Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Leiden

Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2016-2017-2018

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLeiden
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingDeelverordening Amateurkunst Subsidies 2016-2017-2018
CiteertitelDeelverordening Amateurkunst Subsidies 2016-2017-2018
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

28-01-201601-01-201612-02-2020art. 2, 3, 4, 5, 6, 7, 10, 12, 13

17-12-2015

Gemeenteblad 2016, 9467

RV 15.0131
01-01-201301-01-2016Diverse artikelen gewijzigd

29-11-2012

Stadskrant, 7 december 2012

RV 12.0107
02-12-201131-12-2012Nieuwe regeling

01-12-2011

Stadsblad, 15 januari 2010

RV 11.0102
16-01-201001-01-201012-02-2020Nieuwe regeling

17-12-2009

Stadsblad, 15 januari 2010

RV 09.0151

Tekst van de regeling

Intitulé

Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2016-2017-2018

 

 

Inleiding

 

In de Deelverordening Amateurkunst Subsidies wordt de subsidieverstrekking ten behoeve van de amateurkunst in Leiden geregeld. De amateurkunst subsidie is bestemd voor het in stand houden van Leidse amateurkunstinstellingen en het bevorderen van activiteiten door bij die instellingen aangesloten amateurkunstenaars. De inhoud van de deelverordening is als volgt:

 

Hoofdstuk I, definities en algemene bepalingen

Artikel 1, begrippen

Artikel 2, toelating

Artikel 3, nadere bepalingen omtrent toelating en subsidiëring

Artikel 4, subsidiemogelijkheden van nog niet tot de deelverordening toegelaten instellingen

Artikel 5, subsidieplafond

 

Hoofdstuk II, instandhoudingssubsidie

Artikel 6, bepalingen omtrent aanvraag en toekenning

 

Hoofdstuk III, uitvoeringssubsidie

Artikel 7, bepalingen omtrent de aanvraag

Artikel 8, bepalingen omtrent de toekenning

Artikel 9, bepalingen omtrent de te verantwoorden inkomsten

Artikel 10, bepalingen omtrent de subsidiabele uitgaven

 

Hoofdstuk IV, overgangsbepalingen, aanvullende- en slotbepalingen

Artikel 11, aanvullende bepalingen

Artikel 12, overgangsbepalingen

Artikel 13, slotbepalingen

Hoofdstuk I Definities en algemene bepalingen

Artikel 1. Begrippen

Voor de toepassing van deze deelverordening wordt verstaan onder:

 

Amateurkunst:

het beoefenen van kunst in zijn verschillende uitingsvormen, in groepsverband en op niet professionele basis; dit impliceert dat de deelnemers uit hoofde van deze activiteit geen presentiegeld of andere vergoedingen anders dan een onkostenvergoeding op declaratiebasis ontvangen;

 

Werkgroep AmateurKunst (WAK):

de Leidse koepelorganisatie ten dienste van de sector amateurkunst;

 

Instelling:

een in Leiden gevestigde vereniging, stichting of groep personen die zich, blijkens de statuten en feitelijke werkzaamheden, de amateurkunst ten doel stelt;

 

Deelnemer:

aan een instelling op het gebied van de amateurkunst, verbonden natuurlijk persoon, die door een contributiebijdrage en door deelname aan activiteiten zich aan de instelling verbindt;

 

Kunstcategorieën:

de verschillende werkvormen van de amateurkunst;

 

Festival:

een openbaar toegankelijk cultureel evenement dat onder één noemer wordt gepresenteerd, waarbij diverse presentaties worden gegeven op diverse binnen- en/of buitenlocaties, die met elkaar zijn verbonden of op loopafstand van elkaar zijn gesitueerd;

 

Concours:

een wedstrijd op het gebied van amateurkunst waarbij deelnemers strijden om te laten zien of horen dat ze het beste zijn in hun discipline;

 

Instandhoudingssubsidie:

een per kunstcategorie vastgestelde algemene subsidie ter tegemoetkoming in de vaste lasten van een instelling;

 

