Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bunnik

Verordening op de heffing en invordering van Rioolrecht 2009

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBunnik
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening op de heffing en invordering van Rioolrecht 2009
CiteertitelVerordening Rioolrecht 2009
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpBelastingen

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-200901-01-2010Nieuwe regeling

04-12-2008

Nieuwsbode, 10 december 2008

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van Rioolrecht 2009

 

De raad van de gemeente Bunnik;

 

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 21 oktober 2008, nr. 08- A t/m H; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Gemeentewet;

 

besluit:

 

vast te stellen de:

"Verordening op de heffing en invordering van Rioolrecht 2009".

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

  • a.

    onder gemeentelijke riolering mede de randvoorzieningen zoals gemalen en pompen, wadi's en het voor openbare dienst bestemde gemeentewater begrepen;

  • b.

    onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

  • c.

    onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak;

  • d.

    onder niet-woning verstaan een roerende of onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient;

  • e.

    onder bedrijf aan huis verstaan een bedrijf met minder dan 10 werknemers, dat staat op hetzelfde of het naburige kadastrale perceel als een woning, en waarbij het bedrijf wordt gevoerd door de gebrui ker van de woning;

  • f.

    onder heffingseenheid verstaan de gemiddelde hoeveelheid afvalwater die uit een eigendom via de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1.

    Onder de naam "rioolrecht" wordt geheven een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

  • 2.

    Met betrekking tot het recht als bedoeld in het eerste lid, wordt ais gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar omstandigheden beoordeeld het eigendom al dan niet krachtens eigendom, be zit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een eigendom -niet een gedeelte als bedoeld in artikel 3- ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan.

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om ais afzonderlijk geheel te worden gebruikt, worden de rechten geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als een eigendom worden aangemerkt

Artikel 4 Maatstaf van heffing

  • 1.

    Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, wordt geheven naar een vast bedrag per heffingseen-heid.

  • 2.

    Het aantal heffingseenheden per belastingjaar bedraagt:

    • a.

      voor het gebruik van een woning, alsmede voor gebruik van een woning met bedrijf aan huis, één heffingseenheid;

    • b.

      voor het gebruik van een bedrijf met minder dan 10 werknemers, één heffingseenheid;

    • c.

      voor het gebruik van een bedrijf met 10 tot en met 25 werknemers, twee heffingseenheden;

    • d.

      voor het gebruik van een bedrijf met 26 tot en met 50 werknemers, drie heffingseenheden;

    • e.

      voor het gebruik van een bedrijf met 51 tot en met 75 werknemers, vier heffingseenheden;

    • f.

      voor het gebruik van een bedrijf met 76 tot en met 100 werknemers, vijf heffingseenheden;

    • g.

      voor het gebruik van een bedrijf met meer dan 100 werknemers, acht heffingseenheden.

  • 3.

    Voor het vaststellen van het aantal verschuldigde heffingseenheden als bedoeld in lid 2, wordt uitge gaan van het aantal werknemers op de eerste dag van het belastingjaar.

Artikel 5 Belastingtarief

Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid, bedraagt per heffingseenheid € 168,03.

 

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar

Artikel 7 Wijze van heffing

De rechten worden bij wege van aansiag geheven.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1.

    Het recht als bedoeld in artikel 2 eerste lid, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2 eerste lid, in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3.

    Indien de belastingplicht met betrekking tot het eigendom voor het recht als bedoeld in artikel 2 eerste lid, in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4.

    Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander eigendom in gebruik neemt.

Artikel 9 Termijn van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 200,-doch minder is dan € 2500,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische be-tatingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslag moet worden betaald in acht termijnen, waarvan zeven gelijke termijnen en een achtste termijn waarin de compensatiebetaling plaats zal hebben. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elke van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de rioolrechten.

Artikel 11 Hardheidsclausule

Indien door bijzondere omstandigheden de strikte toepassing van deze verordening naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders zou leiden tot een niet gerechtvaardigde uitkomst, kan het college van burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening door te besluiten, geheel of gedeeltelijk, geen rioolrecht te heffen.

Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De "Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2008" van 13 december 2007 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2009.

  • 4.

    Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening Rioolrecht 2009".

 

Aldus besloten in de openbare vergadering van 4 december 2008.

De raad voornoemd,

de griffier

de voorzitter

Artikelsgewijze toelichting

 

Artikel 1

Bevat een begripsomschrijving om zo duidelijk mogelijk af te bakenen in welke gevallen de rioolrechtverordening van toepassing is. Daarmee wordt voorkomen dat bijvoorbeeld discussie ontstaat over de vraag of er sprake is van een bedrijf aan huis.

 

Artikel 2

Geeft een omschrijving van het belastbaar feit en de belastingplichtige en vormt daarmee de basis van het heffen van rioolrecht.

Lid 2 geeft daarbij een zodanige definitie van de gebruiker, dat bijvoorbeeld een onderhuurder niet apart als belastingplichtige wordt aangemerkt.

 

Artikel 3

Omdat het ook mogelijk is dat een eigendom is opgedeeld in zelfstandige gedeelten, bijvoorbeeld aparte kantoren of appartementen wordt in dit artikel aangegeven dat per zelfstandig gedeelte rioolrecht wordt geheven.

 

Artikel 4

In dit artikel wordt aangegeven dat ais heffingsmaatstaf geldt, een vast bedrag per heffingseenheid. Hoeveel keer een belastingplichtige dit basistarief verschuldigd is, staat in lid 2.

 

Artikel 5

In dit artikel wordt de hoogte vastgelegd van het bedrag van de heffingseenheid en zal per belastingjaar aan de hand van het Kostendekkingsplan moeten worden vastgesteld.

 

Artikel 6

Geeft aan dat het belastingjaar gelijk is aan het kalenderjaar.

 

Artikel 7

Ingevolge artikel 233 van de Gemeentewet kunnen gemeentelijke belastingen worden geheven bij wege van aanslag, bij wege van voldoening op aangifte of op andere wijze. Op grond van dit artikel zal het rioolrecht in principe worden geheven bij wege van aanslag.

 

Artikel 8

Omdat het rioolrecht is verschuldigd voor het profijt dat de gebruiker van de riolering heeft, is iemand die bijvoorbeeld halverwege het belastingjaar verhuist naar een andere gemeente slechts voor een half jaar rioolrecht verschuldigd. Artikel 8 geeft hiervoor een regeling. Het is overigens niet mogelijk dat een belastingplichtige die bijvoorbeeld wegens vakantie een paar weken geen gebruik heeft gemaakt van de riolering, zich op dit artikel beroept om een deel van het rioolrecht niet te betalen. De belastingplichtige is immers de gebruiker die in de positie verkeert om van het eigendom gebruik te maken.

 

De overige artikelen zijn van organisatorische en administratieve aard en behoeven daarom in het kader van de heffing van rioolrecht geen nadere toelichting.