Organisatie | Putten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening participatiebudget gemeente Putten |
Citeertitel | Verordening participatiebudget gemeente Putten |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | Welzijn, maatschappelijke zorg, sociale verzekeringen |
Geen
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | 19-07-2012 | art. 27 lid 3 intrekken en lid 4 hernoemen in 3 | 12-01-2012 Puttens Weekblad 8 februari 2012 | 249066 | |
24-12-2009 | 01-10-2009 | 01-10-2009 | Nieuwe regeling | 03-12-2009 Puttens Weekblad 23-12-2009 | 173056 |
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 20 januari 2012 , nr. 248577;
gelet op artikel 147 eerste lid van de Gemeentewet de artikelen 7 eerste lid, artikel 8 eerste en tweede lid, artikel 10 tweede lid en artikel 10a vijfde en zesde lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen, artikel 12, eerste lid
onderdeel a van de Wet investeren in jongeren en de artikelen 8, 19 vierde lid, artikel 23 derde lid en artikel 35 van de Wet inburgering;
en voorts gelet op artikel 3 van de Wet participatiebudget
vast te stellen de 1e wijziging van Verordening participatiebudget gemeente Putten door artikel 27 lid 3 in te trekken en lid 4 van dit artikel te hernoemen in artikel 27 lid 3.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
In deze verordening wordt verstaan onder:
een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 7 onderscheidenlijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;
de vreemdeling die sedert het tijdstip van inwerkingtreding van de Wi rechtmatig verblijf heeft in de zin van artikel 8, onderdelen a tot en met e, dan wel l, van de Vreemdelingenwet 2000 en die op grond van de artikelen 3 en 5 van de Wi inburgeringsplichtig wordt, voor zover die vreemdeling op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet geen nieuwkomer was in de zin van de Wi;
HOOFDSTUK 2 RE-INTEGRATIEVOORZIENING WET WERK EN BIJSTAND
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een belanghebbende, het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Artikel 5 Verplichtingen van belanghebbenden
Indien het voor de deelname aan een voorziening naar het oordeel van het college noodzakelijk is dat de persoon als bedoeld in het tweede lid diens kinderen laat opvangen, kan deze worden verplicht passende kinderopvang te regelen, dan wel gebruik te maken van een door het college aangeboden kinderopvangvoorziening.
Artikel 6 Ontheffing re-integratieverplichtingen van belanghebbenden
Het college kan bij het verlenen van een tijdelijke ontheffing van de re-integratie-verplichtingen als bedoeld in artikel 9, tweede lid van de Wwb, onderscheid maken tussen de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen, te aanvaarden en te behouden en de verplichting om gebruik te maken van een voorziening.
Artikel 8 Algemene bepalingen over voorzieningen
Het college kan een belanghebbende begeleiden of laten begeleiden bij het zoeken naar en verwerven van arbeid, alsmede bij het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsinschakeling. Het college kan hiertoe op eigen initiatief, dan wel op verzoek van de belanghebbende, een of meer voorzieningen aanbieden.
Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van mogelijkheden van arbeidsinschakeling van personen uit de doelgroep, door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis, het opdoen van een werkritme, maatschappelijke participatie, dan wel door het op andere wijze vergroten van persoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid.
Artikel 11 Participatieplaatsen
Voor de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, worden werkzaamheden, verricht in het kader van een andere voorziening als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Wwb, voor maximaal zes maanden buiten beschouwing gelaten indien er naar het oordeel van het college een reëel uitzicht is op een dienst-betrekking bij degene bij wie de werkzaamheden worden verricht van dezelfde of grotere omvang die aanvangt tijdens of aansluitend op die zes maanden.
Met betrekking tot degene die op grond van het eerste lid additionele werkzaamheden verricht, beoordeelt het college uiterlijk 3 maanden voorafloop van de termijn van twee jaar, bedoeld in het eerste lid, of, met het oog op de arbeidsinschakeling, een andere voorziening op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Wwb, meer adequaat is. Indien dat niet het geval is, kan het college de termijn van twee jaar verlengen met een jaar,onder de voorwaarde dat de belanghebbende in het derde jaar in een andere omgeving andere additionele werkzaamheden verricht dan die hij in de eerste twee jaar heeft verricht.
Indien de termijn van twee jaar is verlengd op grond van het vierde lid, beoordeelt het college uiterlijk 3 maanden voor afloop van het derde jaar of, met het oog op de arbeidsinschakeling, een andere voorziening op grond van artikel 7, eerste lid, onderdeel a van de Wwb, meer adequaat is. Indien dat niet het geval is, kan het college de termijn nogmaals verlengen met een jaar.
