Organisatie | Brummen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | In een glazen huis, gedragscode politiek ambtsdragers gemeente Brummen |
Citeertitel | In een glazen huis, gedragscode politiek ambtsdragers gemeente Brummen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, artikel 15, lid 3; artikel 41c, lid 2; artikel 69, lid 2
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-04-2012 | 03-12-2015 | Nieuwe regeling | 19-04-2012 GemeenteThuis, 27-04-2012 | RB12.0011 |
Politiek ambtsdragers vervullen een voorbeeldfunctie in de samenleving. Zij leven in zekere zin in een glazen huis, waardoor ook privégedragingen onderwerp van (brede) publieke aandacht kunnen zijn. Dat maakt dat een politiek ambtsdrager wellicht meer dan een andere burger, zijn handelen en nalaten regelmatig onder de loupe moet nemen.
In bijeenkomsten met politiek ambtsdragers in Brummen is uitgesproken dat men uitgaat van vertrouwen in elkaar. Men acht het van groot belang dat er een cultuur heerst van openheid waarin men elkaar aanspreekt op gedrag en handelen. Voor de gemeente Brummen is deze grondhouding een vanzelfsprekendheid.
Men heeft geen behoefte aan een gedragscode waarin men zich moeizaam herkent, maar aan een jas die past. De gedragscode poogt dan ook meer een sfeer te scheppen van een hulpmiddel bij integriteitsvraagstukken, dan een keurslijf waarin iedere politiek ambtsdrager moet passen.
In deze gedragscode zijn zoveel mogelijk alleen thema’s opgenomen die niet elders zijn geregeld. Om die reden vindt men
bijvoorbeeld geen regels voor het melden van nevenfuncties of het indienen van declaraties.
De gedragscode is als volgt opgebouwd. In hoofdstuk 1 wordt aangegeven wie behoren tot de groep van ‘politiek ambtsdrager’. Hoofdstuk 2 omschrijft het glazen huis. Hoofdstuk 3 behandelt de belangenverstrengeling. Hoofdstuk 4 gaat in op het ontvangen van geschenken en het ontvangen of bedingen van kortingen op privé-goederen. Hoofdstuk 5 geeft handvatten voor het omgaan met bezwaar en beroepsprocedures. Hoofdstuk 6 maakt de noodzaak van voortdurende aandacht voor integriteit duidelijk. Tot slot bevat hoofdstuk 7 een aantal kernbegrippen van integriteit. De gedragscode sluit af met een aantal relevante artikelen uit de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en het Wetboek van Strafrecht.
Een politiek ambtsdrager vervult min of meer een voorbeeldfunctie in de samenleving. In zekere zin leeft hij in een glazen huis.
Maar leeft hij alleen in dat glazen huis? Of moet hij zijn positie in dat glazen huis ook laten beïnvloeden door zijn relaties met anderen, zoals zijn partner, kinderen, ouders, overige familieleden en misschien zelfs vrienden?
Stemmen in college- en raadsvergaderingen
De Gemeentewet geeft aan dat een raadslid niet mag deelnemen aan de stemming over een aangelegenheid die hem ‘rechtstreeks of middellijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken’ (artikel 28, eerste lid). Dit artikellid is ook van toepassing op collegeleden (artikel 58).
Wie behoren tot de kring van de middellijken? In het Commentaar bij de Gemeentewet kan men lezen dat de wetgever de bedoeling heeft gehad om in ieder geval hiertoe te rekenen bloed- of aanverwanten tot de derde graad. En de Memorie van Toelichting stelt dat met de term ‘middellijk’ ook alle ter zake doende, intensieve, persoonlijke relaties worden bedoeld.
Geldt wat hierboven is gezegd over het stemmen in vergaderingen ook voor het deelnemen aan de beraadslaging? Formeel niet, maar uit het oogpunt van het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling is het raadzaam dat de politiek ambtsdrager zich de vraag stelt of hij deze lijn ook moet betrekken op de beraadslaging over het bewuste thema. Het behoeft geen betoog dat hoe geringer de relationele afstand, des te meer gewicht aan deze vraag toekomt. Het is verstandig dat hij vooraf bij de beraadslaging aangeeft hoe de relaties liggen en waarom hij van mening is dat hij zonder belangenverstrengeling kan deelnemen aan de beraadslaging.
In het volgende hoofdstuk wordt het thema ‘belangenverstrengeling’ verder uitgediept.
Veel integriteitvraagstukken zijn terug te voeren tot de vraag of er sprake is van vermenging van het publiek belang met het persoonlijk belang van een politiek ambtsdrager of dat van derden, zoals familieleden of vrienden. Niet alleen feitelijke belangenverstrengeling, maar ook de schijn ervan moet worden vermeden. Zodra een politiek ambtsdrager niet meer onafhankelijk zijn standpunt kan bepalen, moet hij zich afvragen welke belangen in het geding zijn en of hij met een zuiver geweten aan de beraadslaging en besluitvorming kan deelnemen. De Gemeentewet geeft in een aantal gevallen aan waarin de politiek ambtsdrager niet mag deelnemen aan stemming, maar veel zaken liggen niet zo zwart-wit en zullen van geval tot geval moeten worden bekeken.