Jeugdledensubsidie:

aanvullende instandhoudingssubsidie voor leden van instellingen, die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt;

 

Uitvoeringssubsidie:

subsidie in (een deel van) het nader gespecificeerde tekort van de door de instellingen gehouden openbare optredens;

 

Huurkostensubsidie:

aanvullende uitvoeringssubsidie voor optredens in de Pieterskerk, de Hooglandse Kerk, de Leidse Schouwburg of de Stadsgehoorzaal;

 

Aanmoedigingssubsidie:

een incidentele subsidie ter tegemoetkoming in de vaste lasten, dan wel in de kosten voor een uitvoering van een instelling die nog niet tot dedeelverordening is toegelaten;

 

Openbaar optreden:

een optreden op Leids grondgebied dat al dan niet tegen betaling voor iedereen toegankelijk is en dat als zodanig van te voren publiekelijk wordt aangekondigd;

 

Richtbedrag:

standaard subsidiebedrag waarop op grond van dreigende overschrijding van het subsidieplafond een korting kan worden toegepast;

 

Artikel 2. Toelating

  • 1.

    Bij de inwerkingtreding van deze deelverordening worden geacht tot de regelingen voor instandhoudings- en/of uitvoeringssubsidie als bedoeld in deze deelverordening te zijn toegelaten:

     

    A. ORKESTEN

    Frits Landesbergen Big Band, Leiden Sinfonietta, Klarinet-Ensemble Lignum, Toonkunst Orkest Leiden, Blokfluitensemble Praetorius, Stichting Leids Zigeunerorkest Csárdás.

     

    B. HARMONIE, BRASSBAND, (DRUM)FANFARES, SHOWKORPSEN EN TROMMELGROEPEN

    Show- en Marchingband Amigo Leiden, Con Fuoco, Muziekvereniging De Burcht, Franciscusband Leiden, Chr. Muziekvereniging Kunst en Genoegen, Leidse Harmonie Kapel, Muziekvereniging Nieuw Leven, Harmoniekapel Werkmans Wilskracht, Chr. Muziek- en Showband Concordia, Trommelgroep West-Nederland.

     

    C. KOREN

    Arnold Schönberg Kamerkoor, C.O.V. Con Amore, C.O.V. Ex Animo, Algemeen Kamerkoor Akkoord, Kamerkoor Capella Vocale, Eurokoor Nederland, Leids Kamerkoor, Leiden English Choir, Het Zingend Hart, Lingua Musica, Leids Projectkoor, Klein Leids Liederen Koor, Toonkunstkoor Leiden e.o., Het Viswijvenkoor, R.C.M. Vox Humana, William Byrd Vocaal Ensemble, Stichting Wereldkoor Leiden, Klein Gemengd Koor Vocalei, Zangkoor PUIC, Sing in Tune, Leids Cantate Consort, Zeemanskoor Rumor di Mare, Vogel Vocaal, de Leidse Koorprojecten.

     

    D. TONEELGEZELSCHAPPEN EN THEATERGROEPEN

    Theatergroep Paradox, Toneelgroep Imperium, Koninklijke Toneelvereniging Litteris Sacrum, Toneelvereniging Ploef, Toneelvereniging Tot Ieders Genoegen, De Toneelfabriek, Toneelvereniging Al Dente, Stichting Kindertheater Pats, Prikkels, Stichting Toch Theater, Cuculum.

     

    E. OPERETTE- EN MUSICALGEZELSCHAPPEN

    Crescendo Muziektheater, Musicalgezelschap Otis.

     

    F. VOLKSDANSVERENIGINGEN

    Volksdansgroep Oud Poelgeest.

     

    G. MAJORETTENVERENIGINGEN

     

    H. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN AUDIOVISUELE MEDIAKUNST

    Leidse Video en Smalfilm Liga, Leidse Amateurfotografen Vereniging.

     

    I. DIVERSE MUZIEKGROEPEN

    Stichting VTV-ZHN, Muziek- en Showgezelschap Sempre Avanti.

