Organisatie | Borne |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene plaatselijke verordening Borne 2009 |
Citeertitel | Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Borne 2009 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Algemeen Plaatselijke Verordening gemeente Borne 2005
Nadere regels prostitutie
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-07-2009 | 30-04-2010 | Nieuwe regeling | 30-06-2009 Bornse Courant, 16-07-2009 | 09int00384/1 |
De raad, het college,en de burgemeester van de gemeente Borne ieder voor zoveel het hun bevoegdheden betreft,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Borne d.d........;
gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;
BESLUITEN:vast te stellen de volgende verordening:
ALGEMENE PLAATSELIJKE VERORDENING BORNE 2009
(17e wziging van de APV in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers)ji
HOOFSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 1.6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
Voorzover sprake is in deze verordening van termijnen in uren, bepaald door terugrekening van een tijdstip of gebeurtenis, en deze eindigen op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, worden de termijnen geacht te eindigen om 12.00 uur op de voorgelegen dag, die geen zaterdag, zondag of algemeen erkende feestdag is.
Afdeling 1 Orde en veiligheid op de weg
Paragraaf 1 Bestrijding van ongeregeldheden
Artikel 2.1.1.1 Samenscholing en ongeregeldheden
Eenieder, die op de weg aanwezig is bij enig voorval waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.
Paragraaf 2 Optochten en betoging
Artikel 2.1.2.2 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen
Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, moet daarvan voor de openbare aankondiging ervan en ten minste 48 uur voordat de betoging zal worden gehouden, schriftelijk kennis geven aan de burgemeester, met inachtneming van wat in artikel 2.1.2.4, eerste lid, hierover is bepaald.
Artikel 2.1.2.3 Afwijking termijn
De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in artikel 2.1.2.2, eerste lid, genoemde termijn van 48 uur verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.
Paragraaf 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg
Artikel 2.1.5.1a Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg
Artikel 2.1.5.1c Vrij te stellen categorieën
Het verbod in het eerste lid van dit artikel geldt niet voor objecten, als aan elk van de volgende
Het is verboden een terras te exploiteren tenzij aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Op wegen of weggedeelten, bestaande uit een rijbaan en een trottoir, wordt het terras zodanig op de rijbaan of op het trottoir geplaatst dat tussen het terras en de rijbaan of geplaatste objecten een vrije en onbelemmerde doorgang van minimaal 1,5 meter aanwezig is (voor voetgangers, invaliden- en kinderwagens).
Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Paragraaf 6 Veiligheid op de weg
Artikel 2.1.6.2 Winkelwagentjes
De rechthebbende op een bedrijf die winkelwagentjes ter beschikking stelt, mede ten behoeve van het vervoer van winkelwaren over de weg, is verplicht ze te voorzien van de naam van het bedrijf of een ander herkenningsteken en de in de omgeving van dat bedrijf door het publiek op of langs de weg achtergelaten winkelwagentjes terstond te verwijderen of te doen verwijderen.
Artikel 2.1.6.3 Hinderlijke beplanting of voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.
Artikel 2.1.6.4 Openen straatkolken e.d.
Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of enigerlei andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 2.1.6.8 Vallende voorwerpen
Het is verboden aan een weg of enig deel van een bouwwerk een voorwerp te hebben dat niet deugdelijk is beveiligd tegen neervallen op de weg.
Artikel 2.1.6.9 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
Afdeling 3 Toezicht op openbare inrichtingen
Paragraaf 1 Toezicht op horecabedrijven
Artikel 2.3.1.1 Begripsomschrijvingen
Onder horecabedrijf wordt in deze paragraaf verstaan: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt. Onder een horecabedrijf worden in ieder geval verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.
Een terras in de zin van deze paragraaf is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.
Artikel 2.3.1.4 Sluitingstijden
Het is de houder van een horecabedrijf, niet zijnde een horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid verboden dit voor bezoekers geopend te hebben en aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 02.00 uur en 06.00 uur op zaterdag en zondag en tussen 01.00 uur en 06.00 uur op andere dagen. Met de zondag worden gelijkgesteld Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste Kerstdag, tweede Kerstdag, en de dag waarop de verjaardag van de Koning(in) wordt gevierd.
Artikel 2.3.1.5 Afwijking sluitingstijden; tijdelijke sluiting
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2.3.1.4 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.
