Organisatie | Beemster |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening langdurigheidstoeslag |
Citeertitel | Verordening langdurigheidstoeslag 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-04-2012 | 01-01-2012 | 01-01-2013 | nieuwe regeling | 13-03-2012 Binnendijks, nr 17. d.d. 28 april 2012 | B&W 21 februari 2012, numer BW-2012-0050 |
Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de voor hem geldende bijstandsnorm en geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet.
Artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag
Indien één van de gezinsleden op de peildatum is uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet komen de overige rechthebbende gezinsleden in aanmerking voor een langdurigheidstoeslag naar de hoogte die voor hen zou gelden als het uitgesloten gezinslid niet tot het gezin zou behoren.
De in het eerste lid genoemde bedragen worden elk jaar per 1 januari aangepast met een percentage dat overeenkomt met het procentuele verschil tussen de gezinsnorm, bedoeld in artikel 21, eerste lid van de wet, per 1 januari van dat jaar en de gezinsnorm van het daar aan voorafgaande jaar met een afronding op € 1 naar boven.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad d.d. 13 maart 2012
H.N.G. Brinkman, voorzitter
C.J. Jonges, griffier
Op grond van artikel 8, lid 1, onder d, en lid 2, onder b, van de Wet werk en bijstand dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te leggen met betrekking tot het verlenen van een langdurigheidstoeslag. Deze regels dienen in ieder geval betrekking te hebben op de hoogte van de langdurigheidstoeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen “langdurig” en “laag inkomen”, evenals het begrip “geen uitzicht op inkomensverbetering” zoals die in artikel 36, lid 1 worden gebruikt. Hiermee is beoogd te bewerkstelligen, dat de langdurigheidstoeslag zoveel mogelijk een gemeentelijke verantwoordelijkheid wordt. Als gevolg van het afschaffen van de bijstand voor inwonenden en het vervangen van de toets op het inkomen van de partner door een toets op gezinsniveau (huishoudinkomen) is aanpassing van de verordening noodzakelijk.
In dit artikel worden de omschrijvingen van de begrippen langdurig en laag inkomen uitgewerkt evenals het begrip uitzicht op inkomensverbetering. Het laag inkomen wordt uitgedrukt als percentage van het voor de betrokkene toepasselijke bijstandsnorm. Voor werkenden zal gekeken moeten worden naar het inkomen, afgezet tegen de persoonlijke situatie (alleenstaand, alleenstaande ouder, gezin). Studenten mogen in staat worden geacht na afronding van hun studie door werkaanvaarding een inkomensstijging te realiseren en dus uitzicht te hebben op inkomensverbetering en worden daarom uitgesloten.
Artikel 3 Hoogte van de langdurigheidstoeslag
De hoogte van de langdurigheidstoeslag is gebaseerd op de huidige hoogte. Om niet jaarlijks de verordening aan te hoeven passen is gekozen om de hoogte jaarlijks automatisch mee te laten bewegen met de bijstandsnormen. Omdat de bijstandsnormen in beginsel 2 maal per jaar worden geïndexeerd en de langdurigheidstoeslag maar eenmaal, wordt steeds een vergelijking gemaakt met de bijstandsnormen van per 1 januari van het voorafgaande jaar. Als er sprake is van een gezinssituatie waarbij een gezinslid is uitgesloten van recht ingevolge artikel 11 of artikel 13 lid 1 van de wet, dan laten we bij de beoordeling van recht op langdurigheidstoeslag deze persoon buiten beschouwing. Er kan vervolgens recht ontstaan als alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin. Een meerderjarig kind als bedoeld in artikel 4, lid 2, van de wet (student met WSF of WTOS) en een bepaald maximum inkomen valt niet onder het begrip van ‘gezin’. Ook een bloedverwant in de eerste graad waarbij toepassing wordt gegeven aan artikel 4, lid 5, van de wet (mantelzorg) valt buiten het uitgebreide begrip van ’gezin’.
Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van deze regeling. Te denken valt aan uitvoeringsaspecten als richtlijnen, verificatie van bewijsstukken, vaststellen formulieren, folders et cetera.
Bij de inwerkingtreding is aangesloten bij de inwerkingtreding van de wet, 1 januari 2012. In de wet is een bepaling over overgangsrecht opgenomen. Voor de gezinsbijstand en de huishoudinkomenstoets geldt een overgangstermijn van zes maanden tot 1 juli 2012 (artikel 78s WWB). Voor de inkomensnormering in het kader van de langdurigheidstoeslag geldt een overgangsregeling tot 1 april 2012 voor degene aan wie op 31 december 2011 een langdurigheidtoeslag werd verleend. Indien in voorkomende gevallen na 1 januari 2012 het recht op langdurigheidstoeslag moet worden beoordeeld, en het een situatie betreft waarin ook de regels van het overgangsrecht met betrekking tot de huishoudinkomenstoets tot 1 juli 2012 van toepassing zijn, is het uiteindelijk aan de gemeente om de vaststelling van het recht op langdurigheidstoeslag via de voor de individuele cliënt gunstigste overgangsregeling te laten verlopen. Dit kan dus net als in het geval van de huishoudinkomenstoets neerkomen op 1 juli 2012.