Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Stadskanaal

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Stadskanaal
Officiële naam regelingBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2012
CiteertitelBesluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Deze regeling vervangt het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Stadskanaal 2008.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2012
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 4 
  3. Wet maatschappelijke ondersteuning , art. 5 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

17-01-201301-01-201301-01-2014artt 6, 9, 12, 13 en 14

08-01-2013

De Kanaalstreek, 16-01-2013

BW, 08-01-2013, nr. 12
10-05-201217-01-2013nieuwe regeling

01-05-2012

De Kanaalstreek, 09-05-2012

BW, 01-05-2012, nr. 4

Tekst van de regeling

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stadskanaal;

gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2012;

besluit:

vast te stellen het navolgende

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2012

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • 1.

    HH 1:

  • Hulp bij het Huishouden met uitvoerende activiteiten;

  • 2.

    HH 2:

  • Hulp bij het Huishouden met uitvoerende activiteiten en of (dagelijkse) regievoering;

  • 3.

    Persoonsgebonden budget:

  • een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura.

  • 4.

    Financiële tegemoetkoming:

  • een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen voor het te bereiken resultaat.

  • 5.

    PGB-alfa:

  • een geldbedrag waarmee een aanvrager directe, eenvoudige Hulp bij het Huishouden 1 (HH1) of meervoudige Hulp bij het Huishouden 2 (HH1) kan inkopen waarbij niet aan alle door de gemeente gestelde kwaliteitseisen behoeft te worden voldaan;

  • 6.

    PGB-regulier HH1:

  • een geldbedrag waarmee een aanvrager Hulp bij het Huishouden 1 (HH1) kan inkopen bij een zorgaanbieder die voldoet aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen;

  • 7.

    PGB-regulier HH2:

  • een geldbedrag waarmee een aanvrager Hulp bij het Huishouden 2 (HH2) kan inkopen waarbij wordt voldaan aan de door de gemeente gestelde kwaliteitseisen;

  • 8.

    Eigen bijdrage:

  • het bedrag dat een gerechtigde op een individuele voorziening moet betalen;

  • 9.

    Eigen aandeel:

  • het ten eigen laste van de gerechtigde blijvende deel van de kosten van een voorziening waarvoor een financiële tegemoetkoming is verleend;

  • 10.

    Woningaanpassing:

  • ingreep van bouwkundige of woontechnische aard;

  • 11.

    Autoaanpassing:

  • aanbrengen van extra faciliteiten ten opzichte van de referentieauto;

  • 12.

    Kale huur:

  • de bruto huurprijs minus servicekosten en kosten nutsvoorzieningen.

Hoofdstuk 2. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget

Artikel 2. Regels rond de verstrekking

  • 1.

    Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager of diens wettelijke vertegenwoordiger.

  • 2.

    Verstrekking als persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien het vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget.

  • 3.

    Voor algemene voorzieningen wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt.

Artikel 3. Verstrekkingen in natura

  • 1.

    Kortdurende huishoudelijke hulp wordt uitsluitend verstrekt in natura.

  • 2.

    Woonvoorzieningen die uitsluitend in natura worden verstrekt zijn:

    • a.

      kleine woonvoorzieningen vanaf € 500,00 tot en met € 1.000,00.;

    • b.

      (mobiele) tilliften;

    • c.

      stoelliften;

    • d.

      trapliften.

  • 3.

    De collectieve vraagafhankelijke vervoersvoorziening wordt uitsluitend verstrekt in natura.

Artikel 4. Verantwoording budgethouder

  • 1.

    De budgethouder is verplicht alle documenten te overleggen die noodzakelijk zijn voor het uitvoeren van een verantwoordingsonderzoek.

  • 2.

    De budgethouder van een persoonsgebonden budget voor Hulp in het Huishouden overlegt in ieder geval:

    • a.

      de zorg- of arbeidsovereenkomst met de zorgverlener;

    • b.

      de declaratie van de zorgverlener;

    • c.

      het betalingsbewijs aan de zorgverlener.

  • 3.

    De budgethouder van een persoonsgebonden budget voor een andere individuele voorziening overlegt in ieder geval:

    • a.

      de factuur van de aangeschafte of onderhouden voorziening;

    • b.

      het betalingsbewijs van de aangeschafte of onderhouden voorziening.

  • 4.

    De verantwoording van het persoonsgebonden budget door de budgethouder vindt in ieder geval plaats na afloop van de verstrekking dan wel na afloop van het kalenderjaar.

Hoofdstuk 3. Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 5. Eigen bijdrage en eigen aandeel

  • 1.

