Organisatie | Voorschoten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | BELEIDSREGELS BESLUIT BIJSTANDVERLENING ZELFSTANDIGEN (Bbz) GEMEENTE VOORSCHOTEN 2012 |
Citeertitel | Beleidsregels Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) Gemeente Voorschoten 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | bijstandsverlening aan zelfstandigen |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
26-04-2011 | 01-01-2012 | nieuwe regeling | 20-12-2011 Groot Voorschoten, 19 april 2012 | INTERN-3657 |
Het college van de Gemeente Voorschoten,
gelet op artikel 7, 8 en 10 van de Wet werk en bijstand, artikel 13 Wet investeren in jongeren, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen en artikel 9 Re-integratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Voorschoten,
besluit vast te stellen de volgende beleidsregels:
Een belanghebbende doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de verleende voorbereidingskrediet dan wel begeleiding in het kader van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen;
Het college stelt het recht op bijstand dan wel begeleiding in het kader van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen op aanvraag vast.
Het college kan het recht op voorbereidingskrediet dan wel begeleiding herzien of intrekken:
Als het college een besluit tot herziening of intrekking als bedoeld in artikel 8 genomen heeft, kan het de kosten van het voorbereidingskrediet dan wel de begeleiding die op grond van deze vaststelling gemaakt zijn verhalen op de belanghebbende indien deze onterechte vaststelling hem toegerekend kan worden.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van een belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien strikte toepassing ervan tot onbillijkheden van zwaarwegende aard zou leiden.
In gevallen waarin de bepalingen van deze beleidsregels niet voorzien, neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met inachtneming van alle omstandigheden van een belanghebbende.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van de
gemeente Voorschoten van 20 december 2011.
de secretaris, de voorzitter,
Door de wijziging van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen per 1 januari 2010 zijn de maximum bedragen voor het voorbereidingskrediet en de begeleidingskosten uit de regelgeving van het Rijk verdwenen. Om te voorkomen dat met name de voorbereidingskosten ongelimiteerd zullen gaan oplopen, zijn deze beleidsregels vastgesteld.
Daarnaast heeft de wijziging ook gevolgen voor de financiering: Niet langer kunnen de bijstand in de voorbereidingskosten en de begeleidingskosten (ten dele) gedeclareerd worden bij het Rijk. Hiermee komen deze kosten geheel ten laste van de gemeente, maar ook onder de gehele verantwoordelijkheid van de gemeente. Vanuit deze verantwoordelijkheid is er voor gekozen om ook nug-ers in aanmerking te laten komen voor deze regelingen.
Ten slotte is bij de vaststelling van deze beleidsregels gekozen voor een het oplossen van een lacune in de regelgeving die in de praktijk met enige regelmaat tot onduidelijkheid leidt.
Daar waar hierna geen toelichting wordt gegeven worden de beleidsregels voldoende duidelijk geacht.
Voor het begrip belanghebbende is aansluiting gezocht bij het Besluit bijstandverlening zelfstandigen. Dit betekent dat dit begrip een andere definitie heeft dan in de Re-integratieverordening WWB.
In de geest van de Wet Werk en Bijstand en van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen zijn in dit artikel twee afwijzingsgronden toegevoegd.
Het tekortschietend besef van verantwoordelijkheid is een begrip uit de WWB. Echter waar in de WWB vervolgens gesanctioneerd wordt met een (tijdelijke) verlaging van de uitkering, is hier gekozen voor een weigering. Het is immers niet effectief om bijvoorbeeld een gevraagd krediet gedurende enkele maanden met een bepaald percentage te verlagen. Dit artikel vindt zijn grondslag in artikel 2 van het Bbz, waar staat dat bijstand verleend kan worden. Het betreft hier dus geen recht.
Voor het bepalen van de competentie van een belanghebbende tot het voeren van een eigen bedrijf zal het meestal noodzakelijk zijn om een deskundige, derde partij in te schakelen.