Om een en ander te verduidelijken wordt de situatie geschetst waarin de vaststelling van een bestemmingsplan aan de orde is, een situatie die vaak voorkomt. De Gemeentewet is duidelijk over stemmen over een zogenaamd postzegelplan (een bestemmingsplan dat een klein aantal percelen omvat) als hij daarin rechtstreeks of middellijk belangen heeft. Hij dient zich dan te onthouden van stemmen en het is raadzaam zich in een dergelijk geval ook te onthouden van de beraadslaging.
Echter, over beraadslaging en stemmen over grotere bestemmingsplannen waarin hijzelf woont en/of belangen heeft, zijn de meningen verdeeld. Waar de één zegt: “Ik onthoud mij van iedere deelname aan de beraadslaging en de beslissing”, zegt de ander dat hij prima in staat is zijn eigen belang te scheiden van het algemeen belang en dat hij zijn standpunt bepaalt vanuit het algemeen belang. Beide visies zijn verdedigbaar. Belangrijk is dat de politiek ambtsdrager in de tweede opvatting in openheid
toelicht hoe hij hierin staat. Dat stelt anderen in de gelegenheid hem hierover vragen te stellen. De politiek ambtsdrager maakt echter zelf de afweging.
Een andere voorbeeld is of de politiek ambtsdrager kan beraadslagen en beslissen over het verstrekken van subsidie aan een vereniging of stichting waarvan de partner bestuurslid is. Het antwoord luidt: nee, vanwege het voorkomen van de schijn van belangenverstrengeling. Wanneer de partner alleen lid is van de betrokken vereniging of stichting bestaat hiertegen uiteraard geen enkel bezwaar.
Zo zijn er vele voorbeelden te noemen. De discussie zal niet zo vaak gaan over het ‘rechtstreeks in zijn belang getroffen’, als wel over het ‘middellijk’ betrokken belang. Waar ligt de grens? Dit zal van geval tot geval bekeken moeten worden, waarbij uiteindelijk de politiek ambtsdrager zelf zijn standpunt bepaalt. Dat hij hierover desgevraagd verantwoording aflegt is een vanzelfsprekendheid. Zo maakt hij zijn handelen transparant en controleerbaar en maakt hij het voor het bestuursorgaan mogelijk om ervoor te waken dat de besluitvorming niet wordt beïnvloed door persoonlijke belangen van de politiek ambtsdrager (artikel 2:4 Algemene wet bestuursrecht).
4. Geschenken en kortingen op privé-goederen
Kan een politiek ambtsdrager geschenken of giften ontvangen of kan hij korting ontvangen of bedingen op de aanschaf van privé-goederen?
Over giften of geschenken kunnen we kort zijn. Geschenken en giften die een politiek ambtsdrager uit hoofde van zijn functie ontvangt, worden gemeld en geregistreerd. Is de geschatte waarde meer dan € 50,--, dan worden ze eigendom van de gemeente. Geschenken en giften die een lagere waarde vertegenwoordigen worden wel gemeld, maar kunnen worden behouden.
Anders ligt het met aanbiedingen of het bedingen van korting op de aanschaf van privé-goederen. Meer dan een gewone burger zal een politiek ambtsdrager zich moeten afvragen of de aanbieder een achterliggende gedachte heeft met de aanbieding of dat de politiek ambtsdrager mogelijk zelf zijn positie misbruikt door een korting te bedingen. Wanneer beide vragen ontkennend kunnen worden beantwoord, dan kan hij gerust de korting accepteren of een korting bedingen.
Echter, wanneer één van beide vragen met ‘ja’ moet worden beantwoord, ligt het anders.Het aannemen of bedingen van een dergelijke korting kan niet en is strafbaar. Zie hiervoor de artikelen 362 en 363, Wetboek van Strafrecht, opgenomen in de bijlage.
Kan een politiek ambtsdrager zonder meer gebruik maken van zijn rechten van bezwaar en beroep tegen beschikkingen van zijn eigen gemeente? Het antwoord luidt: ja. De politiek ambtsdrager woont in de gemeente en heeft ook als privé persoon met de gemeente te maken. Zo ontvangt hij bijvoorbeeld aanslagen voor gemeentelijke belastingen en heffingen. Het is zijn goed recht om hiertegen in bezwaar/beroep te gaan, net als iedere andere burger. Van belangenverstrengeling tussen persoonlijk belang en algemeen belang is hier immers geen sprake? Wanneer hij het onplezierig vindt in eigen persoon als procespartij op te treden, kan hij een gemachtigde namens hem laten optreden.