Artikel 2.3.1.6 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf
Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat dit bedrijf krachtens artikel 2.3.1.4 of ingevolge een op grond van artikel 2.3.1.5 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.
Artikel 2.3.1.8 Het college als bevoegd bestuursorgaan
Indien een horecabedrijf als bedoeld in artikel 2.3.1.1 geen inrichting is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt niet de burgemeester, maar het college op als bevoegd bestuursorgaan ten behoeve van artikel 2.3.1.2 tot en met 2.3.1.5.
Paragraaf 2 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf
Artikel 2.3.2.2 Kennisgeving exploitatie
Degene die een inrichting opricht, overneemt, verplaatst of het houden van een inrichting staakt, is verplicht binnen drie dagen daarna daarvan schriftelijk kennis te geven aan de burgemeester.
De houder van een inrichting is verplicht een register, als bedoeld in artikel 438 van het Wetboek van Strafrecht, bij te houden dat is ingericht volgens het door de burgemeester vastgestelde model.
Artikel 2.3.2.4 Verschaffing gegevens nachtregister
Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt dan wel de kampeerder is verplicht onverwijld aan de houder van die inrichting volledig en naar waarheid zijn of haar naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst, alsmede de dag van vertrek te verstrekken.
Paragraaf 3 Toezicht op speelgelegenheden
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, waar gelegenheid wordt gegeven te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen of waar gelegenheid wordt gegeven tot het beoefenen van enig ander kansspel waarvoor de Wet op de kansspelen een regeling kent;
Artikel 2.3.3.5 Overdraagbaarheid vergunning
De vergunning is niet overdraagbaar, en gebonden aan de speelgelegenheid waarvoor zij is verleend.
De exploitant en de beheerder van een speelgelegenheid:
zijn niet binnen de laatste vijf jaar exploitant of beheerder geweest van een inrichting die voor een periode van ten minste vijf weken door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 2.3.3.3, eerste lid, is ingetrokken,tenzij aannemelijk is dat hen ter zake geen verwijt treft;
De artikelen uit paragraaf 2.3.1. (Toezicht op horecabedrijven) zijn van overeenkomstige toepassing op speelgelegenheden die geen horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 2.3.1.1.
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.6. van deze verordening, kan het bevoegde bestuursorgaan de vergunning voor een speelgelegenheid intrekken, indien:
Afdeling 4 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid
Artikel 2.4.4 Bezit van inbrekerswerktuigen en hulpmiddelen voor winkeldiefstal
Het is verboden tussen 22.00 en 06.00 uur op de weg te vervoeren of bij zich te hebben: lopers, valse sleutels, touwladders, lantaarns of enig ander gereedschap, voorwerp of middel, dat ertoe kan dienen zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.
Artikel 2.4.5 Betreden van plantsoenen e.d.
Het is toegestaan zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, voor zover dit beperkt blijft tot de daarin gelegen wegen, paden en gazons, mits door dit gebruik geen beschadigingen plaatsvinden.
Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaarvervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling, schoolterrein of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.
Artikel 2.4.11 Neerzetten van fietsen e.d.
Het is verboden op of aan de weg een fiets of een bromfiets te plaatsen of te laten staan tegen een raam, een raamkozijn, een deur, de gevel van een gebouw dan wel in de ingang van een portiek indien:
Artikel 2.4.12 Overlast van fiets of bromfiets op markt- en kermisterrein e.d.
Het is verboden op de door het college of de burgemeester aangewezen uren en plaatsen zich met een fiets of bromfiets te bevinden op een door het college of de burgemeester aangewezen terrein waar een markt, kermis, uitvoering, bijeenkomst of plechtigheid gehouden wordt die publiek trekt, mits dit verbod kenbaar is aan de bezoekers van het terrein.
Artikel 2.4.20 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats een daarbij aangeduid dier of daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben tot een groter aantal dan door het college is aangegeven.
De rechthebbende op vee dat zich bevindt in een aan een weg liggend weiland of terrein dat niet van die weg is afgescheiden door een deugdelijke veekering, is verplicht ervoor te zorgen dat zodanige maatregelen getroffen worden dat dit vee die weg niet kan bereiken.
Artikel 2.4.25 Verblijfsontzeggingen
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene die zich gedraagt in strijd met de artikelen 2.4.7, 2.4.8, 2.4.9 en 2.4.10 een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van 24 uur te bevinden op het in dat verbod aangewezen gebied, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad (verblijfsontzegging).
