Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels voor de toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b Opiumwet (de wet Damocles) |
Citeertitel | Beleidsregels voor de toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b Opiumwet |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Opiumwet, art. 13b
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-05-2012 | 19-07-2012 | nieuwe regeling | 27-04-2012 Gemeenteblad, 03-05-2012 | 2012/022 |
artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordtverkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
er met de wijziging van de Aanwijzing Opiumwet per 1 januari 2012 sprake is van een substantiële wijziging in het landelijke gedoogbeleid, hetgeen aanleiding vormt voor de opstelling van nieuwe beleidsregels: beleidsregels voor de toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b Opiumwet (de wet Damocles);
de navolgende criteria gelden bij de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop wordt opgetreden:
B: een besloten club: dit houdt in dat uitsluitend toegang kan worden verleend en verkocht mag worden aan leden van de coffeeshop, waarbij bepaald is dat de coffeeshop in één kalenderjaar maximaal tweeduizend lidmaatschappen mag uitgeven en dit documenteert in de vorm van een controleerbare ledenlijst. Een coffeeshop heeft maximaal 2000 leden. Het lidmaatschap is beperkt tot één coffeeshop;
G: geen verkoop van grote hoeveelheden per transactie: dat wil zeggen hoeveelheden groter dan geschikt voor eigen gebruikt (= 5 gram).
- voor de motivering van deze beleidswijziging verwezen zij naar de toelichting bij de Aanwijzing Opiumwet en de daarin genoemde brieven van de Minister van Veiligheid en Justitie (kamerstukken 24 077 nrs. 259 en 267);
Gelet op artikel 13b van de Opiumwet
onder intrekking van het “Handhavingsarrangement coffeeshops en niet-gedoogde softdrugsverkooppunten Waalwijk”
vast te stellen de “Beleidregels voor de toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b Opiumwet”,
Er zal bestuursrechtelijk handhavend worden opgetreden indien een coffeeshop zich niet houdt aan de landelijk door het Openbaar Ministerie vastgestelde BI-AHOJG-criteria, zoals hierna aangegeven. Ook bij de aanwezigheid van alcohol in coffeeshops of harddrugs of softdrugs in lokalen, niet zijnde een coffeeshop, wordt bestuursrechtelijk handhavend opgetreden.
a. Indien sprake is van het overtreden van het Besloten club criterium (B) wordt de inrichting gesloten voor drie maanden.
Met ingang van 1 januari 2013 mag per coffeeshop het aantal lidmaatschappen per kalenderjaar niet meer bedragen dan 2000. Een aangegaan lidmaatschap duurt minimaal één jaar, waarbinnen geen tussentijdse opzegging mogelijk is. De ledenlijst is controleerbaar en bevat de naam, postcode, woonplaats en geboortedatum van een lid, evenals de aanvangsdatum en vervaldatum van het lidmaatschap. Uit de in de coffeeshop aanwezige ledenlijst blijkt de aanvangsdatum en vervaldatum van het lidmaatschap.
Er is te allen tijde een fysiek exemplaar van de actuele ledenlijst, genummerd en gerangschikt op alfabetische volgorde, aanwezig in de coffeeshop. De coffeeshophouder is verplicht de ledenlijst bij een controle aan de controlerende instantie te overhandigen en op verzoek daartoe een kopie hiervan te verstrekken.
a. Indien sprake is van lidmaatschap van anderen dan Ingezetenen van Nederland (I) wordt de inrichting gesloten voor drie maanden.
Het ingezetenschap wordt aangetoond middels een uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie van de woonplaats. Het uittreksel is bij het aangaan van het lidmaatschap niet ouder dan 4 weken. In de ledenadministratie dient derhalve per lidmaatschap een uittreksel te zijn bijgevoegd uit de Gemeentelijke Basisadministratie van de woonplaats van het betreffende lid, welk uittreksel gedateerd is maximaal 4 weken vóór de aanvangsdatum van het lidmaatschap. Op dit uittreksel dienen zichtbaar te zijn de naam en woonplaats van het lid.
Bij een lidmaatschap dat is aangegaan voor een periode langer dan één jaar is de coffeeshophouder verplicht na het aflopen van (telkens) een jaar lidmaatschap een nieuw uittreksel uit de Gemeentelijke Basisadministratie te verlangen van het lid, met als afgiftedatum maximaal 4 weken vóór het overleggen daarvan aan de coffeeshophouder. Op dit uittreksel dienen zichtbaar te zijn de naam en woonplaats van het lid.
Deze beleidsregel treedt op 3 mei 2012 in werking.
Deze regeling kan worden aangehaald als de “Beleidregels voor de toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b Opiumwet”.
Aldus vastgesteld door de burgemeester op .
Toelichting op Beleidregels voor de toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b Opiumwet
Om overlast en criminaliteit die verband houden met coffeeshops en de handel in verdovende middelen tegen te gaan wordt een einde gemaakt aan het huidige 'open-deur-beleid' van coffeeshops. Coffeeshops worden klein en besloten en zullen zich in hun verkoop moeten gaan richten op de lokale markt.
