZ ook van toepassing van mensen met een uitkering IOAW of IOAZ. Voor deze personen kan ook de premie worden ingezet, alsmede scholing worden beoordeeld.
In artikel 9 lid 5 is voor de werknemer op een participatieplaats het recht op scholing geregeld, zolang belanghebbende niet beschikt over een startkwalificatie en zolang scholing bijdraagt aan vergroting van de kans op arbeidsinschakeling.
Artikel 10 Uitvoering door derden
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Hoofdregel is dat slechts een subsidie wordt verleend bij volledige uitstroom uit de bijstand. Deze dient enerzijds ter stimulering van werkaanvaarding, en bovendien ter bestrijding van de armoedeval. Daarnaast is sinds 2009 een deeltijdsubsidie mogelijk. Deze wordt ingezet in plaats van de gedeeltelijke vrijlating van inkomsten uit deeltijdwerk. Dit heeft enerzijds een financiële reden (de inkomstenvrijlating drukt op het Inkomensdeel, de deeltijdsubsidie op het Participatiebudget), anderzijds vanwege uitvoeringstechnische redenen.
Het is mogelijk om in een aantal gevallen een kostenvergoeding te verstrekken voor bijvoorbeeld reiskosten en andere kosten in verband met werk. In de verordening wordt één artikel opgenomen onder de noemer kostenvergoeding, waaronder verschillende soorten kostenvergoedingen vallen. In de beleidsregels wordt verder uitgewerkt in welke gevallen een kostenvergoeding zal worden verstrekt.
In bepaalde situaties moet een werkgever “over de streep worden getrokken” door middel van een subsidie. Ook bestaan er tegenwoordig meerdere (korte) opleidingen met baangarantie waarbij inzet van bijv. een loonkostensubsidie wordt gevraagd. Er zijn verschillende vormen van financiële prikkels denkbaar. Het is mogelijk een premie te verstrekken of een subsidie voor begeleidingskosten e.d. Een loonkostensubsidie wordt verstrekt omdat de werknemer in de eerste periode nog niet volledig productief is. Hierbij zijn allerlei varianten denkbaar. We stellen voor te kiezen voor een loonkostensubsidie, maar deze niet standaard beschikbaar te stellen aan alle werkgevers. Dit is veelal namelijk niet nodig. De mogelijkheid van een loonkostensubsidie wordt opgenomen in de re-integratieverordening. De duur is de verordening gemaximeerd tot een jaar. De hoogte van de subsidie zal enerzijds worden afgestemd op de productiviteit en mogelijkheden van de cliënt en anderzijds op de mogelijkheden en wensen van de werkgever. Dit wordt waar nodig verder uitgewerkt in beleidsregels.
Overigens zal er op gelet worden dat werkgevers niet opeenvolgend gebruik maken van bijv. proefplaatsing en loonkostensubsidie. Bovendien geldt als voorwaarde dat de werkgever bereid is om met de werknemer een arbeidsovereenkomst aan te gaan voor de minimale duur van een jaar.
Hiermee wordt meestal bedoeld dat de gemeente van werkgevers waar zaken mee worden gedaan eist dat zij een aantal bijstandscliënten in dienst neemt of op een stageplek plaatst. De raad heeft eerder gevraagd deze mogelijkheid te onderzoeken. Inmiddels is dit onderwerp opgenomen in de Nota aanbestedingsbeleid.
Artikel 14 Hardheidsclausule en onvoorziene omstandigheden
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.