Organisatie | Leiden |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2016-2017-2018 |
Citeertitel | Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2016-2017-2018 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-01-2016 | 01-01-2016 | 12-02-2020 | art. 2, 3, 4, 5, 6, 7, 10, 12, 13 | 17-12-2015 | RV 15.0131 |
01-01-2013 | 01-01-2016 | Diverse artikelen gewijzigd | 29-11-2012 Stadskrant, 7 december 2012 | RV 12.0107 | |
02-12-2011 | 31-12-2012 | Nieuwe regeling | 01-12-2011 Stadsblad, 15 januari 2010 | RV 11.0102 | |
16-01-2010 | 01-01-2010 | 12-02-2020 | Nieuwe regeling | 17-12-2009 Stadsblad, 15 januari 2010 | RV 09.0151 |
In de Deelverordening Amateurkunst Subsidies wordt de subsidieverstrekking ten behoeve van de amateurkunst in Leiden geregeld. De amateurkunst subsidie is bestemd voor het in stand houden van Leidse amateurkunstinstellingen en het bevorderen van activiteiten door bij die instellingen aangesloten amateurkunstenaars. De inhoud van de deelverordening is als volgt:
Hoofdstuk I, definities en algemene bepalingen
Artikel 3, nadere bepalingen omtrent toelating en subsidiëring
Artikel 4, subsidiemogelijkheden van nog niet tot de deelverordening toegelaten instellingen
Hoofdstuk II, instandhoudingssubsidie
Artikel 6, bepalingen omtrent aanvraag en toekenning
Hoofdstuk III, uitvoeringssubsidie
Artikel 7, bepalingen omtrent de aanvraag
Artikel 8, bepalingen omtrent de toekenning
Artikel 9, bepalingen omtrent de te verantwoorden inkomsten
Artikel 10, bepalingen omtrent de subsidiabele uitgaven
Hoofdstuk IV, overgangsbepalingen, aanvullende- en slotbepalingen
Artikel 11, aanvullende bepalingen
Hoofdstuk I Definities en algemene bepalingen
Voor de toepassing van deze deelverordening wordt verstaan onder:
het beoefenen van kunst in zijn verschillende uitingsvormen, in groepsverband en op niet professionele basis; dit impliceert dat de deelnemers uit hoofde van deze activiteit geen presentiegeld of andere vergoedingen anders dan een onkostenvergoeding op declaratiebasis ontvangen;
de Leidse koepelorganisatie ten dienste van de sector amateurkunst;
een in Leiden gevestigde vereniging, stichting of groep personen die zich, blijkens de statuten en feitelijke werkzaamheden, de amateurkunst ten doel stelt;
aan een instelling op het gebied van de amateurkunst, verbonden natuurlijk persoon, die door een contributiebijdrage en door deelname aan activiteiten zich aan de instelling verbindt;
de verschillende werkvormen van de amateurkunst;
een openbaar toegankelijk cultureel evenement dat onder één noemer wordt gepresenteerd, waarbij diverse presentaties worden gegeven op diverse binnen- en/of buitenlocaties, die met elkaar zijn verbonden of op loopafstand van elkaar zijn gesitueerd;
een wedstrijd op het gebied van amateurkunst waarbij deelnemers strijden om te laten zien of horen dat ze het beste zijn in hun discipline;
een per kunstcategorie vastgestelde algemene subsidie ter tegemoetkoming in de vaste lasten van een instelling;
aanvullende instandhoudingssubsidie voor leden van instellingen, die de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt;
subsidie in (een deel van) het nader gespecificeerde tekort van de door de instellingen gehouden openbare optredens;
aanvullende uitvoeringssubsidie voor optredens in de Pieterskerk, de Hooglandse Kerk, de Leidse Schouwburg of de Stadsgehoorzaal;
een incidentele subsidie ter tegemoetkoming in de vaste lasten, dan wel in de kosten voor een uitvoering van een instelling die nog niet tot dedeelverordening is toegelaten;
een optreden op Leids grondgebied dat al dan niet tegen betaling voor iedereen toegankelijk is en dat als zodanig van te voren publiekelijk wordt aangekondigd;
standaard subsidiebedrag waarop op grond van dreigende overschrijding van het subsidieplafond een korting kan worden toegepast;
Bij de inwerkingtreding van deze deelverordening worden geacht tot de regelingen voor instandhoudings- en/of uitvoeringssubsidie als bedoeld in deze deelverordening te zijn toegelaten:
Frits Landesbergen Big Band, Leiden Sinfonietta, Klarinet-Ensemble Lignum, Toonkunst Orkest Leiden, Blokfluitensemble Praetorius, Stichting Leids Zigeunerorkest Csárdás.
