Organisatie | Tubbergen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit maatschappelijke ondersteuning 2012 |
Citeertitel | Besluit maatschappelijke ondersteuning 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
18-01-2014 | 01-01-2014 | 01-01-2015 | Art. 3.1 | 10-12-2013 | I13.042346 |
18-01-2014 | 01-01-2014 | 01-01-2014 | Art. 2.2, lid 1 | 10-12-2013 | I13.041377 |
01-01-2013 | 01-01-2014 | Art. 2.2, lid 1, art. 3.1, leden 1, 2, 3 en 4 | 28-11-2012 | I12.022225 | |
27-04-2012 | 01-01-2013 | Nieuwe regeling | 10-04-2012 | I12.006181 |
Het college van burgemeester en wethouders van Tubbergen;
overwegende dat het college van burgemeester en wethouders op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning nadere regels dient vast te stellen;
gelet op de artikelen 3, 6, 7, 11, 12, 19, 21, 25, 33, 39 en 40 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning;
mede gelet op artikel 36 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Tubbergen in samenhang met artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Algemene bepalingen
In dit besluit wordt verstaan onder:
Hoofdstuk 2 Vorm van de te verstrekken individuele voorzieningen
Indien een voorziening wordt toegekend wordt de aanvrager de mogelijkheid geboden om te kiezen tussen een persoonsgebonden budget en een voorziening in natura (eventueel in de vorm van een financiële tegemoetkoming), tenzij overwegende bezwaren bestaan tegen het verstrekken van een persoonsgebonden budget.
Artikel 2.3 Verplichtingen persoonsgebonden budget
Bij de verlening van een persoonsgebonden budget wordt de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 2.5 Verplichtingen bij een finaniëletegemoetkoming
Bij de verlening van een financiële tegemoetkoming wordt de belanghebbende de volgende verplichtingen opgelegd:
Hoofdstuk 3 Eigen bijdrage, eigen aandeel en verplichtingen
Artikel 3.1 Omvang van eigen bijdrage dan wel een eigen aandeel
Het bedrag dat ongehuwde personen jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd dienen te betalen bedraagt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 23.295,- het bedrag van € 19,00 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 23.295,-.
Het bedrag dat ongehuwde personen van de pensioengerechtigde leeftijd of ouder dienen te betalen bedraagt € 19,00 per vier weken, met dien verstande dat indien het inkomen meer bedraagt dan € 16.456,- het bedrag van € 18,60 [lees: € 19,00] wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het inkomen en € 16.456,-.
Het bedrag dat gehuwde personen, indien een van beiden jonger is dan de pensioengerechtigde leeftijd of beiden jonger zijn dan de pensioengerechtigde leeftijd dienen te betalen bedraagt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 29.174,- het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 29.174,-.
Het bedrag dat gehuwde personen die beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt of ouder zijn dienen te betalen bedraagt € 27,20 per vier weken, met dien verstande dat indien het gezamenlijke inkomen meer bedraagt dan € 22.957,- het bedrag van € 27,20 wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen het gezamenlijke inkomen en € 22.957,-.
Artikel 3.2 Geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd
In afwijking van artikel 3.1 geldt dat geen eigen bijdrage of eigen aandeel is verschuldigd voor:
Artikel 3.4 Geen eigen bijdrage wegens nalatigheid gemeente-CAK
De eigen bijdrage als bedoeld in artikel 3.1. wordt niet opgelegd voor zover binnen twee jaar na verzending van de Wmo-beschikking waarin de voorziening wordt toegekend, voor de te betalen eigen bijdrage geen beschikking dan wel voorlopige beschikking van het CAK tot vaststelling van deze bijdrage is verzonden.
Artikel 5.1 Woningaanpassingen
De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 15 onder b van de verordening wordt als volgt vastgesteld:
Artikel 5.2 Begrenzing roerende woonvoorzieningen.