Per 1 januari 2012 is het gedoogbeleid voor coffeeshops aangescherpt door de toegang tot coffeeshops tot ingezetenen van Nederland van achttien jaar en ouder (het zogenaamde I- criterium) en door een lidmaatschap verplicht te stellen (het zogenaamde B- criterium). Daartoe zijn de in de Aanwijzing Opiumwet opgenomen criteria voor de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop -een bij wet verboden situatie- strafrechtelijk opgetreden dient te worden aangevuld.
De handhaving van het aangescherpte beleid zal gefaseerd van kracht worden:
Bij overtreding van de BIAHOJG-criteria, aanwezigheid van alcohol in coffeeshops of harddrugs of softdrugs in inrichtingen, niet zijnde een coffeeshop, past de burgemeester bestuursdwang toe. Bestuursdwang is een meer geëigend middel om zeker te stellen dat een eind gemaakt wordt aan de overtreding van de Opiumwet en dat verdere overtredingen worden voorkomen.
Een beslissing tot toepassing van bestuursdwang moet op schrift gesteld worden. Slechts indien de situatie dermate spoedeisend is dat het bestuursorgaan de beslissing tot toepassing niet tevoren op schrift kan stellen, dan moet de opschriftstelling zo spoedig mogelijk nadat de bestuursdwang is toegepast (art. 5:24, lid 6 Awb). Slechts bij uitzondering kan sprake zijn van een dergelijke spoedeisendheid.
Volgens vaste jurisprudentie speelt de persoonlijke verwijtbaarheid van de exploitant geen rol bij de vraag of er zich een situatie voordoet die tot sluiting van inrichting noopt. De exploitant is verantwoordelijk voor de gang van zaken in de door hem geëxploiteerde inrichting.
Volgens artikel 4:8 van de Awb moet een bestuursorgaan dat een beschikking geeft waartegen een belanghebbende naar verwachting bedenkingen zal hebben, de belanghebbende in de gelegenheid stellen om zijn zienswijze naar voren te brengen.
Met de sluiting wordt bij lokalen, niet zijnde coffeeshops, beoogd de gewoonte te doorbreken van bepaalde klanten om de inrichting ten behoeve van drugsbevoorrading te bezoeken. Het doel is ook de toestroom van handelaren naar de inrichting te doen afnemen alsmede de verstoring van de openbare orde die met de toeloop van gebruikers en handelaren gepaard gaat.
Wanneer het om een gedoogde coffeeshop gaat, wordt met de sluiting beoogd de exploitant de gelegenheid te geven om zijn exploitatie op orde te krijgen en hem aan te sporen om in toekomst zich aan de geldende wetgeving te houden.
Uit de jurisprudentie blijkt dat een beleid volgens welke bij aanwezigheid of verkoop van harddrugs besloten wordt om de inrichting voor de duur van 1 jaar te sluiten, als redelijk wordt geacht. Dit geldt voor alle inrichtingen, ook voor coffeeshops.
Wanneer het gaat om de aanwezigheid van softdrugs in handelshoeveelheid of om de verkoop van softdrugs in een lokaal, niet zijnde gedoogde coffeeshop, dan wordt het lokaal gesloten voor de minimale duur van 3 maanden.
Het gebruik van softdrugs door bezoekers - niet handel - kan, indien dit op zodanig grote schaal gebeurt dat de openbare orde, de veiligheid of gezondheid in het geding zijn, tot sluiting leiden van de inrichting gedurende minimaal 3 maanden.
Ingevolge artikel 5:24, vierde lid, wordt in de beslissing tot toepassing van bestuursdwang een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door zelf maatregelen te nemen. De belanghebbende kan dan de inrichting zelf sluiten (en eventueel vooraf alle voorraad aan eetwaren en drank en/of andere verkoopartikelen weghalen).
Het vijfde lid bepaalt dat geen termijn hoeft te worden gegund, indien de vereiste spoed zich daartegen verzet.
Wanneer er in een niet gedoogde coffeeshop sprake is van aanwezigheid van harddrugs/softdrugs in handelshoeveelheid of verkoop van harddrugs/softdrugs, dan zullen de drugs door de politie in beslag genomen worden en zal er in de meeste gevallen niet meer direct sprake zijn van een zodanig ernstige inbreuk op de openbare orde dan wel gevaar voor de veiligheid of gezondheid dat een directe sluiting zonder begunstigingstermijn geboden is. Ook in die gevallen zal dus een begunstigingstermijn gegeven moeten worden. In het algemeen zal slechts een korte begunstigingstermijn gegeven worden.
Dit beleid met betrekking tot de Opiumwet is gerelateerd aan de inrichting en niet aan de drijver van die inrichting. Waarschuwingen en maatregelen aan een exploitant gelden dus ook voor de rechtsopvolger van die exploitant. Een besluit tot toepassing van bestuursdwang ingevolge artikel 13b van de Opiumwet is een beperkingsbesluit dat valt onder de Wet kenbaarheid publieksrechtelijke beperkingen onroerende zaken en wordt dan ook opgenomen in het gemeentelijk beperkingen register.
Indien gedurende 2 jaar na de waarschuwing of het genomen besluit geen nieuwe constatering plaatsvindt, zal de zaak als afgedaan worden beschouwd. Een latere constatering zal dan gelden als een eerste constatering.
De richtlijnen zijn beleidsregels als bedoeld in artikel 4:81 Awb. Elke zaak vereist een afzonderlijke afweging. Bijzondere omstandigheden kunnen leiden tot een afwijking van het beleid.