B. HARMONIE, BRASSBAND, (DRUM)FANFARES, SHOWKORPSEN EN TROMMELGROEPEN
Show- en Marchingband Amigo Leiden, Con Fuoco, Muziekvereniging De Burcht, Franciscusband Leiden, Chr. Muziekvereniging Kunst en Genoegen, Leidse Harmonie Kapel, Muziekvereniging Nieuw Leven, Harmoniekapel Werkmans Wilskracht, Chr. Muziek- en Showband Concordia, Trommelgroep West-Nederland.
Arnold Schönberg Kamerkoor, C.O.V. Con Amore, C.O.V. Ex Animo, Algemeen Kamerkoor Akkoord, Kamerkoor Capella Vocale, Eurokoor Nederland, Leids Kamerkoor, Leiden English Choir, Het Zingend Hart, Lingua Musica, Leids Projectkoor, Klein Leids Liederen Koor, Toonkunstkoor Leiden e.o., Het Viswijvenkoor, R.C.M. Vox Humana, William Byrd Vocaal Ensemble, Stichting Wereldkoor Leiden, Klein Gemengd Koor Vocalei, Zangkoor PUIC, Sing in Tune, Leids Cantate Consort, Zeemanskoor Rumor di Mare, Vogel Vocaal, de Leidse Koorprojecten.
D. TONEELGEZELSCHAPPEN EN THEATERGROEPEN
Theatergroep Paradox, Toneelgroep Imperium, Koninklijke Toneelvereniging Litteris Sacrum, Toneelvereniging Ploef, Toneelvereniging Tot Ieders Genoegen, De Toneelfabriek, Toneelvereniging Al Dente, Stichting Kindertheater Pats, Prikkels, Stichting Toch Theater, Cuculum.
E. OPERETTE- EN MUSICALGEZELSCHAPPEN
Crescendo Muziektheater, Musicalgezelschap Otis.
H. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN AUDIOVISUELE MEDIAKUNST
Leidse Video en Smalfilm Liga, Leidse Amateurfotografen Vereniging.
Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen, wanneer zich een instelling aanmeldt voor toelating tot de deelverordening, onverlet de werkingsduur van de deelverordening, gehoord het advies van de WAK, besluiten de aanvrager tot de deelverordening toe te laten. Hierbij gelden de volgende criteria. De instelling dient:
een minimaal aantal deelnemers te hebben van:
10 deelnemers voor toneelgezelschappen en theatergroepen;
20 deelnemers voor harmoniekorpsen, brassbands en fanfares;
10 deelnemers voor drumbands en trommelgroepen;
7 deelnemers voor zigeunerorkesten;
18 deelnemers voor operette- en musicalgezelschappen;
25 deelnemers voor volksdansverenigingen;
13 deelnemers voor majoretteverenigingen;
10 deelnemers voor verenigingen op het gebied van audiovisuele mediakunst;
10 deelnemers voor verenigingen op het gebied van literaire kunst;
Artikel 3. Nadere bepalingen omtrent toelating en subsidiëring
Niet voor subsidiëring in het kader van de deelverordening komen in aanmerking: kerkkoren, onder studentenorganisaties vallende instellingen en instellingen waarvan de financiële ondersteuning behoort tot de zorg van overheden (waaronder de gemeente Leiden), van de Universiteit Leiden en/of van het bedrijfsleven.