Roerende woonvoorzieningen met een aanschafwaarde:
Artikel 5.3 Verhuis- en herinrichtingskosten
De hoogte van de tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten als bedoeld in artikel 15 onder a van de verordening aan de persoon die op verzoek van de gemeente, ten behoeve van een persoon met beperkingen, de woonruimte heeft ontruimd, is gelijk aan de werkelijke kosten doch bedraagt ten hoogste € 3.500,-- , inclusief BTW.
De hoogte van de financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering als bedoeld in artikel 13 onder d van de verordening is afhankelijk van de leeftijd van de huidige stoffering (zie bijlage 2) en bedraagt maximaal voor:
Artikel 5.5 Tijdelijke huisvesting
Het college verleent een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting afhankelijk van de kale huur van de woonruimte, met een maximum gelijk aan de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag. Bij niet zelfstandige woonruimte bedraagt de financiële tegemoetkoming de helft van de maximale huurgrens als bedoeld in de Wet op de huurtoeslag.
Artikel 5.7 Gereed melding en vaststelling financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget
Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een voorziening als bedoeld in artikel 13 sub d van de verordening, maar uiterlijk binnen 12 maanden na het verlenen van de financiële tegemoetkoming, verklaart de woningeigenaar, onder overlegging van de originele facturen, aan het college dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.
Artikel 5.9 Terugbetalen van de financiële tegemoetkoming bij verkoop van de woning (anti-speculatiebeding)
De financiële tegemoetkoming in de kosten van het treffen van een woonvoorziening als bedoeld in artikel 21 van de verordening moet worden terugbetaald indien de woning binnen 10 jaar na gereedmelding van de woonvoorziening wordt verkocht en de hoogte van de financiële tegemoetkoming meer bedraagt dan € 7.500,--.
Hoofdstuk 6 Het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Artikel 6.1 Soorten vervoersvoorzieningen
De door het college te verstrekken vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 22 van de verordening, kan bestaan uit:
Artikel 6.4 Omvang van de vervoersvoorziening
Voor echtgenoten en partners, als bedoeld in artikel 1, lid 2 t/m 7 van de wet, die beiden in aanmerking komen voor een tegemoetkoming als bedoeld in artikel 6.1, lid 3 sub b, c en d wordt, voorzover de behoeften van de echtgenoten niet samenvallen, aan de beide echtgenoten gezamenlijk niet meer dan maximaal 100% van de normbedragen genoemd in artikel 6.3 toegekend.
Indien belanghebbende in het bezit is van een gesloten buitenwagen, fiets met hulpmotor of scootmobiel en tevens een financiële tegemoetkoming wordt verstrekt als bedoeld in artikel 6.1, lid 3 sub b, c en d wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming als genoemd in artikel 6.3 verminderd met 50%.
Hoofdstuk 7 Verplaatsen in en rond de woning
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor een sportrolstoel zoals bedoeld in artikel 27 sub d van de verordening, wordt bepaald door de aanschafwaarde van de voorziening vermeerderd met 20% van de aanschafwaarde voor te verwachten reparatie- en onderhoudskosten en bedraagt maximaal € 3.176,80,-- , inclusief BTW. De voorziening wordt ten hoogste eens in de drie jaar verstrekt.
Hoofdstuk 10 Inwerkingtreding, overgangsrecht en citeertitel
Artikel 10.1 Inwerkingtreding en overgangsrecht
Het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tubbergen 2007 vervalt, met dien verstande dat de artikelen 3.2 en 3.4 van toepassing blijven ten aanzien van voorzieningen die zijn toegekend vóór de in het eerste lid bedoelde datum. Op beschikkingen omtrent die voorzieningen van na die datum, is het bepaalde in dit besluit van toepassing.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders
van Tubbergen van 10 april 2012.