De directe aanleiding tot het vaststellen van deze beleidsregels zijn het vervallen van deze bedragen in de regeling van het Rijk.
Doordat de begeleidingskosten en het voorbereidingskrediet nu onder de gemeentelijke verantwoordelijkheid vallen en bovendien volledig door de gemeente gefinancierd worden uit respectievelijk het participatiebudget en het I-deel WWB, ligt het voor de hand om in deze de beleidslijn te volgen van de re-integratieverordening. Dit betekent dat niet uitkeringsgerechtigden ook in aanmerking komen voor deze voorzieningen.
Naast de algemene inlichtingenplicht voortvloeiende uit artikel 17 WWB, artikel 13 IOAW, artikel 13 IOAZ, dan wel op grond van artikel 7 lid 2 van de Re-integratieverordening is het aannemelijk dat voor de vaststelling van het voorbereidingskrediet dan wel begeleiding in het kader van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen, of het voortduren van deze vaststelling, er nadere gegevens nodig zijn. In dit artikel wordt de persoon verplicht om deze gegevens aan te leveren en actueel te houden.
Een re-integratie voorziening kan als subsidie in de zin van artikel 4:21 lid 1 Algemene wet bestuursrecht (Awb) aangemerkt te worden. Beëindiging, herziening of intrekking van een dergelijke voorziening op grond van de WWB, IOAW of IOAZ is niet mogelijk, daar een subsidie geen bijstand of uitkering betreft dan wel daarmee gelijkgesteld is in die wetten. Met andere woorden, er is geen (bestuursrechtelijke) grondslag in de WWB, IOAW of IOAZ aanwezig, daar geen bepaling voor beëindiging, herziening of intrekking van een re-integratie voorziening opgenomen is. Beëindiging, herziening of intrekking van een re-integratie voorziening dient dan ook op grond van Afdeling 4.2.6 van de Awb te geschieden.
Uit de term ‘kan’ blijkt dat het een bevoegdheid van het college betreft. Het college kan derhalve per individuele situatie op grond van de reden van ten onrechte aangeboden re-integratie voorziening, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van een belanghebbende besluiten al dan niet tot herziening of intrekking over te gaan. Indien tot herziening of intrekking besloten wordt, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid echter wel een zorgvuldig onderzoek en rapportage alsmede een beschikking die specifiek gemotiveerd is.
In de WWB, IOAW of IOAZ zijn geen specifieke bepalingen voor terugvordering van een ten onrechte verstrekte re-integratievoorziening opgenomen. De geldende terugvorderingbepalingen in die wetten bieden daartoe eveneens geen mogelijkheid, omdat een re-integratie voorziening geen bijstand of uitkering is. Terugvordering is om voorgaande reden ook niet mogelijk op grond van onderhavig artikel van deze beleidsregels. Terugvordering van een re-integratie voorziening dient dan ook op grond van Afdeling 4.2.7 van de Awb te geschieden. Terugvordering van een re-integratie voorziening is met toepassing van art. 4:57 Awb alleen mogelijk op grond van de zgn. onverschuldigde betaling conform artikel 6:203 Burgerlijk Wetboek. Dit is een procedure voor de civiele rechter om een dwanginvorderingstitel voor de ten onrechte verstrekte re-integratie voorziening te verkrijgen, nadat een belanghebbende, na aanmaning, in gebreke is gebleven de kosten terug te betalen. Om van een onverschuldigde betaling van de gemaakte kosten te kunnen spreken, dient daaraan echter altijd het hierboven gemelde besluit tot beëindiging, herziening of intrekking vooraf te zijn gegaan.
De terugvordering betreft overigens betreft een kan-bepaling. Er kan per geval o.g.v. de reden van ten onrechte verstrekte voorbereidingskrediet dan wel begeleiding, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van de belanghebbende besloten worden al dan niet tot terugvordering over te gaan. Indien tot terugvordering besloten wordt, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid een zorgvuldig onderzoek en rapportage alsmede een beschikking die specifiek gemotiveerd is.