    Er wordt, tenzij anders is aangegeven, een eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd bij de verstrekking van een individuele vervoersvoorziening, een individuele woonvoorziening en huishoudelijke hulp.

  • 2.

    De in een kalenderjaar verschuldigde eigen bijdrage en eigen aandeel in de kosten van maatschappelijke ondersteuning is overeenkomstig het bepaalde in het Besluit maatschappelijke ondersteuning .

  • 3.

    Voor woningaanpassingen in en aan het huis wordt gedurende een periode van maximaal negenendertig tijdvakken van vier weken een eigen bijdrage dan wel een eigen aandeel gevraagd. Voor voorzieningen in bruikleen, zoals losse woonvoorzieningen en stoelliften en trapliften, wordt gedurende het gebruik van de voorziening een eigen bijdrage gevraagd.

Hoofdstuk 4. Hulp bij het huishouden

Artikel 6. Bedrag Persoonsgebonden Budget huishoudelijke hulp

  • 1.

    De bruto bedragen voor een persoonsgebonden budget voor hulp bij het huishouden bedragen:

    HH 1

    Eenvoudige hulp

    PGB-alfa

    • niet opgeleid

    125 % minimumloon incl. vakantiegeld

    € 12,71 per uur

    HH 2

    Meervoudige hulp

    PGB-alfa plus

    • opgeleid

    150 % minimumloon incl. vakantiegeld

    € 15,26 per uur

    HH 1 extra

    Eenvoudige hulp

    PGB-regulier HH1

    • opgeleid

    Gelijk aan laagste tarief zorg in natura

    € 19,90 per uur

    • werkzaam voor (thuiszorg)instelling

    HH 2 extra

    Meervoudige hulp

    PGB-regulier HH2

    • opgeleid

    Gelijk aan laagste tarief zorg in natura

    € 23,42 per uur

    • werkzaam voor (thuiszorg)instelling

  • 2.

    Het bruto totaalbedrag persoonsgebonden budget wordt bepaald op basis van de geïndiceerde activiteiten.

  • 3.

    Het netto bedrag persoonsgebonden budget is het bruto bedrag persoonsgebonden budget verminderd met de eigen bijdrage.

  • 4.

    Het bruto bedrag persoonsgebonden budget wordt periodiek bij vooruitbetaling betaalbaar gesteld.

Artikel 7. Kortdurende huishoudelijke hulp

Kortdurende hulp bij het huishouden wordt voor maximaal vier weken verstrekt.

Hoofdstuk 5. Woonvoorzieningen

Artikel 8. Vaststelling Persoonsgebonden Budget / financiële tegemoetkoming woonvoorzieningen

  • 1.

    De te verstrekken woonvoorziening kan bestaan uit een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming.

  • 2.

    Indien de woonvoorziening wordt verstrekt als woningaanpassing kan hieronder mede worden verstaan de uitvoeringskosten voor het treffen van voorzieningen van niet-woontechnische aard voor onderhoud, keuring en reparatie, tijdelijke huisvesting en huurderving.

  • 3.

    Als een woonvoorziening wordt verstrekt is altijd een gereedmelding noodzakelijk. De gereedmelding is tevens een verzoek om vaststelling en uitbetaling.

Artikel 9. Financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten

Het forfaitair bedrag voor verhuis- en inrichtingskosten bedraagt:

  • a.

    € 1.843,00 wanneer het een belanghebbende betreft die op advies van het college naar eengeschikte woning verhuist;

  • b.

    € 4.198,00 wanneer het een persoon betreft die op verzoek van de gemeente ten behoeve van een belanghebbende met beperkingen, zijn woonruimte, bestemd voor permanente bewoning, heeft vrijgemaakt.

Hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken.

Artikel 10. Bedrag Persoonsgebonden Budget / financiële tegemoetkoming voor woonvoorziening

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening is gelijk aan het bedrag van de door het college geaccepteerde offerte, en overstijgt de werkelijk gemaakte kosten niet.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor het bezoekbaar maken van een woonruimte bedraagt maximaal € 2.000,00. Hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken.

  • 3.

    Het bedrag voor onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening wordt bepaald door de werkelijk gemaakte kosten. Een keuring wordt volgens de minst vereiste periodiciteit voor de betreffende voorziening uitgevoerd.

  • 4.

    Het bedrag voor tijdelijke huisvesting in geval van dubbele woonlasten wordt bepaald door de werkelijk gemaakte kosten per maand met een maximum van € 500,00 voor het betrekken van zelfstandige en € 300,00 voor het betrekken van niet-zelfstandige woonruimte gedurende een periode van maximaal zes maanden. Hiervan wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel afgetrokken.

