Organisatie | Dongen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant |
Citeertitel | Gemeenschappelijke regeling GGD Hart voor Brabant |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
geen
Wet publieke gezondheid
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-10-2013 | 01-09-2013 | 04-02-2015 | Nieuwe regeling | 02-07-2013 Gemeentelijke informatiekrant, 03-10-2013 | Onbekend |
23-03-2012 | 04-02-2015 | Onbekend | 15-11-2011 Gemeentelijke informatiekrant, 15-03-2012 | Onbekend |
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Grave, Haaren, 's-Hertogenbosch, Heusden, Hilvarenbeek, Landerd, Loon op Zand, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oisterwijk, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Tilburg, Uden, Veghel, Vught en Waalwijk,
gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;
onder gelijktijdige intrekking van de geldende regeling vast te stellen de
In deze regeling wordt verstaan onder:
Brabant-Noord: het deel van het werkgebied, dat bestaat uit het gebied van de gemeenten Bernheze, Boekel, Boxmeer, Boxtel, Cuijk, Grave, Haaren, 's-Hertogenbosch, Heusden, Landerd, Maasdonk, Mill en Sint Hubert, Oss, Schijndel, Sint Anthonis, Sint-Michielsgestel, Sint-Oedenrode, Uden, Veghel en Vught;
Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, wordt in die artikelen in plaats van 'de gemeente', 'de raad', 'burgemeester en wethouders' en 'de burgemeester' respectievelijk gelezen: 'de GGD', 'het algemeen bestuur', 'het dagelijks bestuur' en 'de voorzitter'.
De GGD heeft tot doel een bijdrage te leveren aan de publieke gezondheidszorg.
Het college kan een door hem aangewezen lid ontslaan als dit zijn vertrouwen niet meer heeft, nadat dit lid zich heeft kunnen verantwoorden. De artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet zijn dan van overeenkomstige toepassing. Op dit besluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Het algemeen bestuur kan het dagelijks bestuur of een of meer leden daarvan ontslag verlenen als deze(n) het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit of bezitten, nadat hij of zij de gelegenheid heeft gekregen om zich te verantwoorden en verder met overeenkomstige toepassing van de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet. Op dit ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Voor de bevoegdheden van de bestuursorganen zijn van overeenkomstige toepassing de regels, in de ruimste zin, die bij of krachtens de Gemeentewet zijn gesteld voor de verdeling van de bevoegdheden van de gemeentebesturen over de gemeentelijke bestuursorganen, voor de uitoefening van die bevoegdheden en voor het toezicht daarop. Dit geldt niet voor zover daarvan bij of krachtens de wet of deze regeling is afgeweken.
Het dagelijks bestuur draagt de uitoefening van zijn bevoegdheden voor zover als mogelijk in mandaat op aan de directie. Een door het dagelijks bestuur vast te stellen organisatieverordening beschrijft de taken van de directie en de wijze waarop het dagelijks bestuur toeziet op de uitvoering daarvan.
Elk lid van het algemeen bestuur is verplicht de door een of meer leden van de raad van zijn gemeente gevraagde inlichtingen te verstrekken. Hij verstrekt de gevraagde inlichtingen zo spoedig mogelijk nadat hem daarom is gevraagd, dit in overeenstemming met het reglement van orde van de betreffende raad.
De leden van het dagelijks bestuur zijn gezamenlijk en ieder afzonderlijk verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur voor het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur en geven hierover alle door het algemeen bestuur verlangde inlichtingen, voor zover dit niet strijdig is met het openbaar belang en in ieder geval binnen zes weken.
Het dagelijks bestuur vergadert tenminste zesmaal per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste drie leden van het dagelijks bestuur dit schriftelijk verzoeken, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, in welk geval de vergadering binnen veertien dagen plaatsvindt.
Het dagelijks bestuur stelt de rechtspositieregeling voor zijn personeel vast en volgt daarbij het VNG-model van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst.
