Organisatie | Wassenaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening op de heffing en de invordering van een baatbelasting voor de Rijksstraatweg |
Citeertitel | Verordening baatbelasting Rijksstraatweg |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | belastingen |
De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.
Gemeentewet, art. 222
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-05-2008 | nieuwe regeling | 21-04-2008 De Wassenaarder, 29-4-2008 | 8-4-2008, no 08032 |
De Raad der gemeente Wassenaar;
gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 08 april 2008,
gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het ”bekostigingsbesluit riolering Rijksstraatweg”, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 maart 2005;
VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN EEN BAATBELASTING VOOR DE RIJKSSTRAATWEG.
Onder de naam 'baatbelasting Rijksstraatweg' wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven ter zake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de omlijning op de bij deze verordening behorende en als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 juni 2007 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn of worden gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Indien in de periode gelegen tussen het tijdstip van gebaat zijn, genoemd in artikel 2, eerste lid, en de datum van ingang van de heffing, genoemd in artikel 11, tweede lid, de eigendom, het bezit of beperkt recht van een gedeelte van een in artikel 2, eerste lid, bedoelde onroerende zaak overgaat op een andere genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht wordt, in afwijking van het eerste lid, het belastingbedrag voor op de datum van ingang van de heffing bestaande onroerende zaken vastgesteld op de uitkomst van de formule:
Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting
In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belasting-plichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 30 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.
In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.
Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt de belastingschuld van de voor de overdracht bestaande onroerende zaak voor de nog niet aangevangen belastingjaren over de na de overdracht bestaande onroerende zaken verdeeld op basis van de volgende formule:
Artikel 8 Termijnen van betaling
In afwijking van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 75,00 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zes gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
Met betrekking tot een ingevolge artikel 2, tweede lid, onderdeel c, van de Invorderingswet 1990 met een belastingaanslag gelijkgestelde beschikking inzake een bestuurlijke boete is het eerste lid van overeenkomstige toepassing, voorzover deze gelijktijdig wordt opgelegd met de vaststelling van de aanslag.