Op grond van de jaarlijkse subsidieaanvragen en de inhoudelijke en financiële verantwoording van de toegelaten instellingen zal jaarlijks worden beoordeeld of deze instellingen hebben voldaan c.q. voldoen aan de bepalingen van deze deelverordening. Deze beoordeling vindt plaats door de Afdeling Stedelijke Ontwikkeling, Team Economie, Cultuur, Wonen en Duurzaamheid en wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de WAK, vergezeld van een overzicht van verstrekte instandhoudings- en uitvoeringssubsidies.
Instellingen die gedurende het restant van de driejarige looptijd van de deelverordening ten minste twee achtereenvolgende jaren geen optredens, door middel van een voor de betreffende kunstcategorie voortvloeiende wijze van uitvoeren hebben verzorgd, worden uit de in artikel 2 genoemde toegelaten instellingen verwijderd.
Artikel 4. Subsidiemogelijkheden van nog niet tot de deelverordening toegelaten instellingen
Aan een instelling die zich heeft aangemeld voor toelating tot de deelverordening, maar die nog niet voldoet aan voorwaarden van artikel 2, lid 3, onder e of f, kan door Burgemeester en Wethouders van Leiden, gehoord het advies van de WAK - binnen de in Hoofdstuk II opgenomen richtbedragen en subsidiebepalingen voor instandhoudingssubsidies - een aanmoedigingssubsidie worden verleend.
Aan een niet tot de deelverordening toegelaten instelling die voor een eenmalige openbare activiteit een subsidie aanvraagt kan door Burgemeester en Wethouders van Leiden, gehoord het advies van de WAK - binnen de in hoofdstuk III opgenomen richtbedragen en subsidiebepalingen voor uitvoeringssubsidies - een aanmoedigingssubsidie in het tekort op de kosten van die activiteit worden verleend.
Hoofdstuk II Instandhoudingssubsidie
Artikel 6. Bepalingen omtrent aanvraag en toekenning
De in hoofdstuk I genoemde instellingen dienen hun instandhoudingssubsidie elk jaar opnieuw aan te vragen. Daartoe wordt hen voor of uiterlijk op 1 januari door de Afdeling Stedelijke Ontwikkeling, Team Economie, Cultuur, Wonen en Duurzaamheid een aanvraagformulier toegezonden. Met dien verstande dat wanneer het bedoelde formulier om welke reden dan ook niet wordt ontvangen, de verenigingen desondanks gehouden zijn het formulier, verkrijgbaar bij de afdeling Stedelijke Ontwikkeling, Team Economie, Cultuur, Wonen en Duurzaamheid uiterlijk 1 maart van het betreffende jaar bij de genoemde afdeling in te leveren. Met het aanvraagformulier voor instandhoudingssubsidie en jeugdledensubsidie moet ook de ledenlijst van de instelling, met als peildatum 1 september van het daaraan voorafgaande jaar, worden meegezonden. De ledenlijst dient de NAW-gegevens (naam, adres en woonplaats) en de geboortedata te bevatten.
De richtbedragen voor instandhoudingssubsidies voor de verschillende kunstcategorieën zijn als volgt:
Een jaarlijkse bijdrage van € 864,= voor reguliere volwassenenorkesten, met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 740,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 493,= met een ledenaantal van 50 of meer.
Een jaarlijkse bijdrage van € 1.727,= voor jeugdorkesten, met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 1.480,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 987,= met een ledenaantal van 50 of meer.
Voor projectorkesten een percentage van de genoemde instandhoudingssubsidie berekend naar rato van het aantal oefenweken per jaar, met een maximum van 32 weken per jaar.
B. HARMONIE, BRASSBANDS, (DRUM)FANFARES, SHOWKORPSEN EN TROMMELGROEPEN
Een jaarlijkse bijdrage van € 864,= bij een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 740,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 493,= met een ledenaantal van 50 of meer. De jaarlijkse bijdrage wordt vermeerderd met een bijdrage van € 14,= per lid.
Onder lid wordt verstaan een spelend lid en/of een lid van de bij de muziekvereniging behorende majorettegroep.
Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor reguliere koren met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.
Voor projectkoren een percentage van de genoemde instandhoudingssubsidie berekend naar rato van het aantal oefenweken per jaar, met een maximum van 32 weken per jaar.
D. TONEELGEZELSCHAPPEN EN THEATERGROEPEN
Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor toneelgezelschappen en theatergroepen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.