     

    J. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN LITERAIRE KUNST

  • 2.

    Voor de werkingsduur van deze deelverordening hebben de volgende, niet in lid 1 van dit artikel opgenomen, instellingen de mogelijkheid om bij Burgemeester en Wethouders van Leiden uitvoeringssubsidie aan te vragen: LSKO Collegium Musicum en Stichting de Leidse Korendag.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen, wanneer zich een instelling aanmeldt voor toelating tot de deelverordening, onverlet de werkingsduur van de deelverordening, gehoord het advies van de WAK, besluiten de aanvrager tot de deelverordening toe te laten. Hierbij gelden de volgende criteria. De instelling dient:

    • a.

      rechtspersoonlijkheid te bezitten en als zodanig ingeschreven te zijn bij de Kamer van Koophandel;

    • b.

      aangesloten te zijn bij de WAK;

    • c.

      een minimaal aantal deelnemers te hebben van:

      10 deelnemers voor toneelgezelschappen en theatergroepen;

      16 deelnemers voor koren;

      20 deelnemers voor harmoniekorpsen, brassbands en fanfares;

      10 deelnemers voor drumbands en trommelgroepen;

      15 deelnemers voor orkesten;

      7 deelnemers voor zigeunerorkesten;

      18 deelnemers voor operette- en musicalgezelschappen;

      25 deelnemers voor volksdansverenigingen;

      13 deelnemers voor majoretteverenigingen;

      10 deelnemers voor verenigingen op het gebied van audiovisuele mediakunst;

      10 deelnemers voor verenigingen op het gebied van literaire kunst;

      10 deelnemers voor popmuzikantenverenigingen;

    • d.

      haar oefenruimte binnen het grondgebied van de gemeente Leiden hebben;

    • e.

      tenminste één maal per jaar in Leiden op te treden, door middel van een voor de betreffende kunstcategorie voortvloeiende wijze van uitvoeren;

    • f.

      gedurende een periode van tenminste drie jaar door de uitvoering van activiteiten en het in stand houden van een organisatie haar bestaansrecht te hebben bewezen.

Artikel 3. Nadere bepalingen omtrent toelating en subsidiëring

  • 1.

    Niet voor subsidiëring in het kader van de deelverordening komen in aanmerking: kerkkoren, onder studentenorganisaties vallende instellingen en instellingen waarvan de financiële ondersteuning behoort tot de zorg van overheden (waaronder de gemeente Leiden), van de Universiteit Leiden en/of van het bedrijfsleven.

  • 2.

    De in de hoofdstukken II, III en IV genoemde kunstcategorieën en richtbedragen worden elke drie jaar geëvalueerd en, na overleg met de WAK, in al dan niet aangepaste vorm, opnieuw voor een periode van drie jaar vastgesteld.

  • 3.

    Op grond van de jaarlijkse subsidieaanvragen en de inhoudelijke en financiële verantwoording van de toegelaten instellingen zal jaarlijks worden beoordeeld of deze instellingen hebben voldaan c.q. voldoen aan de bepalingen van deze deelverordening. Deze beoordeling vindt plaats door de Afdeling Stedelijke Ontwikkeling, Team Economie, Cultuur, Wonen en Duurzaamheid en wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de WAK, vergezeld van een overzicht van verstrekte instandhoudings- en uitvoeringssubsidies.

  • 4.

    Wanneer de gemeente aanleiding ziet om op grond van het niet of onvoldoende nakomen van de bepalingen uit deze deelverordening de subsidie voor een bepaalde instelling te beëindigen of te verminderen, zal alvorens daartoe te besluiten, de WAK worden gehoord.

  • 5.

    Instellingen die gedurende het restant van de driejarige looptijd van de deelverordening ten minste twee achtereenvolgende jaren geen optredens, door middel van een voor de betreffende kunstcategorie voortvloeiende wijze van uitvoeren hebben verzorgd, worden uit de in artikel 2 genoemde toegelaten instellingen verwijderd.

  • 6.