Burgemeester en wethouders van Tubbergen,
de secretaris, de burgemeester,
drs. ing. G.B.J. Mensink, mr. M.K.M. Stegers
Bijlage 1 Voorwaarden bruikleenvoorzieningen
Een bruikleenvoorziening wordt via een beschikking aan de aanvrager (de bruiklener), in bruikleen verstrekt, met in achtneming van de hieronder genoemde bepalingen/voorwaarden
Onderhoud, keuring en reparaties
De kosten van reparatie, keuring en onderhoud komen voor rekening van de gemeente, voor zover deze niet gedekt worden door een verzekering of vallen binnen de garantietermijn. Dit geldt niet als het onderhoud of de reparaties nodig zijn door eigen toedoen of nalatigheid van de bruiklener of van de personen voor wie de bruiklener aansprakelijk is.
Indien een verzekeringsmaatschappij een verzekering beëindigt als gevolg van gedragingen van de bruiklener, dan is dit in de regel voor de gemeente aanleiding de beschikking waarin de bruikleenvoorziening is toegekend, in te trekken. Deze intrekking heeft tot gevolg dat het recht op de bruikleenvoorziening is komen te vervallen en dat de bruikleenvoorziening wordt ingenomen.
Schade, vermissing en diefstal
Een woningsanering wordt aangemerkt als een niet aard- en nagelvaste woonvoorziening. Men spreekt in dit verband ook wel van een roerende woonvoorziening of een woonvoorziening van niet-bouwkundige of woontechnische aard.
Allergie, astma of chronische bronchitis (CARA) kunnen aanleiding zijn voor woningsanering. Daarnaast kan het voor de gebruiker van een rolstoel noodzakelijk zijn dat de gewone vloerbedekking wordt vervangen door rolstoelvast tapijt.
Onder voorwaarden kan men voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering in aanmerking komen:
Een financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. De financiële tegemoetkoming bedraagt een percentage van de kosten, afhankelijk van de volgende afschrijvingsperiode:
100% indien het artikel nieuwer is dan twee jaar;
75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;
50% indien het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;
25% indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is.
Als normbedragen worden gehanteerd:
Geen financiële tegemoetkoming
Geen financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, indien:
De noodzaak voor het verstrekken van een financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering, wordt mede bepaald in relatie tot: het levenspatroon en de leefregels, de gehele woninginrichting en ventilatiemogelijkheden en –gedrag van de aanvrager bepaald.
Bijlage 3 Kosten onderhoud, keuring en reparatie van woonvoorzieningen
De maximale vergoeding van kosten voor onderhoud en keuring van diverse soorten liften in woningen en trappenhuizen bedraagt:
* De prijs van de beginkeuring van woonhuisliften en hefplateauliften is tegenwoordig inbegrepen in de totale nieuwprijs van de lift.
** Balansliften worden niet meer nieuw gemaakt. Beginkeuringen komen daarom nauwelijks voor. Bestaande balansliften kunnen nog wel gewoon gekeurd en onderhouden worden.
!n de hierboven genoemde bedragen zijn opgenomen de kosten voor de keuring door het Liftinstituut (voorrijkosten + keuringstarieven), vermenigvuldigd met een factor 2 (personen), vanwege de noodzakelijke assistentie door de onderhoudsfirma.
Maximale toeslagen op bovengenoemde tarieven:
Naast een Verordening maatschappelijke ondersteuning is er ook een Besluit maatschappelijke ondersteuning. De gemeenteraad stelt, op grond van zijn bevoegdheden, de kaders vast in een verordening en het college werkt deze nader uit in het Besluit maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn bij elkaar gebracht alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college van burgemeester en wethouders bevat, in het besluit ingevuld. Het college kan binnen de door de raad gestelde kaders alle bedragen in het besluit op een eenvoudige wijze aanpassen (bijvoorbeeld omdat er aan de hand van de prijsindex een bijstelling van bedragen plaatsvindt).
Het eerste onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Van alle soorten voorzieningen waarvoor een persoonsgebonden budget mogelijk is, wordt in het besluit uitgewerkt hoe het bedrag van het persoonsgebonden budget wordt samengesteld.
Een ander onderwerp is de eigen bijdrage en het eigen aandeel. Deze zijn ontworpen binnen het kader van de mogelijkheden die de AMvB biedt. Het uitgangspunt is dat daar waar mogelijk wordt aangesloten bij de eigen bijdrageheffingen voor die voorzieningen zoals die in de Wet voorzieningen gehandicapten en de AWBZ golden, uiteraard binnen de mogelijkheden van het vernieuwde systeem.