De behandeling van verzoekschriften zoals bedoeld in artikel 9:18, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht, vindt plaats door de ombudscommissie van de gemeente ’s-Hertogenbosch.
Het dagelijks bestuur stelt in een organisatieverordening regels vast over de inrichting van de ambtelijke organisatie, de op te dragen bevoegdheden en de medische verantwoordelijkheid.
De inwonersbijdragen, bedoeld in lid 2 van dit artikel, voor de activiteiten bedoeld onder artikel 4, lid 1 worden vastgesteld op basis van het aantal inwoners per 1 januari van het jaar voor het dienstjaar conform de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde bevolkingscijfers. De overige bijdragen van de gemeenten en van derden worden bepaald op grond van de tarieven zoals het algemeen bestuur die heeft vastgesteld.
Op een wijziging van de begroting zijn de bepalingen van dit artikel zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, voor zover die wijziging leidt tot een verhoging van de inwonersbijdragen voor de taken van artikel 4, lid 1. Andere begrotingswijzigingen kan het algemeen bestuur vaststellen zonder toepassing van de leden 5 en 6 van dit artikel.
Wijziging of opheffing van de regeling vindt plaats bij eensluidende besluiten van de colleges van tenminste twee derde van de gemeenten, die samen twee derde van het aantal inwoners van het werkgebied omvatten. Een voorstel daartoe kan worden gedaan door het algemeen bestuur of door de colleges van tenminste vijf gemeenten.
Deze regeling sluit zoveel mogelijk aan bij de bepalingen in de Wet gemeenschappelijke regelingen en/of de Gemeentewet. Hieronder volgt, waar nodig, een toelichting op de artikelen. Overal waar 'hij' of 'zijn' staat, zou ook 'zij' of 'haar' kunnen staan.
De Wet publieke gezondheid (artikel 14) verplicht gemeenten om een gezondheidsdienst in te stellen en in stand te houden voor de uitvoering van taken genoemd in die wet. Om deze verantwoordelijkheid optimaal te behartigen, hebben de genoemde gemeenten een gemeenschappelijke regeling ingesteld.
In de aanhef staan enkele uitgangspunten voor het bestuursmodel dat is vastgelegd in de regeling.
In deze regeling zijn de ontwikkelingen verwerkt vanaf 2008:
Het bestuursmodel van de GGD hangt nauw samen met de relatie tussen gemeenten en GGD en de werkwijze van de GGD. Centraal hierin staat dat de gemeenten verantwoordelijk zijn voor hun gezondheidsbeleid. De functies van de GGD - preventie en acute zorg - zijn bij uitstek overheidstaken, uit te voeren door de gemeentelijke gezondheidsdienst.
De gemeente formuleert zijn gezondheidsbeleid en stuurt de GGD vanuit dat kader aan. De GGD moet dan ook genoeg keuzevrijheid bieden en voldoende flexibel zijn om aan te sluiten op de lokale wensen. Maar hij moet ook bedrijfsmatig optimaal kunnen opereren om daarmee de risico's voor de gemeenten te minimaliseren.
De uitgangspunten bij de vormgeving van de bestuurlijke structuur zijn dan ook:
Van belang is dat de GGD een slagvaardige bedrijfsvoering kan voeren, die leidt tot het behalen van de door de gemeenten geformuleerde doelen. Daarbij kunnen de gemeenten inhoudelijke kaders stellen en op afstand toezicht houden op het beheer van de GGD.
Het algemeen bestuur richt zich vooral op de beleidskaders, de begroting en de rekening. Het dagelijks bestuur richt zich vooral op de toezicht op de directie.
Artikel 4 van deze regeling beschrijft het pakket van de GGD in globale termen. Hierdoor houdt het algemeen bestuur zijn expliciete bevoegdheid om zelf de omvang en de inhoud van dat pakket bij te stellen als hij dat nodig vindt. Het moment daarvoor is de jaarlijkse vaststelling van de begroting.
