Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Arnhem

Besluit tot vaststelling van beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor Chronisch Zieken en Gehandicapten 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieArnhem
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBesluit tot vaststelling van beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor Chronisch Zieken en Gehandicapten 2012
CiteertitelBeleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor Chronisch Zieken en Gehandicapten 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt de regeling Beleidsregels categoriale bijzondere bijstand chronisch zieken en gehandicapten 2010.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Artikel 35, vierde en negende lid, van de Wet werk en bijstand

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

n.v.t.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

12-01-201201-01-201201-01-2015nieuwe regeling

23-12-2011

Arnhemse koerier 11 januari 2012.

n.v.t.

Tekst van de regeling

Intitulé

Besluit tot vaststelling van beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor Chronisch Zieken en Gehandicapten 2012

Het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Arnhem,

gelet op artikel 35, vierde en negende lid, van de Wet werk en bijstand

besluit:

vast te stellen de navolgende beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor Chronisch Zieken en Gehandicapten 2012.

Besluit tot vaststelling van beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor Chronisch Zieken en Gehandicapten 2012

Artikel 1. Begripsomschrijving

  • 1.

    In dit besluit wordt verstaan onder:

    • a.

      wet: Wet werk en bijstand

    • b.

      college: burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem;

    • c.

      peildatum: de datum waartegen getoetst wordt of aan de voorwaarden is voldaan;

  • 2.

    Begrippen die in deze regeling worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de wet.

Artikel 2. Categoriale bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten

Onverminderd paragraaf 2.2 van de wet, komt de alleenstaande, alleenstaande ouder of het gezin in aanmerking voor categoriale bijstand als bedoeld in artikel 35, vierde lid, van de wet, indien op de peildatum is voldaan aan de voorwaarden, genoemd in artikel 3 en er geen sprake is van een uitsluitingsgrond.

Artikel 3. Voorwaarden

Onverminderd artikel 18, eerste lid van de wet zijn de volgende voorwaarden van toepassing:

  • a.

    de alleenstaande, alleenstaande ouder of het gezin dient te voldoen aan twee van de drie hierna genoemde voorwaarden:

    • i.

      in het kalenderjaar voorafgaand aan de aanvraag om bijstand een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2 van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten hebben ontvangen (Wtcg);

    • ii.

      te beschikken over een WMO-voorziening anders dan voor hulp in de huishouding, een Rea-voorziening, een voorziening in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen of de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten of een gehandicaptenparkeerkaart als bedoeld in artikel 49 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer;

    • iii.

      te beschikken over een indicatiebesluit voor thuiszorg gedurende zes maanden of langer.

  • b.

    het inkomen is niet hoger dan 110 procent van de toepasselijke norm, bedoeld in paragraaf 3.2 van de wet.

  • c.

    het vermogen is niet hoger dan de toepasselijke vermogensgrens, genoemd in artikel 34, derde lid, van de wet.

Artikel 4. Uitsluitingsgronden

Onverminderd artikel 13, eerste lid, van de wet, heeft de alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin geen recht op de categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2, indien:

  • a.

    een belanghebbende deelneemt aan onderwijs of beroepsopleiding waarvoor hij aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage en de schoolkosten op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, of

  • b.

    de alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin in een inrichting verblijft.

Artikel 5. Hoogte van de bijstand

  • 1.

    De categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2, bedraagt € 300,-- per alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin per kalenderjaar, indien de belanghebbenden op de peildatum jonger zijn dan 65 jaar.

  • 2.

    De categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2, bedraagt € 275,-- per alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin per kalenderjaar, indien één van de belanghebbenden op de peildatum 65 jaar of ouder is.

  • 3.

    De bedragen, genoemd in de vorige leden, kunnen worden verdubbeld of verdrievoudigd, indien de medische kosten van belanghebbende naar het oordeel van het college onvoldoende gecompenseerd worden door de persoonsgebonden aftrek voor specifieke kosten, bedoeld in afdeling 6.5 van de Wet op de Inkomstenbelasting, tegemoetkomingen op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten en de categoriale bijstand, bedoeld in artikel 2.

Artikel 6. Aanvraag en peildatum

  • 1.

    Categoriale bijstand als bedoeld in artikel 2, dient schriftelijk te worden aangevraagd door middel van een door het college vast te stellen aanvraagformulier en onder bijvoeging van de noodzakelijke geachte bewijsstukken.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan het college categoriale bijstand toekennen zonder voorafgaande aanvraag, indien

    • a.

      bij eerdere aanvraag is vastgesteld dat belanghebbende recht op categoriale bijstand heeft, of

    • b.

      belanghebbende niet in staat is zelf een aanvraag in te dienen, of

    • c.

      een aanvraag naar het oordeel van het college niet noodzakelijk is, omdat op grond van de reeds bekende gegevens redelijkerwijs geen twijfels bestaan over het recht op categoriale bijstand.

  • 3.

    Als peildatum voor beoordeling van het recht op categoriale bijstand geldt de eerste dag van de maand voorafgaand aan de maand waarin de aanvraag is ingediend.

