Organisatie | Landerd |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beheersverordening buitengebied burgerwoningen |
Citeertitel | Beheersverordening buitengebied burgerwoningen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | VROM |
Geen
Onbekend
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2000 | Onbekend | 16-04-2009 Onbekend | -1.731.212/GL |
Artikel 1 - Doel en begrenzing van de verordening
Deze verordening strekt tot het beheer en de bescherming van het bij deze verordening
Het gebied waarop deze verordening van toepassing is, vastgelegd op verbeelding
In deze verordening wordt verstaan onder:
de beheersverordening ‘burgerwoningen buitengebied’ van de gemeente
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning
en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw, dat
door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan dat hoofdgebouw;
een voormalige agrarische bedrijfswoning met in de bouwmassa opgenomen
bedrijfsruimten welke samen een geïntegreerde eenheid vormen;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen
en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat
door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen
binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en
met uitsluiting van onderbouw;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende
Een aangegeven vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid waarop ingevolge
de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal,
die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct
of indirect steun vindt in of op de grond;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
de als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op
moet zijn georiënteerd die niet door gebouwen mag worden overschreden,
behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als
belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
het bieden van zorg aan eenieder die hulp behoevend is op het fysieke, psychische
en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is
gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en
voorzien van een gesloten dak, waaronder begrepen een carport;
hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
-in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende
een grenslijn tussen bouwpercelen onderling;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of
in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden
verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder
een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal,
sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder
begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan
25.voorzieningen van algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening,
het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen
c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals
deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één
3.1. Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
b.de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord,
of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels
(en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en
d.de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen,
zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen
e.de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
f.de afstand tot de bouwperceelsgrens:
tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk,
waar die afstand het kortst is;
g.de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering
Lid 1. De binnen het verordeningsgebied aangegeven bouwvlakken op de verbeelding
mogen worden gebruikt ten behoeve van wonen.
Lid 2. Per aangegeven bouwvlak wonen is één woning met bijbehorende bijgebouwen,
Lid 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen en aangebouwde bijgebouwen
a.Op de gronden met de differentiatie ‘leidingen’, zoals aangegeven in
het bestemmingsplan ‘Buitengebied’, mag niet worden gebouwd;
b.Herbouw van bestaande woningen is toegestaan met dien verstande
1.de herbouw plaatsvindt op de bestaande fundamenten, met uitzondering
van woningen die zich binnen 15 meter van de as van
2.De voorgevel van de ter herbouwen woning wordt geplaatst in de
(voormalige) voorgevelrooilijn, met uitzondering van woningen
die zich binnen 15 meter van de as van de weg bevinden;
3.De bouwwijze (vrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen
woning(en) niet afwijkt van de bouwwijze van de oorspronkelijke
c.De woning dient gesitueerd te worden buiten de 48 dB-contour en
buiten de in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’ aangeduide KEzones.
Het in dit lid bepaalde geldt niet voor bestaande hoofdgebouwen.
d.De minimale afstand van de woning tot aan de as van een weg waaraan
wordt gebouwd bedraagt 15 meter, tenzij de bestemde voorgevel
reeds binnen deze afstand ligt.
e.De afstand van de woning met aangebouwde bijgebouwen tot aan de
vrije zijdelingse perceelsgrenzen dient tenminste 5 meter te bedragen,
tenzij het een bestaande woning met aangebouwde bijgebouwen
h.Woningen die ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening
een inhoud hebben van 600 m3 of meer mogen niet worden uitgebreid.
i.Woningen en aan het hoofdgebouw aangebouwde bijgebouwen die
ten tijde van de vaststelling van de beheersverordening een gezamenlijke
inhoud hebben van minder dan 600 m3 mogen worden uitgebreid
tot een maximum van 600 m3, waarbij kelders niet worden meegeteld.
j.Onderkeldering is alleen toegestaan direct onder de contouren van de
k.De woning moet zijn voorzien van een kap met een dakhelling van ten
minste 12° en ten hoogste 60°.
