21.1
|
Algemeen
De bouwgerelateerde leges worden zoveel mogelijk
geheven in overeenstemming met het zogenaamde
Model transparantie bouwgerelateerde
leges. De gemeente heeft dit model
aangepast aan de nieuwe Wet ruimtelijke ordening.
Het model heeft alleen betrekking op leges in
relatie tot bouwen en slopen, opgenomen in de
onderdelen 21.2 tot en met 21.6. Dit betreft leges
die de gemeente kan heffen voor aanvragen in het
kader van de:
a.Woningwet;
b.Wet ruimtelijke ordening;
c.gemeentelijke bouwverordening;
d.Monumentenwet en de gemeentelijke
monumentenverordening.
|
|
|
Voor zover in dit hoofdstuk geen begripsomschrijving
is opgenomen, geldt voor de gehanteerde begrippen
hetgeen daaronder wordt verstaan in deze wettelijke
bepalingen. De legesheffing in dit hoofdstuk wordt
toegepast op de volgende hoofdcategorieën:
1.legesheffing aanvraag bouwvergunning (zie
onderdeel 21.2);
2.verhogingen/aanvullende leges (zie onderdeel
21.3);
3.legesheffing slopen (zie onderdeel 21.4);
4.legesheffing aanlegvergunning (zie onderdeel
21.5);
5.legesheffing overig en voor administratieve kosten
(zie onderdeel 21.6);
6.legesheffing gebruiksvergunning in verband met
brandveiligheid
(zie onderdeel 21.7).
Binnen deze hoofdcategorieën gelden nader aangeduide
subindelingen.
Ook is nog een restcategorie opgenomen (zie
onderdeel 21.8).
|
|
21.2
|
Bouwvergunningen
|
|
21.2.1
|
Algemeen
Op grond van onderdeel 21.2 worden leges geheven,
die samenhangen met het in behandeling nemen van
aanvragen tot beoordeling van een:
-
schetsplan;
-
lichte
bouwvergunning;
-
reguliere
bouwvergunning;
-
bouwvergunning
eerste fase;
-
bouwvergunning
tweede fase;
-
wijziging
bouwvergunning eerste fase.
Wanneer de gemeente deze aanvragen in behandeling
neemt, toetst zij onder meer op criteria
diegeformuleerd staan in het bestemmingsplan, het
exploitatieplan, de bouwverordening en het
Bouwbesluit. Ook zijn bij deze leges standaard de
kosten inbegrepen die samenhangen met een reguliere
toets aan welstandscriteria. Voor extra toetsing aan
welstandscriteria geldt de verhoging van leges,
genoemd in onderdeel 21.3.2.
|
|
21.2.2
|
Begripsbepaling bouwkosten
Onder bouwkosten wordt in dit hoofdstuk verstaan de
aannemingssom bedoeld in paragraaf 1, eerste lid,
van de Uniforme Administratieve voorwaarden voor
uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit
te voeren werk, exclusief omzetbelasting, of voor
zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten,
exclusief omzetbelasting, bedoeld in het normblad
NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad
laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
Indien het bouwen geheel of gedeeltelijk door
zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in dit hoofdstuk
onder bouwkosten verstaan: de prijs die aan een
derde in het economisch verkeer zou moeten worden
betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk
waarop de aanvraag betrekking heeft.