De burgemeester kan in het belang van de openbare orde aan degene aan wie eerder een verbod als bedoeld in het eerste lid is opgelegd en ten aanzien van wie binnen zes maanden na het opleggen van dit verbod wordt geconstateerd, dat hij zich opnieuw gedraagt in strijd met de in het eerste lid genoemde artikelen, een verbod opleggen om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak van ten hoogste veertien dagen te bevinden op in dat verbod aangewezen gebieden, waar of in de nabijheid waarvan de genoemde gedragingen hebben plaatsgehad.
Afdeling 5 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen
Artikel 2.5.3 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht
De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:
wanneer hij overeenkomstig het bepaalde in artikel 437ter, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de burgemeester of de door deze aangewezen ambtenaar er schriftelijk van in kennis stelt dat hij van het opkopen een beroep of gewoonte maakt, daarbij tevens schriftelijk opgave te doen van zijn woonadres en van het volledig adres van elke lokaliteit door hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik genomen;
de onder a bedoelde functionaris onder aanbieding van zijn register(s) onverwijld doch in ieder geval binnen drie dagen, schriftelijk in kennis te stellen van een verandering van zijn woonadres, zomede van het adres of de adressen van een bij hem ten behoeve van zijn onderneming in gebruik zijnde lokaliteit;
Artikel 2.5.4 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen
Het is de handelaar of een voor hem handelend persoon verboden enig door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen dat het onder zijn berusting is, over te dragen of daarin enige wijziging aan te brengen tenzij deze wijziging van geen invloed is op de herkenbaarheid van het goed.
Artikel 2.6.1 Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk:
Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk (Vuurwerkbesluit) van toepassing is.
Artikel 2.7.1 Drugshandel op straat
Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
Afdeling 9 Veiligheidsrisicogebieden
Artikel 2.9.1 Veiligheidsrisicogebieden
De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.
Paragraaf 1 Begripsomschrijvingen en nadere regels
Artikel 3.1.1 Begripsomschrijvingen
In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
Paragraaf 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke
Artikel 3.2.2 Gedragseisen exploitant en beheerder
Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant en de beheerder niet:
binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;
binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,-- of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:
De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste een maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3.2.1, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.
Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven tussen 02.00 en 06.00 uur op zaterdag en zondag en tussen 01.00 en 06.00 uur op andere dagen. Met de zondag worden gelijkgesteld Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste Kerstdag, tweede Kerstdag en de dag, waarop de verjaardag van de Koning(in) wordt gevierd.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren in door het college in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving aangewezen gebieden of delen van de gemeente.
Artikel 3.2.8 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke
Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet.
Paragraaf 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer
Artikel 3.4.2 Wijziging beheer
Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3.3.2, eerste lid, aanhef en onder a, is onverkort van toepassing.
Afdeling 1 Geluid- en lichthinder
Artikel 4.1.3 Kennisgeving incidentele festiviteiten
Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de voorschriften 1.1.1, 1.1.5, 1.1.7 en 1.1.8 uit de bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing zijn mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.
Het is een inrichting toegestaan maximaal 4 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij het voorschrift 1.5.1 uit de bijlage onder B van het Besluit niet van toepassing is mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld. college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.
Artikel 4.1.4 Verboden incidentele festiviteiten
Het is verboden een incidentele festiviteit te organiseren, toe te laten, feitelijk te leiden of daaraan deel te nemen indien de burgemeester het organiseren van een incidentele festiviteit verboden heeft wanneer naar zijn oordeel de woon- en leefsituatie in de omgeving van de inrichting en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze worden beïnvloed.
Artikel 4.1.5a Geluidhinder door dieren
Degene die de zorg heeft voor een dier, moet voorkomen dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
Artikel 4.1.5b Geluidhinder door bromfietsen e.d.
Het is verboden zich met een motorvoertuig of een bromfiets zodanig te gedragen, dat daardoor voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder ontstaat.
Afdeling 2 Bodem-, weg en milieuverontreiniging
Het is verboden op een door het college ten behoeve van de werkzaamheden van de gemeentelijke reinigingsdienst aangewezen weggedeelte, een voertuig te parkeren of enig ander voorwerp te laten staan gedurende een daarbij aangeduide tijdsperiode.
Artikel 4.2.2 Natuurlijke behoefte doen
Het is verboden binnen de bebouwde kom op of aan de weg zijn natuurlijke behoefte te doen buiten een daarvoor bestemde inrichting of plaats.