    Instellingen die tot de deelverordening zijn toegelaten hebben recht op instandhoudingssubsidie (inclusief eventuele jeugdledensubsidie) en / of uitvoeringssubsidie (inclusief eventuele huurkostensubsidie) zoals omschreven in deze deelverordening.

Artikel 4. Subsidiemogelijkheden van nog niet tot de deelverordening toegelaten instellingen

  • 1.

    Aan een instelling die zich heeft aangemeld voor toelating tot de deelverordening, maar die nog niet voldoet aan voorwaarden van artikel 2, lid 3, onder e of f, kan door Burgemeester en Wethouders van Leiden, gehoord het advies van de WAK - binnen de in Hoofdstuk II opgenomen richtbedragen en subsidiebepalingen voor instandhoudingssubsidies - een aanmoedigingssubsidie worden verleend.

  • 2.

    Aan een niet tot de deelverordening toegelaten instelling die voor een eenmalige openbare activiteit een subsidie aanvraagt kan door Burgemeester en Wethouders van Leiden, gehoord het advies van de WAK - binnen de in hoofdstuk III opgenomen richtbedragen en subsidiebepalingen voor uitvoeringssubsidies - een aanmoedigingssubsidie in het tekort op de kosten van die activiteit worden verleend.

  • 3.

    Voor het toekennen van de in lid 1 en lid 2 genoemde subsidies dient een instelling te voldoen aan het gestelde in artikel 2, lid 3 onder a, b, c en d.

  • 4.

    Jeugd- en overige onderafdelingen van instellingen komen eerst dan voor een zelfstandige instandhoudingssubsidie in aanmerking als zij als zelfstandig rechtspersoon ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1.

    De in deze deelverordening genoemde bedragen zijn richtbedragen. Het totale maximale subsidiebudget voor de amateurkunst wordt jaarlijks door de Gemeenteraad vastgesteld.

  • 2.

    Voor zover de Gemeenteraad tot indexering van de gemeentelijk subsidies heeft besloten, zal het totaal beschikbare subsidiebudget ten behoeve van de uitvoering van deze deelverordening met het vastgestelde indexeringspercentage worden aangepast.

  • 3.

    Indien het totaal aan subsidiebedragen op basis van deze deelverordening meer bedraagt dan het in lid 1 bedoelde subsidieplafond zullen de beschikbaar te stellen subsidiebedragen in het betreffende jaar naar rato worden aangepast.

Hoofdstuk II Instandhoudingssubsidie

Artikel 6. Bepalingen omtrent aanvraag en toekenning

  • 1.

    De in hoofdstuk I genoemde instellingen dienen hun instandhoudingssubsidie elk jaar opnieuw aan te vragen. Daartoe wordt hen voor of uiterlijk op 1 januari door de Afdeling Stedelijke Ontwikkeling, Team Economie, Cultuur, Wonen en Duurzaamheid een aanvraagformulier toegezonden. Met dien verstande dat wanneer het bedoelde formulier om welke reden dan ook niet wordt ontvangen, de verenigingen desondanks gehouden zijn het formulier, verkrijgbaar bij de afdeling Stedelijke Ontwikkeling, Team Economie, Cultuur, Wonen en Duurzaamheid uiterlijk 1 maart van het betreffende jaar bij de genoemde afdeling in te leveren. Met het aanvraagformulier voor instandhoudingssubsidie en jeugdledensubsidie moet ook de ledenlijst van de instelling, met als peildatum 1 september van het daaraan voorafgaande jaar, worden meegezonden. De ledenlijst dient de NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) en de geboortedata te bevatten.

  • 2.

    De instandhoudingssubsidie wordt binnen 13 weken na de sluitingsdatum als genoemd in lid 1 van dit artikel aan de betreffende instelling verleend.

  • 3.

    Indien aan het gestelde in lid 1 van dit artikel zonder overleg met de Afdeling Stedelijke Ontwikkeling, Team Economie, Cultuur, Wonen en Duurzaamheid van de gemeente Leiden niet is voldaan, vervalt in het betreffende jaar het recht op instandhoudingssubsidie.