|
|
21.2.3
|
Aanvraag lichte bouwvergunning
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag van een lichte bouwvergunning:
|
|
|
2,68 % van de bouwkosten met een minimumtarief van €
56,40
|
|
21.2.4
|
Aanvraag reguliere bouwvergunning
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag van een reguliere
bouwvergunning:
|
|
|
2,68 % van de bouwkosten met een minimumtarief van €
56,40
|
|
21.2.5
|
Aanvraag bouwvergunning eerste fase
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag van een reguliere bouwvergunning
eerste fase:
|
|
|
1,61 % van de bouwkosten met een minimumtarief van €
33,85
|
|
21.2.6
|
Aanvraag bouwvergunning tweede fase
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag van een reguliere bouwvergunning
tweede fase:
|
|
|
1,07 % van de bouwkosten met een minimumtarief van €
22,55
|
|
21.2.7
|
Aanvraag wijziging bouwvergunning eerste
fase
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag van een wijziging van een verleende
bouwvergunning eerste fase:
|
|
|
0,54 % van de bouwkosten met een minimumtarief van €
52,50 dien verstande dat geen restitutie van de voor
de primaire bouwvergunning eerste fase betaalde
leges plaatsvindt.
|
|
21.2.8
|
Aanvraag bouwvergunning
civiel-technisch-werk
In afwijking van het bepaalde van 21.2.4. en 21.2.5.
bedraagt het tarief voor een aanvraag tot het
verkrijgen van een bouwvergunning voor een
civiel-technisch-werk, zoals een brug, tunnel,
viaduct, sluis en dergelijke, € 2,90 per € 453,78
(of een gedeelte daarvan) van de bouwkosten.
|
|
21.3
|
Verhogingen/aanvullende leges
|
|
21.3.1
|
Algemeen Wanneer de gemeente bij de
behandeling van de aanvraag bouwvergunning een extra
toets moet uitvoeren voordat een besluit over het
verlenen van de vergunning kan worden genomen,
worden de leges genoemd in onderdeel 21.2 verhoogd,
dan wel worden aanvullend leges geheven.
Het gaat om de volgende extra toetsingen:
-
extra toetsing
welstand (zie onderdeel 21.3.2);
-
beoordeling
bodemrapport (zie onderdeel 21.3.3);
-
verplicht advies
agrarische commissie (zie onderdeel 21.3.4);
-
achteraf ingediende
aanvraag (zie onderdeel 21.3.5);
-
beoordeling
aanvullende gegevens (zie onderdeel 21.3.6);
-
projectbesluit/buiten
toepassingverklaring (zie onderdeel 21.3.7);
-
wijziging,
ontheffing of afwijking bestemmingsplan (onderdeel
21.3.8);
-
vaststelling
bestemmingsplan op aanvraag (onderdeel 21.3.9);
-
ontheffing of
toetsing exploitatieplan (onderdeel 21.3.10).
-
combinatie
bouwvergunning met monumentenvergunning
|
|
21.3.2
|
Extra toetsing welstand
|
|
|
Het verschuldigde bedrag op grond van onderdeel 21.2
wordt verhoogd, in verband met een extra toetsing
aan welstandscriteria, indien
|
|
21.3.2.1
|
Indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan
waarvoor een lichte bouwvergunning of reguliere
bouwvergunning moet worden verleend en toetsing aan
redelijke eisen van welstand als bedoeld in artikel
12 lid 1, van de Woningwet moet plaatsvinden wordt,
indien hierover niet het advies van de
welstandscommissie behoeft te worden ingewonnen,
overeenkomstig 21.2. berekende bedrag verhoogd met €
30,00
|
|
21.3.2.2
|
Indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwplan
waarvoor een lichte of reguliere bouwvergunning dan
wel een bouwvergunning eerste fase moet worden
verleend en toetsing aan redelijke eisen van
welstand als bedoeld in artikel 12 lid 1 van de
Woningwet moet plaats vinden wordt, indien hierover
het advies van de welstandscommissie
/stadsbouwmeester wordt ingewonnen, het
overeenkomstig 2.1.2. berekende bedrag verhoogd met
: € 30,00 en vermeerderd met 0,15% van de bouw- of
aanlegkosten exclusief omzetbelasting met een
maximum van € 2,000,00
Bij beoordeling in een enkele bespreking wordt 100%
van dit tarief in rekening gebracht. Bij een
beoordeling in meerdere besprekingen wordt voor de
eerste bespreking 100% van dit tarief additioneel in
rekening gebracht en bij iedere daarop volgende
bespreking wordt 40% van dit tarief additioneel in
rekening gebracht.