Artikel 4.2.3 Toestand van sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen
Sloten en andere wateren en niet-openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.
Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast
Artikel 4.4.1 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.
Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer in de openlucht, buiten de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is een of meer van de volgende daarbij nader aangeduide, voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben, anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels:
Onverminderd het bepaalde in het Besluit gebruik meststoffen is het verboden op gronden meststoffen uit te rijden, op te brengen, te doen uitrijden of te doen opbrengen op de volgende feest- en gedenkdagen: Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste Kerstdag, tweede Kerstdag, en de dag waarop de verjaardag van de Koning(in) wordt gevierd.
Artikel 4.4.2 Vergunningsplicht handelsreclame
Het verbod geldt niet voor onverlichte:
opschriften die betrekking hebben op de naam of aard van in uitvoering zijnde bouwwerken of op de namen van degenen die bij het ontwerp of de uitvoering van het bouwwerk betrokken zijn, mits deze opschriften zijn aangebracht op borden bij of op de in uitvoering zijnde bouwwerken zelf, zulks voor zolang zij feitelijke betekenis hebben;
HOOFDSTUK 5 ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDNG DER GEMEENTE
Artikel 5.1.3 Defecte voertuigen
Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op de weg te parkeren.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, dan wel een woonwagen, kampeerwagen, caravan, camper, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.
Artikel 5.1.11 Overlast van fiets of bromfiets
Het college kan op de weg gelegen plaatsen aanwijzen waar het in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, verboden is fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan.
Afdeling 2 Collecteren, venten, standplaatsen en snuffelmarkten
Artikel 5.2.1 Inzameling van geld of goederen
Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.
Artikel 5.2.3c Toestemming rechthebbende
Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college eenstandplaats wordt of is ingenomen.
Artikel 5.2.4 Snuffelmarkten e.d.
Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester:
toe te laten, te bevorderen of er gelegenheid toe te geven, dat in of op een - al dan niet met enige beperking - voor publiek toegankelijk gebouw of plaats met een kraam, een tafel of enig ander dergelijk middel standplaats wordt of is ingenomen om goederen aan publiek aan te bieden, te verkopen of te verstrekken.
Artikel 5.3.1 Voorwerpen op, in of boven openbaar water
Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
De verboden in het eerste en derde lid gelden niet voorzover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de provinciale vaarwegenverordening, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.
Artikel 5.3.3 Aanwijzingen ligplaats
Onverminderd het krachtens het tweede lid van artikel 5.3.2 bepaalde kan het college aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.
Artikel 5.3.4 Verbod innemen ligplaats
Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens de artikelen 5.3.2, tweede lid, en 5.3.3 bepaalde.
Artikel 5.3.5 Beschadigen van waterstaatswerken
Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen.
Artikel 5.3.6 Reddingsmiddelen
Het is verboden een voor het redden van drenkelingen bestemd en daartoe bij het water aangebracht voorwerp te gebruiken voor een ander doel, dan wel voor dadelijk gebruik ongeschikt te maken.
Afdeling 4 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden
Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
Artikel 5.4.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard.
HOOFDSTUK 6 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt gestraft met hechtenis
van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden
Artikel 6.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Bij de uitoefening van deze bevoegdheid dient het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene wet op het binnentreden in acht te worden genomen.
Vergunningen en ontheffingen – hoe ook genaamd – verleend krachtens de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voorzover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening – van kracht tot de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing – hoe ook genaamd – op grond van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.
Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 6.4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid.
De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voorzover de rechtsgrond waarop die regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat zijn in deze verordening en voorzover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.
De gemeenteraad heeft de bestaande modeltoelichting van de VNG in zijn algemeenheid aangewezen als “de” toelichting op de Bornse APV.
Bij wijzigingen in die modeltoelichting is het dan niet nodig om deze opnieuw door de raad te laten vaststellen.
Deze APV voor Borne wijkt op een aantal punten af van de model-APV van de VNG.. Deze “Bornse” toelichting is dus aanvullend op de algemene modeltoelichting van de VNG.
Artikel 2.1.3.1 Verspreiden van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen
Dit artikel is gewijzigd in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Artikel 2.1.5.1a tot en met 2.1.5.1e
Deze artikelen zijn gewijzigd in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Artikel 2.1.5.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
De in het vierde lid genoemde (gemeentelijke) telecommunicatieverordening is op 25 maart 1999 door de gemeenteraad vastgesteld en trad op 1 juni 1999 in werking.