  • 4.

    Bij beoordeling van het recht zonder voorafgaande aanvraag wordt afzonderlijk een peildatum vastgesteld.

Artikel 7. Intrekking oude regeling

De Beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor Chronisch Zieken en Gehandicapten wordt ingetrokken.

Artikel 8. Citeerwijze en inwerkingtreding

  • 1.

    Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels categoriale bijzondere bijstand voor Chronisch Zieken en Gehandicapten 2012.

  • 2.

    Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2012.

Aldus vastgesteld op 23 december 2011.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem,

Namens deze,

Mr. U.M. Wieringa,

Directeur Dienst Inwonerszaken

Algemene toelichting

Vanaf 1 januari 2006 bestaat recht op categoriale bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten, als aan nader gestelde voorwaarden is voldaan. Uitgangspunt daarbij is geweest dat voor de verborgen kosten die samenhangen met chronische ziekte of handicap aanvullende inkomensondersteuning voor minima gewenst is. In combinatie met andere inkomensondersteunende maatregelen, m.n. de fiscale aftrekmogelijkheden bij de Inkomstenbelasting, de Zorgverzekeringswet en de collectieve ziektekostenverzekering voor minima, werd dit instrumentarium toereikend geacht om adequaat in de extra kosten van chronische ziekte of handicap te voorzien. Om die reden wordt in beginsel geen individuele bijstand meer verstrekt voor kostensoorten als hogere stookkosten i.v.m. ziekte of handicap, stroomkosten voor het opladen van de scootmobiel, kosten van kledingslijtage en extra bewassingskosten i.v.m. ziekte/handicap. Omdat de mogelijkheden voor fiscale aftrek de afgelopen jaren beperkter zijn geworden, is de categoriale bijstand tot tweemaal toe verhoogd tot thans € 275 voor 65-plussers en € 300 voor 65-minners per huishouden per jaar.

Met de inwerkingtreding van de Aanscherping van de WWB op 1 januari 2012 is het niet meer mogelijk om categoriale bijzondere bijstand toe te kennen aan personen waarvan het inkomen hoger is dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm. Tot die tijd was de gemeente vrij om te bepalen wie voor categoriale bijzondere bijstand in aanmerking kwam. Doordat de inkomenstoets wordt verbonden aan de van toepassing zijnde bijstandsnorm is het sinds 1 januari 2012 ook niet meer mogelijk om het inkomen van alleenstaande ouders aan de gehuwdennorm te toetsen. In de aanscherping is het begrip ‘gehuwden’ als zelfstandig subject van bijstand sowieso vervangen door het bredere begrip ‘gezin’. En ook het betrekken van woon- en zorgkosten in de inkomenstoets is met de inwerkingtreding van de Aanscherping niet meer mogelijk.

Naast deze uit de WWB voortvloeiende wijzigingen is ervoor gekozen om één van de drie criteria waarvan aan twee voldaan moet zijn om als chronisch ziek of gehandicapt aangemerkt te worden, te vervangen door een nieuw criterium. Waar voorheen de eis was dat iemand de compensatie eigen risico van het CAK ontvangen moest hebben in het voorgaande jaar, wordt nu de eis gesteld dat iemand de tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten in het voorgaande jaar ontvangen heeft.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijving

Een aantal begrippen is omschreven, uit een oogpunt van helderheid en leesbaarheid van de regeling. Begrippen die niet zijn omschreven hebben dezelfde betekenis als in de bovenliggende Wet werk en bijstand.

Artikel 2. Categoriale bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten

Het doel van de regeling is het vastleggen en uitwerken van besluit om voor een nader bepaalde doelgroep categoriale bijzondere bijstand te verstrekken. Deze beleidsregels betreffen immers de invulling van een door de wetgever toebedeelde bevoegdheid om beleid vast te stellen. De WWB is onverminderd van toepassing en biedt het (grotere) regeltechnische kader. Ter wille van de duidelijkheid is bepaald dat paragraaf 2.2 onverminderd van toepassing is, dwz. de voorwaarden voor bijstandverlening die in de WWB zijn vastgelegd, gelden ook voor aanvragen categoriale bijstand. Hoewel daarmee reeds is bevestigd dat de uitsluitingsgronden uit de WWB van toepassing zijn, is dit volledigheidshalve nog vastgelegd in de laatste zinsnede, mede met het oog op de specifiek voor categoriale bijstand geldende uitsluitingsgronden, genoemd in artikel 4 van de regeling.

Artikel 3. Voorwaarden

Artikel 3 definieert de voorwaarden waaraan de alleenstaande, alleenstaande ouder of het gezin dient te voldoen. Om voor de regeling in aanmerking te komen dient men in de eerste plaats te voldoen aan de omschrijving van chronisch zieken dan wel gehandicapten (onderdeel a). Dit is een technische definitie. Als de alleenstaande, alleenstaande ouder of gezin aan twee van de drie voorwaarden voldoet, wordt ervan uitgegaan dat extra inkomensondersteuning gewenst is vanwege de extra verborgen kosten, verbonden aan de ziekte/handicap. Nieuw ten opzichte van de oude beleidsregels is de voorwaarde dat in het voorgaande jaar de tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten moet zijn ontvangen. Deze nieuwe voorwaarde is in de plaats gekomen van de voorwaarde dat de compensatie eigen risico van het CAK in het voorgaande jaar ontvangen moest zijn. Het ontvangen van de compensatie eigen risico is als voorwaarde vervallen.