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
De begrippen, op het begrip algemeen gebruikelijk en algemene voorziening na, zijn voldoende omschreven. Zij behoeven geen nadere toelichting.
Het begrip “algemeen gebruikelijk” is geconcretiseerd in de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep. Het begrip heeft in het verleden vaak voor verwarring gezorgd, omdat algemeen gebruikelijke voorzieningen soms wel specifiek voor een handicap worden aangeschaft, maar vanwege hun algemeen gebruikelijke karakter toch niet vergoed worden. Om duidelijk te maken wat in de wet verstaan wordt onder dit begrip is de begripsomschrijving vanuit de jurisprudentie overgenomen. Het gaat daarbij om de volgende voorzieningen:
De gemeente kan besluiten om toch over te gaan tot het verstrekken van een algemeen gebruikelijke voorziening. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft in dit kader de volgende uitzonderingssituaties benoemd:
Het college moet wel onderzoeken of de aangevraagde voorziening ook voor de persoon van de aanvrager, gezien diens specifieke behoeften en persoonskenmerken, als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd.
Hieronder worden voorbeelden benoemd van voorzieningen die algemeen gebruikelijk kunnen zijn. Deze opsomming is uitdrukkelijk niet limitatief, aangezien de invulling van dit begrip continu in beweging is. Ook zijn er uitzonderingen te noemen op basis van het zakelijke (is de zaak algemeen gebruikelijk) en het individuele component (geldt dat ook voor de aanvrager).
Het gaat hier om direct beschikbare voorzieningen, die eenvoudig te verstrekken zijn. Daarnaast geldt een beperkte toegangsbeoordeling. Kenmerk van algemene voorzieningen is ten slotte dat zij altijd in natura verstrekt worden en nooit in de vorm van een persoonsgebonden budget of als financiële tegemoetkoming.
HOOFDSTUK 2 VORM VAN TE VERSTREKKEN INDIVIDUELE VOORZIENINGEN
De systematiek van de Verordening is dat steeds algemene voorzieningen, waaronder collectief vervoer (de regiotaxi), het primaat hebben. Bij algemene voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk, waar tegenover staat dat de algemene voorziening een snel te realiseren oplossing biedt en er bij algemene voorzieningen een eenvoudige en lichte toelatingstoets geldt en er bij de verstrekking daarvan nooit een inkomensafhankelijke eigen bijdrage wordt gevraagd. Ook financiële tegemoetkomingen worden uitgesloten van een persoonsgebonden budget.
In vorm lijken deze voorzieningen veel op elkaar. Bij een financiële tegemoetkoming gaat het echter om een tegemoetkoming in een deel van de kosten.
Een persoonsgebonden budget is echter de tegenhanger van een voorziening in natura. Bij een voorziening in natura en dus ook bij een persoonsgebonden budget gaat het om een voorziening die de kosten (eventueel na aftrek van een eigen bijdrage) zoveel mogelijk volledig dekt. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan de volgende bijzondere regels gelden.
Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de belanghebbende. Dit vormt normaliter onderdeel van de aanvraag, Een belanghebbende komt in eerste instantie in aanmerking voor een algemene voorziening. Is die niet passend, dan kan de belanghebbende al dan niet een individuele voorziening ontvangen. Daarna kan op verzoek van de belanghebbende verstrekking in de vorm van een persoonsgebonden budget plaatsvinden. Niet in alle situaties is het mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen. Allereerst is het niet mogelijk een persoonsgebonden budget te ontvangen als de algemene voorziening zoals het collectief vervoer een toereikende oplossing biedt. Daarnaast zal ook in situaties waarin er sprake is van een progressief ziektebeeld of dat de verwachting is dat belanghebbende niet met geld om kan gaan dan wel niet in staat is om de eigen administratie bij te houden geen persoonsgebonden budget worden verstrekt. Praktijkvoorbeelden zijn mensen met schulden- en/of verslavingsproblematiek of mensen die in het verleden niet zorgvuldig met een persoonsgebonden budget zijn omgegaan. Ook leent een persoonsgebonden budget zich meestal niet voor zaken waarin spoed of een korte termijn zich voordoet, bijvoorbeeld bij ontslag uit het ziekenhuis. Als de gemeente al gecompenseerd heeft, wordt er geen persoonsgebonden budget verstrekt. Dit kan het geval zijn als er al een voorziening in natura is verstrekt of als er al eerder een persoonsgebonden budget is verstrekt en de normale gebruikstermijn van de voorziening nog niet is verstreken. Het verstrekken van een volgende voorziening binnen de afloop van de normale gebruiksduur kan slechts in die gevallen waarin er sprake is van een wijziging in omstandigheden (wijziging van de indicatie). In geval een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp door omstandigheden vroegtijdig wordt beëindigd (zoals permanente opname in een AWBZ –instelling of overlijden), loopt de budgethouder risico voor de doorlopende werkgeversverplichtingen. Het persoonsgebonden budget wordt per het eerstvolgende kwartaal beëindigd. De budgethouder moet de werkgeversverplichtingen nakomen. Ingeval van misbruik verspeelt de cliënt het recht op een persoonsgebonden budget. Het ten onrechte verstrekte persoonsgebonden budget wordt dan volledig teruggevorderd, tenzij het terug te vorderen bedrag gelijk of minder dan € 100,-- bedraagt.
Voor hulp bij het huishouden geldt dat het persoonsgebonden budget per kwartaal vooraf wordt uitgekeerd. Voor de aanschaf van hulpmiddelen geldt dat deze budgetten ineens worden uitgekeerd.
Artikel 2.2 Hoogte persoonsgebonden budget
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 2.3 Verplichtingen persoonsgebonden budget
De verplichtingen verbonden aan een persoonsgebonden budget worden vermeld in een beschikking.
De verplichtingen houden verband met de besteding, bestemming, kwaliteit en adequaatheid van de voorziening die in de vorm van een persoonsgebonden budget is verstrekt. Vanaf de datum dat het persoonsgebonden budget is verstrekt, is de budgethouder verplicht om gedurende 7 jaar zijn boekhouding en bewijsstukken beschikbaar te stellen aan de gemeente. De termijn van 7 jaar komt overeen met wat de belastingdienst hanteert voor het controleren van gegevens.
Verder is bepaald dat een, op basis van een persoonsgebonden budget, aangeschafte voorziening moet worden teruggegeven aan de gemeente als deze voorziening, om welke redenen dan ook, niet meer wordt gebruikt. De voorziening is immers met gemeenschapsgeld aangeschaft en het kan niet de bedoeling zijn dat de opbrengst van de voorziening ten gunste komt van de gebruiker. Door de voorziening terug te halen is het college in staat tot herverstrekking van deze voorziening, waardoor het gemeenschapsgeld optimaal wordt gebruikt. Eventueel kan ook de tegenwaarde in geld (op basis van de afschrijvingsmethodiek van de gecontracteerde leverancier) worden teruggegeven.
De budgethouder is verplicht meldingen over niet meer gebruiken van voorzieningen aan het college te verstrekken. Deze plicht vloeit voort uit artikel 34 van de verordening.
Artikel 2.4 Uitvoering persoonsgebonden budget
De betalingen voor de hulp bij het huishouden zijn periodiek en wel per kwartaal vooraf. Dit voorkomt dat de budgethouder gelden moet voorschieten. Voor de overige voorzieningen is de betaling ineens. De eigen bijdrage wordt vastgesteld en geïnd door het CAK. Van de budgethouder wordt gevraagd om de besteding van het persoonsgebonden budget te verantwoorden.
Artikel 2.5 Verplichtingen bij een financiële tegemoetkoming
Artikel 2.6 Uitvoering financiële tegemoetkoming
Beide artikelen bevatten controle aspecten en behoeven geen nadere toelichting.