E. OPERETTE- EN MUSICALGEZELSCHAPPEN
Een jaarlijkse bijdrage van € 1.755,= voor operette- en musicalgezelschappen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 1.503,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 1.002,= met een ledenaantal van 50 of meer.
Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor volksdansverenigingen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.
Een jaarlijkse bijdrage van € 303,= voor majorettenverenigingen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 259,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 173,= met een ledenaantal van 50 of meer.
De jaarlijkse bijdrage wordt vermeerderd met een bijdrage van € 14,= per lid .
H. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN AUDIOVISUELE MEDIAKUNST
Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor verenigingen op het gebied van audiovisuele mediakunst met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.
Een jaarlijkse bijdrage van € 956,= voor diverse muziekgroepen met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 819,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 546,= met een ledenaantal van 50 of meer.
J. VERENIGINGEN OP HET GEBIED VAN LITERAIRE KUNST
Een jaarlijkse bijdrage van € 770,= voor verenigingen op het gebied van literaire kunst met een ledenaantal van 25 of minder; dan wel € 660,= met een ledenaantal van meer dan 25, maar minder dan 50; dan wel € 440,= met een ledenaantal van 50 of meer.
Voor jeugdleden van instellingen wordt een aanvullende instandhoudingssubsidie beschikbaar gesteld van € 27,= per actief lid, per jaar. De jeugdledensubsidie dient te worden gebruikt voor extra activiteiten ten behoeve van de jeugdleden. Jeugdorkesten in categorie A kunnen geen gebruik maken van de aanvullende instandhoudingssubsidie.
Hoofdstuk III Uitvoeringssubsidie
Artikel 7. Bepalingen omtrent de aanvraag
Bij gebruik van de Pieterskerk, de Hooglandse Kerk, de Leidse Schouwburg of de Stadsgehoorzaal door amateurverenigingen zullen de in lid 2, respectievelijk lid 5 van dit artikel genoemde richtbedragen, verhoogd worden met een richtbedrag van maximaal € 800,= op de dag(en) van de uivoering alsmede maximaal € 800,= op de dag van de generale repetitie (voor zover van toepassing) tot een totaalbedrag van maximaal € 2.400,= per kalenderjaar.
Voor instellingen die aan een nationaal of internationaal concours dann wel nationaal of internationaal festival deelnemen zullen de in lid 2, respectievelijk lid 5 van dit artikel genoemde richtbedragen, verhoogd worden met een richtbedrag van maximaal € 550,= per kalenderjaar.
Wanneer tijdens een dergelijk concours een eerder behaalde nationale of internationale titel moet worden verdedigd, bedraagt de te verlenen subsidie maximaal € 1.100,= per kalenderjaar.
Deze bepaling is niet van toepassing op concours of festivals die reeds als zodanig door de gemeente worden gesubsidieerd, waaronder het Leids Amateurkunst Festival (LAF).
Artikel 8. Bepalingen omtrent de toekenning
Instellingen dienen verantwoording af te leggen over de besteding van de uitvoeringssubsidie. Hiervoor moet een bij de Afdeling Stedelijke Ontwikkeling, Team Economie, Cultuur, Wonen en Duurzaameheid van de gemeente Leiden verkrijgbaar formulier worden ingevuld, dat uiterlijk 1 maart van het jaar volgend op het subsidiejaar bij de genoemde afdeling dient te zijn ingeleverd.
Ook in die gevallen waarin de organisatie wegens het positief sluiten van de begroting geen beroep zal doen op gemeentelijke uitvoeringssubsidie, doch wel verplicht is jaarlijks een uitvoering in het openbaar op Leids grondgebied te verzorgen, dient in de jaaropgaaf verantwoording te worden afgelegd met betrekking tot de door de organisatie gerealiseerde uitvoering(en).
Artikel 9. Bepalingen omtrent de te verantwoorden inkomsten
Indien het totaalbedrag van de uitvoeringssubsidie en de overige hierboven genoemde inkomsten tezamen meer bedraagt dan de declarabele kosten, zal een deel van het bedrag aan overige inkomsten in mindering worden gebracht op de uitvoeringssubsidie. Dit naar rato van de hoogte van de door de gemeente, overige subsidieverstrekkers en sponsors beschikbaar gestelde bedragen.