De Wet publieke gezondheid (hierna: Wpg) beschrijft de basistaken van de gemeenten. De uitvoering van het uniform pakket kan per gemeente verschillen: niet alle gemeenten of klanten zullen evenveel gebruik maken van dit uniforme aanbod. Soms is dit afhankelijk van incidenten (bijv. een infectieziekte of een crisis op een school), soms van de bevolking (bijvoorbeeld bij gezondheidsverschillen) of van het beroep dat men doet op de GGD (bijvoorbeeld het documentatiecentrum of de website). En natuurlijk is de klant niet verplicht om gebruik te maken van het GGD-aanbod (bijvoorbeeld bij gezondheidsonderzoeken of lespakketten).
Het begrip 'plustaak' is bewust niet gedefinieerd. Dit geeft het algemeen bestuur de mogelijkheid om producten uitdrukkelijk als plustaak te benoemen. Maar het is ook mogelijk om dit begrip een louter financiële betekenis te geven, bijvoorbeeld door als plustaak te benoemen elk product waarvoor betaald wordt buiten de inwonersbijdrage. Gemeenten en derden kunnen er op contractbasis voor kiezen deze taken bij de GGD af te nemen.
Hieronder volgen nog enkele relevante bepalingen uit de Wet publieke gezondheid.
Het college van burgemeester en wethouders draagt zorg voor de uitvoering van de algemene infectieziektebestrijding, waaronder in ieder geval behoort:
Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering van de GGD. Hij mandateert een deel van zijn bevoegdheden binnen nadere voorwaarden aan de directie en houdt daarop toezicht. Accountancy en controlling verzekeren de bestuurlijke positie.
De keuze voor een brede mandatering van de directie wordt vooral ingegeven door het feit dat bilaterale afspraken tussen GGD en gemeenten een belangrijke rol spelen bij de aansturing van de GGD. Voor de relatie tussen dagelijks bestuur en directie is er een organisatieverordening.
Op de mandaatverlening is de Algemene wet bestuursrecht van toepassing, die onder andere bepaalt dat de gemandateerde bevoegdheid wordt uitgeoefend namens het bestuursorgaan. De verantwoordelijkheid voor het in mandaat genomen besluit blijft dus bij het mandaterende orgaan, waarbij van elk besluit duidelijk moet zijn dat het namens het bestuursorgaan genomen is. De mandaatgever kan instructies geven voor de uitoefening van een verleend mandaat.
De vergaderfrequentie van het algemeen bestuur volgt de planning & controlcyclus van de GGD. Deze cyclus sluit aan bij de beleidscyclus van de gemeenten. Hierdoor kunnen gemeenten tijdig invloed uitoefenen op het beleid en de financiële kaders van de GGD en deze daarna meenemen in hun eigen beleid.
Aan de opstelling van de begroting gaat de voorjaarsnota vooraf. Hierin staan de hoofdlijnen van het beleid voor de komende jaren en de globale financiële gevolgen daarvan. Het algemeen bestuur bespreekt deze nota in april.
Gemeenten kunnen hierdoor tijdig invloed uitoefenen op de begroting, die het dagelijks bestuur opstelt nadat het algemeen bestuur de voorjaarsnota heeft vastgesteld.
Het algemeen bestuur stelt de begroting in juli vast (wettelijke termijn) en daarbij ook de (verplichte) inwonersbijdrage voor het basispakket.
De GGD volgt hierbij de indexsystematiek van de gemeente Tilburg. Jaarlijks voorspelt deze gemeente de loon- en prijsstijgingen en corrigeert dan ook voor de werkelijke ontwikkeling in het vorige jaar. Naast deze aanpassing voor nominale ontwikkelingen is er principe geen budgetaanpassing.
Daarnaast stelt het dagelijks bestuur in december een beheersbegroting vast, die de middeleninzet beschrijft van personeel, huisvesting en kapitaallasten.
De jaarrekening geeft een beredeneerd financieel verslag over het afgelopen jaar, inclusief accountantsverklaring. Het algemeen bestuur stelt deze vast in juli.