HOOFDSTUK 3 EIGEN BIJDRAGE, EIGEN AANDEEL EN VERPLICHTIGEN
Artikel 3.1 Omvang van eigen bijdrage dan wel eigen aandeel
Het begrip eigen bijdrage heeft betrekking op de financiële inkomensafhankelijke bijdrage die door het CAK wordt vastgesteld voor hulp bij het huishouden. Het begrip eigen aandeel heeft betrekking op financiële tegemoetkomingen voor woning- en auto aanpassingen. De gemeente stelt het eigen aandeel vast, legt het op via de beschikking en brengt het zoveel mogelijk ineens in mindering op de financiële tegemoetkoming. De berekeningssystematiek van de eigen bijdrage en het eigen aandeel is gelijk. Het bedrag van het eigen aandeel wordt doorgegeven aan het CAK ter voorkoming van opstapeling van bedragen.
Artikel 3.2 Geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd
Dit artikel spreekt voor zich. Dit betekent dat o.a. voor een rolstoel en het collectief vervoer geen eigen bijdrage verschuldigd is.
Artikel 3.3 Negenendertig perioden van vier weken
Bij roerende zaken (zoals een autoaanpassing) of bij bouwkundige of woontechnische aanpassingen die in eigendom worden verstrekt wordt de eigen bijdrage of het eigen aandeel over maximaal 39 perioden van 4 weken in rekening gebracht. Voor hulp bij het huishouden is de duur van de eigen bijdrage gelijk aan de duur van de feitelijke hulp. De verschuldigde eigen bijdrage dan wel het eigen aandeel kan nooit meer bedragen dan de kosten van de voorziening.
Artikel 3.4 Geen eigen bijdrage wegens nalatigheid gemeente-CAK
In alle redelijkheid moet de cliënt binnen 2 jaar na datum verzending van de Wmo-beschikking een nota van de eigen bijdrage ontvangen. Blijft dit achterwege, dan kan de gemeente de schuldvraag bij haarzelf neerleggen omdat zijzelf in gebreke is op de controle inning eigen bijdragen door het CAK.
Artikel 3.5 Reparatie, onderhoud en gebruik van voorzieningen
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
HOOFDSTUK 4 HULP BIJ HET HUISHOUDEN
Artikel 4.1 Omvang van de hulp bij het huishouden
Voor een uitgebreide toelichting op dit artikel wordt verwezen naar de beleidsregels (het verstrekkingenboek) maatschappelijke ondersteuning.
De budgethouder die een persoonsgebonden budget ontvangt voor hulp bij het huishouden is verplicht een contract, ook wel zorgovereenkomst genoemd, aan te gaan met zijn/haar hulp. Deze zorgovereenkomst is nodig om de uitgaven te kunnen verantwoorden aan de gemeente. Alle afspraken die de budgethouder met zijn hulp maakt, worden in de zorgovereenkomst vastgelegd. Het gaat hierbij om de werktijden, de looptijd, het uurloon en de werkzaamheden. Ook andere relevante zaken kunnen in de overeenkomst opgenomen worden.
In dit artikel wordt de hoogte van de financiële tegemoetkoming van een woningaanpassing bepaald waarbij rekening wordt gehouden met de kosten van een goedgekeurde offerte. Daarin kan een aantal kosten teruggevonden worden. Hierbij kan gedacht worden aan de kosten van bouw, maar ook aan eventuele kosten van de architect (zoals een sterkte berekening), kosten van vergunningen en kosten van toezicht. Door uit te gaan van de kosten van de goedgekeurde offerte is het mogelijk per offerte andere kosten mee te nemen. Zo zullen toezichtkosten bij een kleine verbouwing geen rol spelen. Onder uitvoeringskosten zijn tevens de kosten begrepen van werkzaamheden die de sociale verhuurders door de eigen technische dienst uitvoeren.