|
|
21.3.2.3
|
Indien, op verzoek van belanghebbende, omtrent een
bouwplan advies van de
welstandcommissie/stadbouwmeester wordt ingewonnen
zonder dat een aanvraag tot het verkrijgen van een
bouwvergunning wordt ingediend dan bedraagt het
tarief aan administratiekosten:
€ 30,00 en vermeerderd met 0,15% van de bouw of
aanlegkosten exclusief omzetbelasting met een
maximum van € 2,000,00
|
|
21.3.2.4
|
Indien, op verzoek van belanghebbende, omtrent een
initiatiefplan of schetsplan waarbij nog geen
bouwkosten in beeld zijn advies van de
welstandscommissie/stadbouwmeester wordt ingewonnen
dan bedraagt het tarief per bestede
behandeltijd
|
€ 480,00 per uur
|
21.3.2.5
|
Indien de aanvraag betrekking heeft op
een bouwplan waarvoor een lichte of reguliere
bouwvergunning dan wel een bouwvergunning eerste
fase moet worden verleend en toetsing aan redelijke
eisen van welstand als bedoeld in artikel 12 lid 1
van de Woningwet moet plaats vinden wordt, indien
hierover het advies van de monumentenadviescommissie
wordt ingewonnen, het overeenkomstig 21.2. berekende
bedrag verhoogd met het tarief per bestede
behandeltijd door de monumentenadviescommissie.
|
€ 480,00 per uur
|
21.3.2.6
|
Indien, op verzoek van belanghebbende, omtrent een
bouwplan advies van de monumentenadviescommissie
wordt ingewonnen zonder dat een aanvraag tot het
verkrijgen van een bouwvergunning wordt ingediend
dan bedraagt het tarief per bestede behandeltijd
door de monumentenadviescommissie
|
€ 480,00 per uur
|
21.3.2.6.1
|
Indien, op verzoek van belanghebbende, een second
opinion wordt aangevraagd dan bedraagt het tarief
per bestede behandeltijd door de
monumentenadviescommissie
|
€ 480,00 per uur
|
|
Projectbesluit/buiten
toepassingverklaring
|
|
21.3.2.7
|
Het verschuldigde bedrag op grond van onderdeel 21.2
wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op een
bouwwerk ten aanzien waarvan artikel 3.10
(projectbesluit) of 3.40 (buiten
toepassingverklaring) van de Wet ruimtelijke
ordening wordt toegepast, verhoogd met
|
€ 4.206,50
|
|
Wijziging, ontheffing of afwijking
bestemmingsplan
|
|
21.3.8.
|
Het verschuldigde bedrag op grond van onderdeel 21.2
wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op een
bouwwerk ten aanzien waarvan:
|
|
21.3.8.1
|
artikel 3.6, eerste lid, onder a, van de Wet
ruimtelijke ordening wordt toegepast, verhoogd met
|
€ 161,50
|
21.3.8.2
|
artikel 3.6, eerste lid, onder c of 3.38, vierde
lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt
toegepast, verhoogd met
|
€ 161,50
|
21.3.8.3
|
artikel 3.22 van de Wet ruimtelijke ordening wordt
toegepast, verhoogd met
|
€ 161,50
|
21.3.8.4
|
artikel 3.23 van de Wet ruimtelijke ordening wordt
toegepast, verhoogd met
|
€ 161,50
|
|
Vaststelling bestemmingsplan op
aanvraag
|
|
21.3.9
|
Het verschuldigde bedrag op grond van onderdeel 21.2
wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op een
bouwwerk ten aanzien waarvan artikel 3.1 van de Wet
ruimtelijke ordening op aanvraag wordt toegepast,
verhoogd met
|
€ 3.154,50
|
|
Ontheffing of toetsing
exploitatieplan
|
|
21.3.10
|
Het verschuldigde bedrag op grond van onderdeel 21.2
wordt, indien de aanvraag betrekking heeft op een
bouwwerk ten aanzien waarvan
|
|
21.3.10.1
|
een ontheffing als bedoeld in artikel 6.12, zesde
lid, van de Wet ruimtelijke ordening wordt verleend,
verhoogd met
|
€ 525,50
|
21.3.10.2
|
artikel 50a, derde lid, van de Woningwet wordt
toegepast, verhoogd met
|
€ 525,50
|
|
Combinatie bouwvergunning met
monumentenvergunning
|
|
21.3.11
|
Indien daarnaast de aanvraag betrekking heeft op een
bouwplan waarvoor een monumentenvergunning als
bedoeld in artikel 9 van de monumentenverordening
Enkhuizen 2001 of artikel 11 van de Monumentenwet
1988 is verleend, wordt het overeenkomstig 21.2.4.