Aandachtspunt bij onderdeel a is wel dat als sprake is van een alleenstaande ouder of gezin, het niet nodig is dat één persoon aan twee van de drie genoemde voorwaarden voldoet. Het huishouden als eenheid dient aan de betreffende voorwaarden te voldoen en ontvangt als voldaan is aan die voorwaarden, als eenheid de categoriale bijstand.

In onderdeel b is vastgelegd wat de inkomensgrens is om voor de bijstand in aanmerking te komen. Die grens is wettelijk bepaald op 110% van de voor betrokkene geldende maximale bijstandsnorm. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders tot 65 jaar geldt dat tevens de maximale toeslag van 20% (ex. artikel 25 van de wet) tot de bijstandsnorm wordt gerekend.

Het vermogen wordt conform algemene bijstand vastgesteld.

Artikel 4. Uitsluitingsgronden

Naast de uitsluitingsgronden, die de WWB kent (artikelen 11-16 WWB), zijn twee extra uitsluitingsgronden geformuleerd. Indien de belanghebbende onderwijs of beroepsopleiding volgt als bedoeld in WSF/WTOS, dan bestaat geen aanspraak. Voor hen geldt in navolging van de criteria voor de GelrePas, dat zij niet tot de doelgroep minima van de gemeente behoren, gelet op het vooruitzicht van inkomensstijging na afronding van de opleiding. Niet van belang is dat één of meer minderjarige kinderen scholing of opleiding volgt in de zin van de WTOS. Dat verhindert het recht op categoriale bijstand niet.

De tweede uitsluitingsgrond betreft de situatie dat de alleenstaande, alleenstaande ouder of het gezin is opgenomen in een inrichting. Aangenomen wordt dat verborgen kosten i.v.m. ziekte of handicap in dat geval worden gedragen door de inrichting (bijv. extra stookkosten). Bij een alleenstaande ouder of gezin geldt dit alleen als uitsluitingsgrond als het gehele huishouden opgenomen is in de inrichting.

Artikel 5. Hoogte van de bijstand

De categoriale bijstand wordt verstrekt per huishouden, aan de alleenstaande, alleenstaande ouder of het gezin (als eenheid) derhalve. De bijstand wordt per kalenderjaar toegekend.

In het derde lid is tot uitdrukking gebracht dat in bijzondere gevallen, de categoriale bijstand verdubbeld of verdrievoudigd kan worden, als de genoemde verstrekkingen in onvoldoende mate de resterende medische kosten compenseren. Dit is uitgewerkt in een werkinstructie/richtlijn.

Artikel 6. Aanvraag en peildatum

Hoofdregel is dat categoriale bijstand schriftelijk wordt aangevraagd d.m.v. een aanvraagformulier (eerste lid). Van een aanvraag kan worden afgezien in drie met name genoemde gevallen (tweede lid). Als reeds eerder categoriale bijstand is toegekend, kan dit aanleiding zijn om voor een nieuw tijdvak ‘ambtshalve’ bijstand te verlenen. Dit kan bijv. aan de orde zijn als d.m.v. bestandskoppeling voor het recht op GelrePas is vastgesteld dat het inkomen onder de inkomensgrens ligt en er geen aanwijzingen zijn dat niet (meer) wordt voldaan aan de vermogenstoets. Dit laat uiteraard onverlet dat steekproefsgewijs of integraal achteraf controle plaatsvindt op de juistheid van de ‘ambtshalve’ verstrekkingen. In individuele gevallen (i.v.m. ziekte of handicap) kan ook tot ambtshalve beoordeling worden besloten en als belanghebbenden nog niet eerder een aanvraag hebben ingediend maar er redelijkerwijs geen twijfel bestaat over het recht op categoriale bijstand. Dat kan bijv. aan de orde zijn bij personen die wel in aanmerking zijn gekomen voor minima-ondersteunende maatregelen maar nog niet eerder categoriale bijstand hebben aangevraagd en waarvan aangenomen mag worden dat ze aan de voorwaarde ‘chronisch ziek of gehandicapt’ voldoen, bijv. gelet op ingediende WMO-aanvragen.

Als peildatum voor aanvragen wordt de eerste dag van de maand voorafgaand aan de aanvraag genomen. In individuele gevallen kan daarvan worden afgeweken (cfm. art. 18, eerste lid WWB). Bij ‘ambthalve’ beoordeling wordt voor de beoordeling van de doelgroep afzonderlijk een peildatum bepaald.

Artikel 7. Intrekking oude regeling

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 8. Citeerwijze en inwerkingtreding

Dit artikel spreekt voor zich.