Artikel 5.2 Begrenzing roerende woonvoorzieningen
Met name bij de relatief kleine woningaanpassingen geeft de onverkorte toepassing van de bepalingen van dit besluit onevenredige administratieve rompslomp (zowel bij de gemeente als ook bij de cliënt) die in geen verhouding staat tot het te verstrekken bedrag. Ter voorkoming hiervan worden kleine roerende woonvoorzieningen met een aanschafwaarde tot € 250,- , inclusief BTW, uitsluitend in eigendom verstrekt, waarvoor geen eigen bijdrage is verschuldigd. Vanaf € 250,- , inclusief BTW, worden deze voorzieningen in bruikleen verstrekt. Deze regeling komt overeen met de werkafspraken die zijn gemaakt met de gecontracteerde leverancier in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten.
Artikel 5.3 Verhuis- en herinrichtingskosten
De financiële tegemoetkoming in de kosten van verhuizing en herinrichting wordt vanwege de eenvoud in de vorm van een vast bedrag verstrekt. Voor het bezoekbaar maken van een woning zal het te verstrekken bedrag afgestemd worden op de situatie en op de goedkoopste en adequate voorziening.
Een woningsanering wordt aangemerkt als een niet aard- en nagelvaste woonvoorziening. Men spreekt in dit verband ook wel van een roerende woonvoorziening of een woonvoorziening van niet-bouwkundige of woontechnische aard.
Allergie, astma of chronische bronchitis (CARA) kunnen aanleiding zijn voor woningsanering. Daarnaast kan het voor de gebruiker van een rolstoel noodzakelijk zijn dat de gewone vloerbedekking wordt vervangen door rolstoelvast tapijt.
Onder de volgende voorwaarden kan men voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering in aanmerking komen:
Een financiële tegemoetkoming wordt alleen verstrekt in die gevallen dat de betreffende te vervangen stoffering nog niet is afgeschreven. De financiële tegemoetkoming bedraagt een percentage van de kosten, afhankelijk van de volgende afschrijvingsperiode:
100% indien het artikel nieuwer is dan twee jaar;
75% indien het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;
50% indien het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;
25% indien het artikel tussen de zes en acht jaar oud is.
Als normbedragen worden gehanteerd:
Uitgaande van het uitrustingsniveau sociale woningbouw, worden de volgende afmetingen gehanteerd voor zeil en linoleum en gordijnen:
Geen financiële tegemoetkoming
Geen financiële tegemoetkoming wordt verstrekt, indien:
De noodzaak voor het verstrekken van een financiële tegemoetkoming in de kosten van woningsanering,wordt mede bepaald in relatie tot: het levenspatroon en de leefregels, de gehele woninginrichting en ventilatiemogelijkheden en –gedrag van de belanghebbende.
Artikel 5.5 Tijdelijke huisvesting
Dit artikel regelt de financiële tegemoetkoming in de kosten van noodzakelijk tijdelijke huisvesting. Deze bedragen zijn gebaseerd op de huurbedragen die in aanmerking worden genomen bij het berekenen van de huurtoeslag.
In die gevallen waarin de gehandicapte tijdens het aanbrengen van de voorzieningen niet in de woonruimte kan blijven wonen en om deze reden naar een andere woonruimte uitwijkt, kan voor de periode dat dit noodzakelijk is een tegemoetkoming in de dubbele woonlasten worden verstrekt. Het vinden van een geschikte huurder voor een aangepaste woning zal in veel gevallen langer duren dan de termijnen die voor niet-gehandicapten gelden. Om deze reden is een grens getrokken bij een investeringsbedrag van € 10.000,=.
Woningen die voor een lager bedrag zijn aangepast, zullen in veel gevallen niet zo specifiek zijn aangepast, dat het vinden van een geschikte kandidaat door de woningaanpassingen belemmerd wordt. Door de eigenaar van de woning een financiële tegemoetkoming in de gederfde huurinkomsten te verlenen kan bevorderd worden dat de aangepaste woonruimte beschikbaar blijft voor gehandicapten. De duur van de tegemoetkoming kan afhankelijk gesteld worden van de situatie ter plaatse. Een algemene termijn die redelijk kan worden geacht, is 6 maanden.