  • 5.

    Het bedrag voor derving van huurinkomsten bij huurbeëindiging van een aangepaste woonruimte is gebaseerd op de kale huur van de woonruimte over een periode van maximaal zes maanden.

  • 6.

    Bij verkoop van de woning waarin een voorziening is aangebracht binnen een periode van tien jaar hieraan voorafgaand dient de kostprijs minus de eigen bijdrage te worden terugbetaald volgens het afschrijvingsschema:

    • a.

      eerste en tweede jaar: 100 % van het bedrag;

    • b.

      derde en vierde jaar: 80 % van het bedrag;

    • c.

      vijfde en zesde jaar: 60 % van het bedrag;

    • d.

      zevende en achtste jaar: 40 % van het bedrag;

    • e.

      negende en tiende jaar: 20 % van het bedrag.

  • 7.

    Indien een voorziening het noodzakelijk maakt dat extra grond moet worden verworven kan een bijdrage worden verleend op basis van een maximaal aantal vierkante meters volgens het volgende schema:

    • 1.

      Per vertrek in een zelfstandige woning:

      Zit-/slaapkamer

      18

      8

      Woonkamer

      30

      6

      Keuken

      10

      4

      Eenpersoonsslaapkamer

      10

      4

      Tweepersoonsslaapkamer

      18

      4

      Toiletruimte

      2

      1

      Badkamer

      - wastafelruimte

      2

      1

      - doucheruimte

      3

      2

      Entree/gang/hal (eigen opgang)

      5

      2

      Berging

      6

      4

    • 2.

      per verhard pad tussen ingang woonruimte en openbare weg en of berging/tuinpoort: 20.

Hoofdstuk 6. Vervoersvoorzieningen

Artikel 11. Vaststelling Persoonsgebonden Budget vervoersvoorzieningen

  • 1.

    Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening wordt vastgesteld op basis van de (tegen)waarde van de goedkoopst compenserende voorziening, inclusief onderhoud, reparatie en verplichte verzekeringen.

  • 2.

    Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening kan worden verstrekt in de vorm van aankoop of huur.

  • 3.

    Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening die door de budgethouder wordt aangeschaft wordt vastgesteld op basis van de waarde van de geldende prijsafspraak met de door de gemeente gecontracteerde leverancier.

  • 4.

    Het persoonsgebonden budget voor een vervoersvoorziening in huur wordt vastgesteld op basis van de waarde van de huurprijs zoals die door het college aan de door de gemeente gecontracteerde leverancier zou worden betaald.

Artikel 12. Financiële tegemoetkoming voor vervoersvoorzieningen

Het forfaitair bedrag dat per jaar wordt verstrekt voor de kosten van het gebruik van een vervoersvoorziening bedraagt:

  • a.

    voor gebruik van een (eigen) auto: € 389,00, zijnde 2000 km á € 0,19;

  • b.

    voor gebruik van een (rolstoel)taxi: € 389,00, zijnde 2000 km á € 0,19.

Hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken.

Artikel 13. Collectief vervoer

  • 1.

    Voor gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer (RegioTaxiPlus) wordt de pashouder een jaarlijkse bijdrage van € 0,00 in rekening gebracht.

  • 2.

    Bij gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer (RegioTaxiPlus) voor pashouders kan per rit maximaal 22 kilometer of naar een specifieke puntbestemming worden gereisd tegen het RegioTaxiPlus pashouderstarief. Per kalenderjaar kan maximaal 2.000 kilometer worden gereisd tegen het gereduceerd tarief.

  • 3.

    Het eigen aandeel bij gebruik van de vraagafhankelijke collectieve vervoersvoorziening (RegioTaxiPlus) bedraagt:

    • a.

      een opstaptarief van € 2,05 per rit en;

    • b.

      bij vervoer tot en met 22 kilometer of naar een specifieke puntbestemming € 0,29 per kilometer en;

    • c.

      bij vervoer boven 22 kilometer het door vervoerder in rekening gebrachte kilometertariefvoor de pashouder, en eventuele meereizende gezamenlijk.

  • 4.

    Wanneer de pashouder is aangewezen op noodzakelijke begeleiding tijdens de reis dan mag de begeleider gratis meereizen. (klein)Kinderen tot twaalf jaar van de pashouder mogen gratis meereizen, en huisgenotenpashouders kunnen meereizen tegen hetzelfde tarief als de pashouder. Meereizenden moeten op dezelfde plaats in- en uitstappen als de pashouder.

Artikel 14. Individueel vervoer

  • 1.