Voor zover de uitkeringsgerechtigde niet beschikt over een startkwalificatie biedt het bestuur de uitkeringsgerechtigde na een periode van zes maanden na aanvang van die werkzaamheden scholing of opleiding aan die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij naar het oordeel van het bestuur een dergelijke scholing of opleiding de krachten en bekwaamheden van de uitkeringsgerechtigde te boven gaat.
Burgemeester en wethouders kunnen de uitkeringsgerechtigde die naar hun oordeel in de voorafgaande 12 maanden belangrijke vorderingen heeft geboekt op het terrein van re-integratie of maatschappelijke participatie een premie toekennen. Per kalenderjaar kan slechts één keer een premie worden toegekend.
Artikel 18 Overige vergoedingen
Het college kan een vergoeding verstrekken voor kosten die gemaakt zijn in het kader van de arbeidsinschakeling. Het gaat hierbij in ieder geval om:
HOOFDSTUK 3 WERKLEERAANBOD WET INVESTERINGEN IN JONGEREN
Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamheden van de jongere, wiens recht op een werkleeraanbod is vastgesteld. Bij de invulling van het werkleeraanbod onderzoekt het college de mogelijkheden en omstandigheden van de jongere. Zij beziet daarbij tevens in hoeverre de wensen van de jongere bij de invulling van het werkleeraanbod kunnen worden betrokken.
Onverminderd artikel 2 kan het college jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, één of meer van de voorzieningen aanbieden zoals bedoeld in de artikelen 8, 9, 10, 12, 13, 18 en 19. Daarnaast kan het college één of meer van de volgende voorzieningen aanbieden:
Artikel 23 Verplichtingen van de jongere
Een jongere die gebruik maakt van een voorziening is gehouden te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de WIJ, de Wet structuur uitvoering werk en inkomen, deze verordening, alsmede aan de verplichtingen die het college aan de aangeboden voorziening heeft verbonden, waaronder de verplichtingen van artikel 5 van deze verordening.
Artikel 24 Intrekking werkleeraanbod
Het college kan het werkleeraanbod intrekken of herzien, indien wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongere dan wel indien de jongere niet voldoet aan een of meer op hem rustende verplichtingen als bedoeld in hoofdstuk 5 van de WIJ en hem dit te verwijten valt.
Artikel 27 Aanwijzen van de doelgroepen
Aan inburgeringsplichtigen biedt het college een inburgeringsvoorziening aan. Het college kan in afwijking van de eerste volzin aan een inburgeringsplichtige, niet zijnde een geestelijke bedienaar, die een beroepsopleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet educatie en beroepsonderwijs volgt of zal volgen een taalkennisvoorziening aanbieden.
Artikel 29 Opleggen van verplichtingen
Onverminderd de verplichtingen die gelden op grond van de Wi of andere van toepassing zijnde wetten, waaronder het voor de eerste maal deelnemen aan het inburgerings- of staatsexamen op het tijdstip dat door het bestuur wordt bepaald, gelden voor de inburgeringsplichtigen die door het bestuur zijn opgeroepen voor een onderzoek naar de inburgeringsmogelijkheden dan wel waarvoor een inburgerings-voorziening is vastgesteld de verplichtingen bedoeld in artikel 5 van deze verordening.
Artikel 32 De inhoud van de beschikking
Het besluit tot toekenning van een inburgeringsvoorziening of taalkennisvoorziening bevat in ieder geval:
Artikel 33 De hoogte van de bestuurlijke boetes voor de verschillende overtredingen
Het college legt aan de inburgeringsplichtige een bestuurlijke boete op. De boete bedraagt:
€ 500,-- indien de inburgeringsplichtige niet binnen de in artikel 7, eerste lid, van de Wi bedoelde termijn of binnen de door het college op grond van artikel 31, tweede lid, onderdeel a, van de Wi verlengde termijn het inburgeringsexamen of staatsexamen Nederlands als tweede taal I of II heeft behaald.
Het college legt geen bestuurlijke boete op indien voor dezelfde gedraging de bijstand of de inkomensvoorziening kan worden verlaagd op grond van de Wwb dan wel de WIJ of indien voor dezelfde gedraging een boete of maatregel kan of moet worden opgelegd op grond van één van de in artikel 4.23 Besluit inburgering aangewezen socialezekerheidswetten of socialezekerheidsregelingen.