of 21.2.5. berekende bedrag verhoogd met
|
€ 54,80
|
21.4
|
Slopen
|
|
|
Begripsbepaling sloopkosten
|
|
21.4.1
|
Onder sloopkosten wordt in dit hoofdstuk verstaan:
de aanneemsom exclusief omzetbelasting als bedoeld
in paragraaf 1, lid 1 van de Uniforme
Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van
werken 1989 (UAV), voor het uit te voeren werk, of
voor zover deze ontbreekt, een raming van de
sloopkosten, de omzetbelasting niet inbegrepen.
Indien het slopen geheel of gedeeltelijk door
zelfwerkzaamheid geschiedt wordt in dit hoofdstuk
onder sloopkosten verstaan: de prijs die aan een
derde in het economisch verkeer zou moeten worden
betaald voor het slopen van het bouwwerk waarop de
aanvraag betrekking heeft.
|
|
21.4.2
|
Sloopvergunning
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag van een sloopvergunning als bedoeld
in:
|
|
21.4.2.1
|
artikel 8.1. van de Bouwverordening
|
€ 70,00
|
21.5
|
Aanlegvergunning
|
|
|
Begripsbepaling aanlegkosten
|
|
21.5.1
|
Onder aanlegkosten wordt in dit hoofdstuk verstaan:
de aanneemsom exclusief omzetbelasting als bedoeld
in paragraaf 1, lid 1 van de Uniforme
Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van
werken 1989 (UAV), voor het uit te voeren werk, of
voor zover deze ontbreekt, een raming van de
aanlegkosten, de omzetbelasting niet
inbegrepen.
Indien de werken of werkzaamheden geheel of
gedeeltelijk door zelfwerkzaamheid geschieden wordt
in dit hoofdstuk onder aanlegkosten verstaan: de
prijs die aan een derde in het economisch verkeer
zou moeten worden betaald voor de werken of
werkzaamheden waarop de aanvraag betrekking
heeft.
|
|
21.5.2
|
Aanvraag aanlegvergunning
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag van een vergunning als bedoeld in
artikel 3.3 en onder a, of artikel 3.38, derde lid,
aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening
(aanlegvergunning):
|
|
21.5.2.1
|
Een minimumtarief van
|
€ 161,50
|
21.5.3
|
Verhogingen
|
|
|
Het verschuldigde bedrag op grond van onderdeel
21.5.2 wordt, indien de aanvraag van een
aanlegvergunning
|
|
21.5.3.1
|
betrekking heeft op een werk of werkzaamheid ten
aanzien waarvan artikel 3.10 (projectbesluit) of
3.40 (buiten toepassingverklaring) van de Wet
ruimtelijke ordening wordt toegepast, verhoogd met
|
€ 161,50
|
21.5.3.2
|
betrekking heeft op een werk of werkzaamheid ten
aanzien waarvan artikel 3.6, eerste lid, onder a of
c, 3.22, 3.23 of 3.38, vierde lid, van de Wet
ruimtelijke ordening wordt toegepast, verhoogd met
|
€ 161,50
|
21.5.3.3
|
betrekking heeft op een werk of werkzaamheid ten
aanzien waarvan artikel 3.1, eerste lid, van de Wet
ruimtelijke ordening wordt toegepast, verhoogd met
|
€ 161,50
|
21.5.3.4
|
betrekking heeft op een werk of werkzaamheid ten
aanzien waarvan een ontheffing als bedoeld in
artikel 6.12, zesde lid, van de Wet ruimtelijke
ordening wordt verleend, verhoogd met
|
€ 161,50
|
21.6
|
Overig/administratief
|
|
|
Algemeen
|
|
21.6.1
|
Op grond van dit onderdeel worden leges geheven voor
dienstverlening die doorgaans een relatie heeft met
bouwactiviteiten of gerelateerd is aan (extra)
administratieve handelingen. Tot slot komt de
teruggaaf van een deel van de leges aan de
orde.