  • 4.

    De richtbedragen voor instandhoudingssubsidies voor de verschillende kunstcategorieën zijn als volgt:

     

    A. ORKESTEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 864,= voor reguliere volwassenenorkesten, met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 740,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 493,= met een ledenaantal van 50 of meer.

     

    Een jaarlijkse bijdrage van € 1.727,= voor jeugdorkesten, met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 1.480,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 987,= met een ledenaantal van 50 of meer.

     

    Voor projectorkesten een percentage van de genoemde instandhoudingssubsidie berekend naar rato van het aantal oefenweken per jaar, met een maximum van 32 weken per jaar.

     

    B. HARMONIE, BRASSBANDS, (DRUM)FANFARES, SHOWKORPSEN EN TROMMELGROEPEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 864,= bij een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 740,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 493,= met een ledenaantal van 50 of meer. De jaarlijkse bijdrage wordt vermeerderd met een bijdrage van € 14,= per lid.

    Onder lid wordt verstaan een spelend lid en/of een lid van de bij de muziekvereniging behorende majorettegroep.

     

    C. KOREN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor reguliere koren met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.

     

    Voor projectkoren een percentage van de genoemde instandhoudingssubsidie berekend naar rato van het aantal oefenweken per jaar, met een maximum van 32 weken per jaar.

     

    D. TONEELGEZELSCHAPPEN EN THEATERGROEPEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor toneelgezelschappen en theatergroepen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.

     

    E. OPERETTE- EN MUSICALGEZELSCHAPPEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 1.755,= voor operette- en musicalgezelschappen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 1.503,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 1.002,= met een ledenaantal van 50 of meer.

     

    F. VOLKSDANSVERENIGINGEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor volksdansverenigingen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.

     

    G. MAJORETTENVERENIGINGEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 303,= voor majorettenverenigingen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 259,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 173,= met een ledenaantal van 50 of meer.

    De jaarlijkse bijdrage wordt vermeerderd met een bijdrage van € 14,= per lid .

     

    H. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN AUDIOVISUELE MEDIAKUNST

    Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor verenigingen op het gebied van audiovisuele mediakunst met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.

     

    I. DIVERSE MUZIEKGROEPEN

    Een jaarlijkse bijdrage van € 956,= voor diverse muziekgroepen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 819,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 546,= met een ledenaantal van 50 of meer.

     

    J. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN LITERAIRE KUNST

    Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor verenigingen op het gebied van literaire kunst met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.

     

  • 5.

    Voor jeugdleden van instellingen wordt een aanvullende instandhoudingssubsidie beschikbaar gesteld van € 27,= per actief lid, per jaar. De jeugdledensubsidie dient te worden gebruikt voor extra activiteiten ten behoeve van de jeugdleden. Jeugdorkesten in categorie A kunnen geen gebruik maken van de aanvullende instandhoudingssubsidie.

Hoofdstuk III Uitvoeringssubsidie

Artikel 7. Bepalingen omtrent de aanvraag

  • 1.

    Gelijktijdig met het beschikbaar stellen van instandhoudingssubsidie zal jaarlijks een voorschot van 50% op het richtbedrag van de per werkvorm maximaal beschikbare uitvoeringssubsidie beschikbaar worden gesteld.

  • 2.

    De uitvoeringssubsidie bedraagt 80% van het tekort van de activiteit(en) waarvoor het wordt toegekend met een richtbedrag van maximaal € 1.700,= per kalenderjaar.

  • 3.

    Het tekort van de activiteit wordt gedefinieerd als het verschil tussen de aan de activiteit gerelateerde opbrengsten (zie artikel 9) en de subsidiabele uitgaven (zie artikel 10).

  • 4.

    Een instelling kan voor meer dan één activiteit, dan wel voor meer dan één project een uitvoeringssubsidie aanvragen, maar de totaal te ontvangen uitvoeringssubsidie is nooit meer dan de in deze verordening genoemde maximum richtbedragen voor uitvoeringsssubsidie.

  • 5.

    Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen in bijzondere, hieronder te noemen gevallen, het hiervoor genoemde maximum richtbedrag verhogen tot een richtbedrag van maximaal € 2.950,= per kalenderjaar.

    • a.

      voor uitvoeringen waarbij begeleiding door een orkest en/of beroepssolist(en) onontbeerlijk is;

    • b.

      in geval van uitvoeringen van toneelverenigingen en theatergroepen (als bedoeld in artikel 6, lid 4, onder d) en van operette- en musicalgezelschappen (als bedoeld in artikel 6, lid 4, onder e) waarbij voor de regie een als zodanig geregistreerde beroepsregisseur is aangetrokken;

    • c.

      in andere gevallen, afzonderlijk te beoordelen door Burgemeester en Wethouders van Leiden, gehoord hebbende de WAK.

  • 6.

    Bij gebruik van de Pieterskerk, de Hooglandse Kerk, de Leidse Schouwburg of de Stadsgehoorzaal door amateurverenigingen zullen de in lid 2, respectievelijk lid 5 van dit artikel genoemde richtbedragen, verhoogd worden met een richtbedrag van maximaal € 800,= op de dag(en) van de uivoering alsmede maximaal € 800,= op de dag van de generale repetitie (voor zover van toepassing) tot een totaalbedrag van maximaal € 2.400,= per kalenderjaar.

  • 7.

    Voor instellingen die aan een nationaal of internationaal concours dann wel nationaal of internationaal festival deelnemen zullen de in lid 2, respectievelijk lid 5 van dit artikel genoemde richtbedragen, verhoogd worden met een richtbedrag van maximaal € 550,= per kalenderjaar.

    Wanneer tijdens een dergelijk concours een eerder behaalde nationale of internationale titel moet worden verdedigd, bedraagt de te verlenen subsidie maximaal € 1.100,= per kalenderjaar.

    Deze bepaling is niet van toepassing op concours of festivals die reeds als zodanig door de gemeente worden gesubsidieerd, waaronder het Leids Amateurkunst Festival (LAF).

Artikel 8. Bepalingen omtrent de toekenning

  • 1.

    Instellingen dienen verantwoording af te leggen over de besteding van de uitvoeringssubsidie. Hiervoor moet een bij de Afdeling Stedelijke Ontwikkeling, Team Economie, Cultuur, Wonen en Duurzaameheid van de gemeente Leiden verkrijgbaar formulier worden ingevuld, dat uiterlijk 1 maart van het jaar volgend op het subsidiejaar bij de genoemde afdeling dient te zijn ingeleverd.

  • 2.

    De uitvoeringssubsidie wordt binnen 13 weken na de sluitingsdatum als genoemd in lid 1 van dit artikel, vastgesteld.

    Betaalbaarstelling vindt plaats met aftrek van het verleende voorschot of wordt verrekend met de dan beschikbaar te stellen instandhoudingssubsidie.

  • 3.

    Ook in die gevallen waarin de organisatie wegens het positief sluiten van de begroting geen beroep zal doen op gemeentelijke uitvoeringssubsidie, doch wel verplicht is jaarlijks een uitvoering in het openbaar op Leids grondgebied te verzorgen, dient in de jaaropgaaf verantwoording te worden afgelegd met betrekking tot de door de organisatie gerealiseerde uitvoering(en).

Artikel 9. Bepalingen omtrent de te verantwoorden inkomsten

  • 1.

    Op de jaaropgaafformulieren voor uitvoeringssubsidie zijn de categorieën inkomsten en uitgaven vermeld op basis waarvan Burgemeester en Wethouders van Leiden de hoogte van de uitvoeringssubsidie vaststellen.

  • 2.

    De op te nemen inkomsten zijn:

    • a.

      de inkomsten uit de verkoop van plaatsbewijzen, abonnementen, programmablade.d.;

    • b.

      donateurinkomsten, voor zover deze kunnen worden beschouwd als betaling van entreegeld voor optredens;

    • c.

      uitkoopsommen gedurende een periode tot één jaar na de première;

    • d.

      bijdragen die direct verband houdende met het optreden.