Lid 2. Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende regels:
a.De minimale afstand van nieuw te bouwen vrijstaande bijgebouwen
tot aan de as van een weg waaraan wordt gebouwd bedraagt 15 meter;
b.De afstand van het vrijstaande bijgebouw tot aan de vrije zijdelingse
perceelsgrenzen dient tenminste 5 meter te bedragen, tenzij het een
c.De vrijstaande bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd op
een afstand van tenminste 2 meter vanaf de voorgevelrooilijn;
d.Het gezamenlijk oppervlak van de vrijstaande bijgebouwen mag niet
e.De goot- en nokhoogte van vrijstaande bijgebouwen mag maximaal 3
meter respectievelijk 6 meter bedragen;
f.Bij afbraak van een op het tijdstip van vaststelling van de beheersverordening
reeds aanwezig vrijstaand bijgebouw c.q. aanwezige vrijstaande
bijgebouwen met een (gezamenlijk) oppervlak van meer dan
80 m2, mag het in sub d genoemde oppervlak worden verhoogd met
25% van het oppervlak van het te slopen vrijstaande bijgebouw, c.q.
de te slopen vrijstaande bijgebouwen, met dien verstande dat het in
sub d genoemd oppervlak niet bij de berekening mag worden betrokken.
Het maximaal toegestaan gezamenlijk oppervlak van de bijgebouwen,
na bedoelde afbraak bedraagt evenwel 200 m2;
g.De afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de woning bedraagt minimaal
Lid 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de
a.Op de gronden gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte
maximaal 2 meter bedragen, uitgezonderd pergola’s waarvan de
hoogte maximaal 2,5 meter mag bedragen;
b.Op de gronden gelegen voor de voorgevelrooilijn mag de hoogte van
pergola’s maximaal 2,5 meter bedragen en van andere bouwwerken
Lid 1. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen ten behoeve van
de splitsing van boerderijgebouwen, in twee volwaardige halfvrijstaande
a.De splitsing bijdraagt aan het behoud van cultuurhistorische, landschappelijke
en/of architectonische waarden;
b.Het betreft een splitsing in twee volwaardige woningen, die beide een
inhoud van minimaal 300 m3 hebben;
e.De woningen niet binnen een hindercirkel van een agrarisch bedrijf
f.Bestaande cultuurhistorische, landschappelijke, natuurwaarden en
architectonische waarden niet onevenredig worden aangetast;
ze monumentale kwaliteiten bezitten blijkende uit de status als gemeentelijk
of rijksmonument. Van de te slopen voormalige bedrijfsgebouwen
mag maximaal 80 m2 in stand blijven;
k.De door de splitsing ontstane woning dient gesitueerd te worden buiten
de 48 dB-contour en buiten de in het bestemmingsplan ‘Buitengebied’
l.Splitsing in combinatie met herbouw is niet toegestaan, tenzij voldaan
is aan de voorwaarden voor herbouw.
Lid 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen voor het gebruik
van een (vrijstaand) bijgebouw als afhankelijke woonruimte, onder de volgende
ingepast, met een maximale oppervlakte van 80 m2 en mag maximaal 1
Lid 3. Burgemeester en wethouders trekken de verleende ontheffing op grond
van lid 2 in, indien de bij het verlenen van de ontheffing bestaande noodzaak
7.1. Bij toepassing van een ontheffingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van
dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de volgende procedure van
a.het ontwerp-besluit tot het verlenen van ontheffing ligt gedurende 14
dagen ter inzage voor één ieder;
b.Burgemeester en Wethouders maken de terinzagelegging tevoren in
één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente
worden verspreid, en op de gebruikelijke wijze bekend;
c.de bekendmaking houdt mededeling van de bevoegdheid voor belanghebbenden
tot het schriftelijk indienen van zienswijzen bij Burgemeester
en Wethouders tegen het ontwerp-besluit gedurende de onder a
d.burgemeester en wethouders delen aan hen, die zienswijzen hebben
Artikel 8 - Overgangsregels bouwwerken
Lid 1. Een bouwwerk dat op het tijdtip van inwerkingtreding van de beheersverordening
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van de verordening, mag, mits
deze afwijking naar aard en omvang niet worden vergroot:
of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet
Lid 2. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan
op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening, maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende bestemmingsplan
of beheersverordening, daaronder begrepen de overgangsbepaling
Artikel 9 - Antidubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan
waarvan uitvoering is gegeven of alsnog uitvoering kan worden gegeven, blijft bij
Artikel 10 - Overgangsregels gebruik
Lid 1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag
Lid 2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld
in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de
beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking
naar aard en omvang wordt verkleind.
Lid 3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken,
is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Lid 4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was
met het voorheen geldende bestemmingsplan of beheersverordening,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan of die verordening.