Artikel 10. Bepalingen omtrent de subsidiabele uitgaven
Hoofdstuk IV Aanvullende- en slotbepalingen
Artikel 11. Aanvullende Bepalingen
Indien blijkt dat bij twee of meer instellingen binnen een kunstcategorie voor een belangrijk deel dezelfde deelnemers zijn betrokken en de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd in hoge mate met elkaar overeenkomen, kunnen Burgemeester en Wethouders van Leiden bepalen, dat de betreffende instellingen gezamenlijk slechts éénmaal gebruik maken van de in de deelverordening genoemde subsidiemogelijkheden.
Burgemeester en Wethouders van Leiden kunnen een of meer bepalingen van deze deelverordening, waarin voorwaarden en/of verplichtingen aan instellingen worden opgelegd, in incidentele gevallen, na overleg met de WAK, niet van toepassing verklaren. Indien Burgemeester en Wethouders van Leiden van deze bevoegdheid gebruik maken, doen zij hiervan gemotiveerd schriftelijk mededeling aan de betreffende instelling.
Een instelling die voornemens is zich op te heffen en/of zijn activiteiten te beëindigen, dient Burgemeester en Wethouders van Leiden onmiddellijk van deze voornemens schriftelijk op de hoogte te stellen. Een dergelijke instelling wordt - in afwijking van hoofdstuk I - niet langer beschouwd als toegelaten tot de deelverordening.
Wanneer zou blijken dat een instelling op grond van het niet of onvoldoende nakomen van de bepalingen in deze deelverordening niet in aanmerking komt voor een subsidie in het betreffende jaar, zal de instelling gedurende het restant van de driejarige looptijd van de deelverordening toch als een toegelaten instelling worden beschouwd, tenzij de WAK, gevraagd of ongevraagd, zou adviseren om de toelating tussentijds op te heffen.
Burgemeester en Wethouders van Leiden behouden zich daarbij het recht voor niet gebruikte of ten onrechte gebruikte subsidiegelden terug te vorderen.
Op subsidies voor uitvoeringen die in 2015 hebben plaatsgevonden en in 2016 worden uitgekeerd, zijn de bepalingen uit de Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2013-2014-2015 van toepassing.
Bij Raadsbesluit nr. 11.0134 is op 16 februari 2012 de Cultuurnota 2012-2018 vastgesteld.
Daarin is o.a. bepaald dat culturele uitingen meer zichtbaar dienen te zijn. Om voor subsidie in aanmerking te komen dienen de amateurkunstinstellingen tenminste één maal per jaar in Leiden op te treden.
Bij de driejaarlijks herziening van de Deelverordening Amateurkunst Subsidies worden instellingen die - voor zover van toepassing - geen optredens verzorgen uit de lijst van toelating verwijderd.
Om ook tussentijds niet-optredende instellingen uit de lijst van toelating te kunnen verwijderen, is een bepaling toegevoegd die het mogelijk maakt een instelling die ten minste twee achtereenvolgende jaren geen optredens heeft verzorgd uit de lijst te verwijderen.
Als gevolg van de bij de Kaderbrief 2016/2018 (Rv. 15.0068) vastgestelde bezuiniging op o.a. de amateurkunstsubsidies zijn de bedragen voor de instandhoudingssubsidie aangepast.
Ten aanzien van kleine instellingen (25 of minder leden) worden de bedragen uit de Deelverordening Amateurkunst Subsidies 2013-2014-2015 voor instandhouding met 12 ½ % verlaagd. Ten aanzien van middelgrote instellingen (meer dan 25, maar minder dan 50 leden) worden de bedragen voor instandhouding met 25% verlaagd. Op instellingen met 50 of meer leden bedraagt de reductie op de instandhoudingssubsidie 50%.
Gelet op de vastgestelde bezuiniging op de amateurkunstsubsidies, zijn de extra subsidies voor optredens van operette- en musicalgezelschappen t.b.v. senioren; voor de niet- nationale/internationale concoursen en festivals en voor jubileum activiteiten komen te vervallen.