|
|
21.6.2
|
Overschrijven vergunningen
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag tot het wijzigen van de
tenaamstelling van een verleende bouw-, sloop- of
aanlegvergunning
|
€ 42,25
|
21.6.3
|
Bestemmingswijzigingen
|
|
21.6.3.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag tot wijziging van het
bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste
lid, onder a, van de Wet ruimtelijke ordening of tot
het verkrijgen van een ontheffing als bedoeld in
artikel 3.6, eerste lid, onder c, 3.22, 3.23 of
3.38, vierde lid, van de Wet ruimtelijke ordening,
waarbij geen sprake is van een bouwplan waarvoor een
bouwvergunning is vereist en geen sprake is van
werken of werkzaamheden waarvoor een
aanlegvergunning is vereist
|
€ 161,50
|
21.6.3.2
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag tot het verkrijgen van een besluit
als bedoeld in artikel 3.10 (projectbesluit) of 3.40
(buiten toepassingverklaring) van de Wet ruimtelijke
ordening, waarbij geen sprake is van een bouwplan
waarvoor een bouwvergunning is vereist en geen
sprake is van werken of werkzaamheden waarvoor een
aanlegvergunning is vereist
|
€ 4.206,50
|
21.6.3.3
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag tot het vaststellen van een
bestemmingsplan als bedoeld in artikel 3.1, eerste
lid, van de Wet ruimtelijke ordening, waarbij geen
sprake is van een bouwplan waarvoor een
bouwvergunning is vereist en geen sprake is van
werken of werkzaamheden waarvoor een
aanlegvergunning is vereist
|
€ 3.154,50
|
21.6.4
|
Ontheffing verbodsbepaling in
voorbereidingsbesluit
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag van een ontheffing van het verbod
tot wijziging van het gebruik van gronden of
bouwwerken als bedoeld in artikel 3.7, vierde lid,
van de Wet ruimtelijke ordening
|
€ 161,50
|
21.6.5
|
Ontheffing verbodsbepaling in
exploitatieplan
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag van een ontheffing van het verbod
om bepaalde werken of werkzaamheden uit te voeren
als bedoeld in artikel 6.12, zesde lid, van de Wet
ruimtelijke ordening
|
€ 525,50
|
21.6.6
|
Monumentenvergunning
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag van een vergunning tot het wijzigen
van een rijks- of gemeentelijk beschermd monument
als bedoeld in de Monumentenwet 1988 of de
Monumentenverordening
|
€ 54,80
|
21.6.7
|
Teruggaaf als gevolg van intrekking verleende
bouw-, sloop- of aanlegvergunning
Wanneer de gemeente een verleende bouw-, sloop- of
aanlegvergunning intrekt al dan niet op verzoek van
de vergunninghouder, wordt een deel van de leges
teruggegeven, indien van de vergunning geen gebruik
is gemaakt. De teruggaaf bedraagt:
25% van de verschuldigde basisleges bedoeld in de
onderdelen 21.2.4 tot en met 21.2.8,
onderscheidenlijk 21.4.2 of 21.5.2. met dien
verstande dat een bedrag minder dan € 161,50 niet
wordt teruggegeven.