Ook is de situatie denkbaar dat het gemeentebestuur politiek ambtsdragers in hun privé hoedanigheid moet confronteren met een bouwstop, een dwangsomaanschrijving of iets dergelijks. Het is in Brummen goed gebruik dat het gemeentebestuur optreedt zonder aanziens des persoons. Dus ook als de overtreder een politiek ambtsdrager is, treedt de gemeente handhavend op.
Een gedragscode heeft alleen zin als deze regelmatig onderwerp van gesprek is. De politiek ambtsdragers in Brummen hebben uitgesproken het onderwerp ‘integriteit’ een paar maal per bestuursperiode met elkaar te willen bespreken. Zo blijft het thema onder de aandacht en kan ieder zijn dilemma’s naar voren brengen. Dit leidt tot zinvolle gesprekken, zo is gebleken.
Voor het geval zich een acuut voorbeeld van (dreigende) integriteitschending voordoet, wordt uiteraard niet gewacht, maar wordt het integriteitsprobleem zo spoedig mogelijk besproken in de collegevergadering, dan wel in een raadsvergadering. Indien gewenst, kan de raad een besloten vergadering beleggen.
Belangenverstrengeling – voorkomen van
Van belangenverstrengeling is sprake als het publiek belang wordt vermengd met het persoonlijk belang van een politiek ambtsdrager of dat van derden, zoals familieleden of vrienden. Hierdoor is een zuiver besluiten of handelen in het publiek belang niet langer gewaarborgd. Niet alleen feitelijke belangenverstrengeling, maar ook de schijn ervan moet worden vermeden.
Enige artikelen uit de Gemeentewet
1.Een lid van de raad mag niet:
2. Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen.
1.Een lid van de raad neemt niet deel aan de stemming over:
2. Bij een schriftelijke stemming wordt onder het deelnemen aan de stemming verstaan het inleveren van een stembriefje.
3. Een benoeming gaat iemand persoonlijk aan, wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
4. Het eerste lid is niet van toepassing bij het besluit betreffende de toelating van de na periodieke verkiezing benoemde leden.
1. Artikel 15, eerste en tweede lid, is van overeenkomstige toepassing op de wethouders.
Enige artikelen uit het Wetboek van Strafrecht
1.Onder ambtenaren worden begrepen leden van algemeen vertegenwoordigende organen.
2. Onder ambtenaren en onder rechters worden begrepen scheidsrechters; onder rechters zij die administratieve rechtsmacht oefenen.
3. Allen die tot de gewapende macht behoren worden mede als ambtenaar beschouwd.
1.Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:
2.Met dezelfde straf wordt gestraft hij die een feit als in het eerste lid, onder 1°, omschreven, begaat jegens een persoon in het vooruitzicht van een aanstelling als ambtenaar, indien de aanstelling als ambtenaar is gevolgd.
3.Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
4.Ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, vermelde rechten kan worden uitgesproken.
1.Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft:
2.Met dezelfde straf wordt gestraft hij die een feit als in het eerste lid, onder 1°, omschreven, begaat jegens een persoon in het vooruitzicht van een aanstelling als ambtenaar, indien de aanstelling van ambtenaar is gevolgd.
3.Indien de schuldige een van de misdrijven omschreven in dit artikel in zijn beroep begaat, kan hij van de uitoefening van dat beroep worden ontzet.
4.Ontzetting van de in artikel 28, eerste lid, onder 1°, 2° en 4°, vermelde rechten kan worden uitgesproken.
1.Hij die enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift dan wel van vroeger ambt of beroep verplicht is het te bewaren, opzettelijk schendt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een jaar of geldboete van de vierde categorie.
2. Indien dit misdrijf tegen een bepaald persoon gepleegd is, wordt het slechts vervolgd op diens klacht.
1.Met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de ambtenaar:
2.Met dezelfde straf wordt gestraft, hij die in het vooruitzicht van een aanstelling als ambtenaar, indien de aanstelling als ambtenaar is gevolgd, een feit begaat als in het eerste lid, onder 1° en 3°, omschreven.
3.Hij die een feit als omschreven in het eerste lid begaat in verband met zijn hoedanigheid van minister, staatssecretaris, commissaris van de Koning, gedeputeerde, burgemeester, wethouder of lid van een algemeen vertegenwoordigend orgaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
1.Met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie wordt gestraft de ambtenaar:
2.Met dezelfde straf wordt gestraft hij die in het vooruitzicht van een aanstelling als ambtenaar, indien de aanstelling als ambtenaar is gevolgd, een feit begaat als in het eerste lid, onder 1° en 3°, omschreven.
3.Hij die een feit als omschreven in het eerste lid begaat in verband met zijn hoedanigheid van minister, staatssecretaris, commissaris van de Koning, gedeputeerde, burgemeester, wethouder of lid van een algemeen vertegenwoordigend orgaan, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.