  • 3.

    Niet tot de inkomsten worden gerekend de opbrengsten van verlotingen, tombola’s, sponsorbijdragen en subsidies. Deze inkomsten dienen echter wel in de jaaropgaafformulieren te worden vermeld.

  • 4.

    Indien het totaalbedrag van de uitvoeringssubsidie en de overige hierboven genoemde inkomsten tezamen meer bedraagt dan de declarabele kosten, zal een deel van het bedrag aan overige inkomsten in mindering worden gebracht op de uitvoeringssubsidie. Dit naar rato van de hoogte van de door de gemeente, overige subsidieverstrekkers en sponsors beschikbaar gestelde bedragen.

Artikel 10. Bepalingen omtrent de subsidiabele uitgaven

  • 1.

    Subsidiabele uitgaven zijn de binnen redelijke grenzen te maken kosten voor:

    • a.

      zaalhuur (inclusief generale repetitie), plus extra's, zoals suppoosten, pianohuur, kaartverkoop;

    • b.

      zaalversiering;

    • c.

      medewerking van een begeleidend orkest en solisten (inclusief

      belasting en sociale premies), voor zover die medewerking gezien de aard van de uit te voeren werken noodzakelijk is, waarbij als maximum geldt een bedrag van € 1.280,= per persoon per jaar;

    • d.

      honorarium van de eigen dirigent op de dag van de uitvoering en de generale repetitie, waarbij als maximum geldt een bedrag van € 1.280,= in totaal per jaar;

    • e.

      programmablad, affiches, uitnodigingen;

    • f.

      (huur) decor, rekwisieten en kleding (echter niet de kleding voor de koren);

    • g.

      huur van audiovisuele apparatuur, aanschaf van beeld- en/of geluidsdragers en kosten verbonden met opname en montage;

    • h.

      (huur) bladmuziek, teksten, kosten arrangementen, mits speciaal voor het concert of de voorstelling waarvoor uitvoeringssubsidie is gevraagd, aangeschaft of gehuurd;

    • 1.

      verzekeringspremies;

    • j.

      vervoer van instrumenten, decors etc. en van vervoer van orkestleden bij koorbegeleiding;

    • k.

      een beroepsregisseur, voor zover die gezien de aard van de uit te voeren voorstelling noodzakelijk is, waarbij als maximum geldt een bedrag van € 1.280,=; in totaal per jaar;

    • l.

      grimeerkosten;

    • m.

      consumpties voor leden en medewerkers op de dag van de uitvoering en de generale repetitie;

    • n.

      Bumarechten en auteursrechten.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen andere op de uitvoering van de instellingen betrekking hebbende uitgaven subsidiabel verklaren, met dien verstande, dat in elk geval niet worden vergoed:

    • a.

      de afschrijving op uniformen, kleding en instrumenten die tot de vaste uitrusting van het gezelschap behoren;

    • b.

      de kosten van de feestelijkheden na afloop van de activiteit;

    • c.

      de consumpties van genodigden en bezoekers.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen in bijzondere gevallen kosten in het kader van de amateurkunst van niet in deze deelverordening genoemde instellingen, na overleg met de WAK, voor subsidie in aanmerking brengen.

Hoofdstuk IV Aanvullende- en slotbepalingen

Artikel 11. Aanvullende Bepalingen

  • 1.

    Indien blijkt dat bij twee of meer instellingen binnen een kunstcategorie voor een belangrijk deel dezelfde deelnemers zijn betrokken en de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd in hoge mate met elkaar overeenkomen, kunnen Burgemeester en Wethouders van Leiden bepalen, dat de betreffende instellingen gezamenlijk slechts éénmaal gebruik maken van de in de deelverordening genoemde subsidiemogelijkheden.

  • 2.

    Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen, indien achteraf blijkt dat een subsidie ten onrechte is verleend, het subsidiebesluit intrekken en het betreffende subsidiebedrag terugvorderen.

  • 3.

    Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen een of meer bepalingen van deze deelverordening, waarin voorwaarden en/of verplichtingen aan instellingen worden opgelegd, in incidentele gevallen, na overleg met de WAK, niet van toepassing verklaren. Indien Burgemeester en Wethouders van Leiden van deze bevoegdheid gebruik maken, doen zij hiervan gemotiveerd schriftelijk mededeling aan de betreffende instelling.

  • 4.

    Een instelling die voornemens is zich op te heffen en/of zijn activiteiten te beëindigen, dient Burgemeester en Wethouders van Leiden onmiddellijk van deze voornemens schriftelijk op de hoogte te stellen. Een dergelijke instelling wordt - in afwijking van hoofdstuk I - niet langer beschouwd als toegelaten tot de deelverordening.

  • 5.

    Wanneer zou blijken dat een instelling op grond van het niet of onvoldoende nakomen van de bepalingen in deze deelverordening niet in aanmerking komt voor een subsidie in het betreffende jaar, zal de instelling gedurende het restant van de driejarige looptijd van de deelverordening toch als een toegelaten instelling worden beschouwd, tenzij de WAK, gevraagd of ongevraagd, zou adviseren om de toelating tussentijds op te heffen.

    Burgemeester en Wethouders van Leiden behouden zich daarbij het recht voor niet gebruikte of ten onrechte gebruikte subsidiegelden terug te vorderen.

Artikel 12. Overgangsbepaling

Op subsidies voor uitvoeringen die in 2015 hebben plaatsgevonden en in 2016 worden uitgekeerd, zijn de bepalingen uit de Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2013-2014-2015 van toepassing.

Artikel 13. Slotbepalingen

  • 1.

    Deze deelverordening kan worden aangehaald als 'Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2016-2017-2018'.

  • 2.

    De deelverordening heeft een looptijd van drie jaar, van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2018.

  • 3.

    Het bepaalde in deze deelverordening is onder voorbehoud van tussentijdse wijzigingen voortvloeiende uit aanpassingen van de Algemene Subsidieverordening van de Gemeente Leiden, alsmede van de door de Gemeenteraad bij de begroting jaarlijks beschikbaar te stellen subsidiebedragen.

     

     

     

BIJLAGE

Artikelsgewijze toelichting

 

 

Artikel 5

Bij Raadsbesluit nr. 11.0134 is op 16 februari 2012 de Cultuurnota 2012-2018 vastgesteld.

Daarin is o.a. bepaald dat culturele uitingen meer zichtbaar dienen te zijn. Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen de amateurkunstinstellingen tenminste één maal per jaar in Leiden op te treden.

Bij de driejaarlijks herziening van de Deelverordening Amateurkunst Subsidies worden instellingen die - voor zover van toepassing - geen optredens verzorgen uit de lijst van toelating verwijderd.

Om ook tussentijds niet-optredende instellingen uit de lijst van toelating te kunnen verwijderen, is een bepaling toegevoegd die het mogelijk maakt een instelling die ten minste twee achtereenvolgende jaren geen optredens heeft verzorgd uit de lijst te verwijderen.

 

Artikel 10

Als gevolg van de bij de Kaderbrief 2016/2018 (Rv. 15.0068) vastgestelde bezuiniging op o.a. de amateurkunstsubsidies zijn de bedragen voor de instandhoudingssubsidie aangepast.

Ten aanzien van kleine instellingen (25 of minder leden) worden de bedragen uit de Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2013-2014-2015 voor instandhouding met 12 ½ % verlaagd. Ten aanzien van middelgrote instellingen (meer dan 25, maar minder dan 50 leden) worden de bedragen voor instandhouding met 25% verlaagd. Op instellingen met 50 of meer leden bedraagt de reductie op de instandhoudingssubsidie 50%.

 

Artikelen 11, 12 en 13

Gelet op de vastgestelde bezuiniging op de amateurkunstsubsidies, zijn de extra subsidies voor optredens van operette- en musicalgezelschappen t.b.v. senioren; voor de niet- nationale/internationale concoursen en festivals en voor jubileum activiteiten komen te vervallen.