Organisatie | Nunspeet |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Nunspeet 2009 |
Citeertitel | Verordening Langdurigheidstoeslag gemeente Nunspeet 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Onbekend
Verordening langdurigheidstoeslag gemeente Nunspeet 2009, art. 2, lid 2
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2009 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 25-06-2009 Huis aan Huis, 07-07-2009 | benw, 17-06-2009 |
De raad van de gemeente Nunspeet;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet d.d. ……, nr. …;
gelet op de artikelen 8, lid 1, sub d en artikel 36 van de Wet werk en bijstand;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. college: het college van burgemeester en wethouders;
b. wet: de Wet werk en bijstand;
c. bijstandsnorm: de norm bedoeld in artikel 5 onderdeel c van de wet;
d. peildatum: de datum waarop in enig jaar het recht op de langdurigheidstoeslag ontstaat;
e. belanghebbende: persoon als bedoeld in artikel 36 van de wet.
Onverlet het bepaalde in artikel 36 van de wet komt in aanmerking voor de langdurigheidstoeslag de belanghebbende die op de peildatum gedurende een onafgebroken periode van 36 maanden aangewezen is geweest op een inkomen dat niet hoger is dan 110% van de voor belangheb-bende geldende bijstandsnorm, geen in aanmerking te nemen vermogen heeft als bedoeld in artikel 34 van de wet en geen uitzicht heeft op inkomensverbetering.
De langdurigheidstoeslag bestaat sinds 2004 als een uitwerking van de wens om te komen tot een
aanvulling op het inkomen voor personen die langdurig van een laag inkomen afhankelijk zijn en geen
financiële reserve hebben om te reserveren voor onverwachte uitgaven. Vanaf 1 januari 2009 is de
langdurigheidstoeslag gedecentraliseerd naar gemeenten. Op grond van artikel 8, lid 1, onderdeel d
van de wet moet de gemeenteraad bij verordening regels vastleggen voor het verlenen van een langdurigheidstoeslag
als bedoeld in artikel 36. De verordening moet in ieder geval betrekking moet hebben
op de hoogte van de toeslag en de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begrippen lang-durig
De raad moet bepalen wat verstaan wordt onder het begrip langdurig een laag inkomen. In de oude
regeling was de referteperiode op zestig maanden gesteld. Deze periode wordt door veel ge-meenten
als te lang ervaren. Een belanghebbende die in de bijstand komt, heeft een beperkte reserve-ringsruimte
en zestig maanden wachten op een toeslag om meer bestedingsruimte te krijgen, is dan erg
lang. Door het Nibud wordt een periode van 36 maanden redelijk geacht.
In de oude regeling mochten de inkomsten niet of zeer gering uit of in verband met arbeid zijn ontvangen.
Dit betekende dat iemand die ging werken, maar nog steeds een inkomen ontving op bijstands-norm,
geen recht had op de langdurigheidstoeslag. Behalve dat het werken zo niet loonde kon men er
zelfs door te werken in inkomen op achteruitgaan, omdat er geen recht meer was op allerlei mi-nimaregelingen.
Om werken op een minimumniveau weer lonend en aantrekkelijk te maken, is de eis dat
er geen inkomsten uit of in verband met arbeid mogen zijn, losgelaten.
De gemeente moet zelf bepalen wat een laag inkomen is, dit kan bijvoorbeeld de bijstandsnorm zijn,
maar ook 110% hiervan. De gemeente kent meerdere minimaregelingen. Deze moeten in sa-menhang
met elkaar een goed minimabeleid vormen. In de programmabegroting 2009-2012 is de doelstel-ling
opgenomen een hogere participatiegraad te bereiken door verruiming van het gemeentelijk mini-mabeleid
en een gerichtere aanpak en voorlichting. Om een hogere participatiegraad te bereiken, moeten
de voorlichting en de aanvraagprocedure van de verschillende minimaregelingen zo eenvoudig mogelijk
worden uitgevoerd. De inkomensgrens voor alle minimaregelingen wordt op 110% van de bij-standsnorm
gesteld. Hierin wordt een eenvoudige staffel opgenomen om de armoedeval te beperken.
Tot een inkomen op 105% van de bijstandsnorm ontvangt men de volledige toeslag of bijdrage en bij
een inkomen tussen 105% en 110% van de bijstandsnorm 50%.
Door de zinsnede “geen uitzicht heeft op inkomensverbetering” in artikel 36, lid 1 van de WWB wordt
gewaarborgd dat bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief niet in aanmerking komen
voor de langdurigheidstoeslag. Bij de totstandkoming van de wet heeft de wetgever gesteld dat studenten
zicht hebben op inkomensverbetering en hierdoor in principe niet in aanmerking komen voor
de langdurigheidstoeslag (zie TK 2008-2009, 31 441, nr. 12). Het college werkt in beleidsregels verder
uit wat bedoeld wordt met “geen inzicht op inkomensverbetering”.
Artikel 3 - Hoogte van de toeslag
De gemeenteraad moet zelf de hoogte van de langdurigheidstoeslag bepalen. In 2009 mag deze echter
niet lager zijn dan voorheen wettelijk was vastgesteld; dit is nu bijna 39% van de bijstandsnorm
inclusief maximale toeslag. Een te laag bedrag doet geen recht aan het karakter van de langdu-righeidstoeslag.
Een te hoog bedrag werkt niet re-integratiebevorderend en kan leiden tot het optreden
van de armoedeval. Voor een eenvoudige en duidelijke uitvoering wordt de hoogte vastgesteld op
40% van de bijstandsnorm, inclusief de maximale toeslag die op 1 januari van het jaar van de peildatum
geldt. Om de armoedeval te beperken, ontvangen belanghebbenden met een inkomen tussen
105% en 110% van de voor hen geldende bijstandsnorm 50% van de in het eerste lid genoemde percentages.
Artikel 4 - Onvoorziene gevallen
In gevallen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het college
In het wetsontwerp is een bepaling over overgangsrecht opgenomen, zodat dit niet in de verorde-ning