Door het verstrekken van een tegemoetkoming in de kosten van huurderving, deelt de gemeente het in de risico's van de verhuurder. Het zou niet redelijk zijn als een van beide partijen het risico voor de volle 100% zou moeten lopen. Beide partijen hebben er belang bij dat de woning op zo kort mogelijke termijn weer kan worden verhuurd. De in dit lid opgenomen mogelijkheid tot subsidiëring is mede bedoeld als stimulans om de bereidheid van de woningeigenaar te vergroten zijn medewerking aan het aanpassen van de woonruimte te verlenen.
Artikel 5.7 Gereed melding en vaststelling financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget
Artikel 5.8 Kosten in verband met onderhoud, keuring en reparatie.
Artikel 5.9 Terugbetalen van de financiële tegemoetkoming bij verkoop van de woning (anti speculatiebeding)
Deze artikelen spreken voor zich en behoeven geen nadere toelichting.
HOOFDSTUK 6 HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
Artikel 6.1 Soorten vervoersvoorzieningen
Een vervoersvoorziening kan bestaan uit een collectief systeem zoals de regiotaxi, een voorziening in natura, in de vorm van een financiële tegemoetkoming als ook in de vorm van een pgb indien men geen voorziening in natura wens. In dit artikel is expliciet vermeld voor welke voorzieningen een vergoeding kan worden verstrekt.
Artikel 6.2 Klanttarief collectief vervoer
In dit artikel zijn de tarieven aangegeven van het collectief vervoer. Het betreffen gereduceerde tarieven voor pashouders. Bij meer dan 5 zones geldt een extra zonetarief van € 3,95 per OV-zone, op basis van prijspeil 2012.
Artikel 6.3 Financiële tegemoetkoming in de kosten van vervoersvoorzieningen
Bij de berekening van de financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van een eigen auto, taxi of rolstoeltaxi wordt uitgegaan van een aantal maximale normbedragen op jaarbasis. Deze bedragen zijn berekend op basis van 1.500 kilometer vermenigvuldigd met de kilometerprijs.
Artikel 6.4 Omvang van de vervoersvoorziening
Indien beide echtgenoten een tegemoetkoming in de vervoerskosten aanvragen, kan aan beide echtgenoten samen niet meer worden verstrekt dan 100% van de normbedragen als genoemd in artikel 6.3.
HOOFDSTUK 7 VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
HOOFDSTUK 8 SAMENHANGENDE AFSTEMMING
Artikel 8.1 Samenhangende afstemming
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.
Bij een bedrag tot € 100,- dat onterecht is uitgekeerd en in principe teruggevorderd dient te worden wordt van terugvordering afgezien. Indien het bedrag hoger dan € 100,- is wordt het totale bedrag (inclusief de eerste € 100,-) teruggevorderd.
HOOFDSTUK 10 INWERKINGTREDING, OVERGANGSRECHT EN CITEERTITEL
Artikel 10.1 Inwerkingtreding en overgangsrecht
In dit artikel is de datum van inwerkingtreding vastgelegd. Op die datum vervalt tevens het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tubbergen 2007. Voorts is opgenomen dat voor voorzieningen die zijn toegekend onder het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tubbergen 2007 slechts een eigen bijdrage/aandeel verschuldigd is, indien dat onder dat besluit reeds het geval was. Met andere woorden voorziet het overgangsrecht erin dat er geen eigen bijdrage/aandeel verschuldigd is indien dat voor de reeds toegekende voorziening onder het oude recht niet gold. Worden omtrent die voorzieningen nieuwe beschikkingen genomen, dan is het recht onder dit besluit (het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Tubbergen 2012) van toepassing. Voor voorzieningen waarvoor wél een eigen bijdrage onder het oude recht kon worden opgelegd, blijft gelden dat binnen twee jaar na verzending van de beschikking waarin de voorziening werd toegekend, een (voorlopige) beschikking tot vaststelling van deze bijdrage moet zijn verzonden.
Dit artikel spreekt voor zich en behoeft geen nadere toelichting.