|
|
21.6.8
|
Teruggaaf als gevolg van het weigeren van een
bouw-, sloop- of aanlegvergunning
Wanneer de gemeente een bouw-, sloop- of
aanlegvergunning weigert, wordt een deel van de
verschuldigde leges teruggegeven. De teruggaaf
bedraagt: 25% van de verschuldigde basisleges
bedoeld in de onderdelen 21.2.4 tot en met 21.2.8,
onderscheidenlijk 21.4.2 of 21.5.2, met dien
verstande dat een bedrag minder dan € 161,50 niet
wordt teruggegeven.
|
|
21.6.9
|
Teruggaaf als gevolg van intrekken van een
aanvraag voor een bouw-, sloop- of
aanlegvergunning waar nog geen vergunning voor is
verleend
Wanneer op verzoek van de aanvrager een aanvraag
voor een bouw-, sloop- of aanlegvergunning wordt
ingetrokken, wordt een deel van de verschuldigde
leges teruggegeven. De teruggaaf bedraagt: 50 % van
de verschuldigde basisleges bedoeld in de onderdelen
21.2.4 tot en met 21.2.8, onderscheidenlijk 21.4.2
of 21.5.2, met dien verstande dat een bedrag minder
dan € 161,50 niet wordt teruggegeven
|
|
21.7
|
Reclame
|
|
21.7.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag tot het verkrijgen van een
vergunning overeenkomstig het gestelde in de APV
inzake reclamevergunningen.
|
€ 70,00
|
21.7.2
|
Indien omtrent een aanvraag tot het verkrijgen van
een reclamevergunning advies wordt ingewonnen van de
welstandscommissie/stadbouwmeester dan wordt
bovenvermeld tarief verhoogd met € 60,00.
Bij een beoordeling in meerdere besprekingen wordt
voor de eerste bespreking 100% van dit tarief in
rekening gebracht en bij iedere daarop volgende
bespreking wordt 40% van dit tarief additioneel in
rekening gebracht.
|
€ 60,00
|
21.8
|
Milieubeheer
|
|
21.8.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag tot het verlenen van een ontheffing
voor gevelreinigingen:
|
€ 26,45
|
21.8.1.1
|
Per object, per reiniging
|
€ 132,70
|
21.8.1.2
|
Voor een jaar
|
|
21.8.2
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag tot het verlenen van een ontheffing
van het verbod op het gebruik van
knalapparatuur
|
€ 115,30
|
21.8.3
|
Het tarief voor het opvragen van bodeminformatie van
de Milieudienst Westfriesland bedraagt:
|
|
21.8.3.1
|
Levering bodeminformatie algemeen per locatie
|
€ 20,50
|
21.8.3.2
|
Aanvragen van volledige bodemrapportages, ongeacht
het aantal, per locatie
|
€ 102,50
|
21.9
|
Overig
|
|
21.9.1
|
Het tarief bedraagt voor het in behandeling nemen
van een aanvraag tot het verkrijgen van een
vergunning, een ontheffing, een vrijstelling of een
andere beschikking voor zover daarvoor niet elders
in dit hoofdstuk een tarief is opgenomen
|
€ 161,50
|
21.9.2
|
Een aanvraag tot het verkrijgen van een ongekleurde
tekening behorend bij een bestemmingsplan of
structuurplan of structuurvisie kost
|
|
21.9.3
|
Een aanvraag tot het verkrijgen van een compleet
bestemmingsplan of structuurplan of structuurvisie
kost
|
|
21.9.4
|
Het verschuldigde legesbedrag per individuele
aanvraag binnen hoofdstuk 21 kent een maximum van €
525.825,00
|
|