    De gemeente hanteert voor een individuele vervoersvoorziening een gebruiksduur van zeven jaar.

  • 2.

    De financiële tegemoetkoming voor aanschaf, onderhoud, reparatie en verzekering van een sportrolstoel bedraagt € 2.560,00. Dit bedrag is forfaitair en wordt eenmaal per drie jaar verstrekt. Hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken.

  • 3.

    De financiële tegemoetkoming voor aanpassing van de eigen auto, die niet ouder is dan drie jaar, bedraagt maximaal € 2.000,00. Het bedrag wordt maximaal eens per vijf jaar verstrekt, en hiervan wordt geen eigen aandeel afgetrokken.

Artikel 15. Beëindigen van niet-gebruik

  • 1.

    Een individuele vervoersvoorziening dient binnen de vastgestelde periode van gebruiksduur aan de gemeente te worden overgedragen dan wel de restwaarde ervan vergoed zodra:

    • a.

      vaststaat dat de aanvrager de voorziening niet meer gebruikt;

    • b.

      de aanvrager is overleden, de verplichting rust dan op de erfgenamen;

    • c.

      de aanvrager is verhuisd, tenzij de nieuwe woongemeente de verstrekking overneemt.

  • 2.

    Indien vanwege medische redenen binnen de vastgestelde periode van gebruiksduur opnieuw eenzelfde soort vervoersvoorziening wordt aangevraagd, dan vindt eventuele verstrekking plaats onder inhouding van het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte voorziening.

  • 3.

    De restwaarde van de individuele vervoersvoorziening wordt als volgt bepaald:

    • a.

      in het eerste jaar 85 % van het bedrag Pgb;

    • b.

      in het tweede jaar 70 % van het bedrag Pgb;

    • c.

      in het derde jaar 55 % van het bedrag Pgb;

    • d.

      in het vierde jaar 40 % van het bedrag Pgb;

    • e.

      in het vijfde jaar 25 % van het bedrag Pgb;

    • f.

      in het zesde jaar 10 % van het bedrag Pgb.

  • 4.

    Een ondersteuningsbehoevende ontvangt na het spontaan en vrijwillig inleveren van een toegekende individuele vervoersvoorziening wegens sporadisch gebruik éénmalig een forfaitair bedrag inleverpremie van € 75,00. Aanspraak op de inleverpremie geldt bij een Wmo -indicatie met een geldigheid van tenminste zes maanden na de datum van inlevering, en geldt niet bij beëindiging van het gebruik van de vervoersvoorziening op grond van lid 1 en 2 van dit artikel. Van de inleverpremie wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel afgetrokken.

Hoofdstuk 7. Advisering en verstrekking

Artikel 16. Verplicht advies

Het bedrag waarboven in ieder geval advies van daartoe aangewezen adviesinstantie moet worden gevraagd bedraagt € 10.000,00.

Artikel 17. Drempelbedrag verstrekking

Een voorziening tot een bedrag van € 500,00 wordt niet verstrekt.

Artikel 18. Second opinion

  • 1.

    Wanneer de belanghebbende het niet eens is met de door de gemeente aangewezen voorziening wordt de aanvrager in de gelegenheid gesteld om een second opinion bij een niet bij de aanvraag betrokken deskundige aan te vragen, voordat er een definitief besluit wordt genomen. De second opinion zal worden opgevraagd bij een onafhankelijk indicatieorgaan dat niet eerder bij deze aanvraag betrokken is geweest.

  • 2.

    Voor de aanvraag van een second opinion wordt een bedrag van € 90,00 bij de belanghebbende in rekening gebracht. Wanneer de voorziening alsnog conform de vraag van de belanghebbende wordt toegekend, wordt dit bedrag terugbetaald.

  • 3.

    Wanneer de second opinion afwijkt van de eerder aangewezen voorziening, zal het tweede advies bindend zijn.

Hoofdstuk 8. slotbepalingen

Artikel 19. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van dit besluit indien toepassing van dit besluit tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 20. Inwerkingtreding

Artikel 21. Overgangsbepaling

  • 1.

    Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning die zijn verstrekt vòòr de inwerkingtreding van dit besluit worden gedurende een overgangsperiode van drie maanden vastgesteld overeenkomstig de eerdere regeling.

  • 2.

    Dit artikel vervalt drie maanden na zijn inwerkingtreding.

Artikel 22. Citeertitel

Dit besluit kan worden aangehaald als “Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Stadskanaal 2012”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college op 1 mei 2012

secretaris burgemeester

de heer G.J. van der Zanden mevrouw B.A.H. Galama