Artikel 2.1.5.3 Maken, veranderen van een uitweg
Het bestemmingsplan mag volgens jurisprudentie niet als weigeringsgrond in dit artikel worden opgenomen. De APV en het bestemmingsplan zijn wat de uitwegen betreft verschillende toetsingskaders.
Deze artikelen zijn gewijzigd in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Artikelen 2.3.1.1, 2.3.1.2 en 2.3.1.3 m.b.t. exploitatievergunningen horecabedrijf
Op dit moment worden in Borne geen exploitatievergunningen verstrekt, zodat de artikelen betreffende dit onderwerp voorlopig worden gereserveerd.
Artikelen 2.3.3.1 tot en met 2.3.3.14 m.b.t. speelgelegenheden
In plaats van de VNG-modelartikelen 2.3.3.1 en 2.3.3.2 is het regionaal gehanteerde beleid in hoofdstuk 2 opgenomen. Voor de toelichting: zie de hierna volgende teksten.
Artikel 2.3.3.1 Begripsomschrijvingen
Het begrip “speelgelegenheid” als omschreven in het eerste lid, betreft iedere openbare gelegenheid waarin de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren. De houder van een café waarin bezoekers het kaartspel kunnen beoefenen, hoeft niet zonder meer over een vergunning te beschikken maar slechts indien de mogelijkheid daartoe bewust met enig winstoogmerk wordt geboden.
In de definitiebepaling van “speelgelegenheid” is opgenomen dat het moet gaan om een bedrijfsmatige exploitatie. Dit om het organiseren van werkelijk recreatieve spelen met een prijsje buiten de regelgeving te houden. Omdat de ervaring heeft geleerd dat men soms met behulp van allerlei constructies aan het predikaat “bedrijfsmatig” tracht te ontkomen zijn de woorden “of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is” toegevoegd.
De woorden “winnen” en “verliezen” wijzen op een inleg van geld op welke wijze dan ook.
Artikel 2.3.3.2 Bevoegd bestuursorgaan
In afwijking van de algemene regel van artikel 162 Gemeentewet dat het college van burgemeester en wethouders belast is met de uitvoering van raadsbesluiten, is op grond van artikel 174 van de Gemeentewet de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden, alsmede op de voor publiek openstaande gebouwen en de daarbij behorende erven. Daarom dient deze bevoegdheidsafbakening hier te worden opgenomen.
Artikel 2.3.3.3 Exploitatie van een speelgelegenheid
De vergunningplicht geldt het (doen) exploiteren van een speelgelegenheid. Artikel 2.3.3.3 heeft een ander motief dan de Wet op de Kansspelen. Dit artikel heeft namelijk het beschermen van de openbare orde en het woon en leefklimaat als doel.
Oogmerk van de Wet op de kansspelen is het in goede banen leiden van kansspelen, waarbij de consument beschermd dient te worden en gokverslaving en criminaliteit moeten worden tegengegaan.
De Wet op de kansspelen geeft de burgemeester noch het college de bevoegdheid om een illegale speelgelegenheid te sluiten. In de praktijk is dit evenwel vanwege de negatieve uitstraling en het illegale karakter van de speelgelegenheid vaak wel wenselijk. Daarom is in dit artikel een vergunningsplicht opgenomen, met in artikel 2.3.3.7, tweede lid, de mogelijkheid om de vergunning te weigeren als naar het oordeel van de burgemeester moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid. Met behulp van deze bepaling is het echter niet mogelijk om op te treden tegen een speelgelegenheid die weliswaar de Wet op de kansspelen overtreedt, maar geen overlast veroorzaakt of anderszins het woon- en leefklimaat aantast. Hiervoor is een handhavingsbevoegdheid voor de burgemeester nodig en die ontbreekt thans. Het ministerie van Justitie streeft er evenwel naar deze bevoegdheid op termijn in de wet op te nemen. Dit zal echter niet vóór 2005 zijn.
De regeling is op grond van het tweede lid niet van toepassing op de in de Wet op de kansspelen genoemde kansspelen. Daardoor is de regeling slechts van toepassing op het spelen met geld waarbij de spelers door hun behendigheid de kans om te winnen kunnen vergroten. Op deze wijze wordt voorkomen dat de gemeente treedt in hetgeen de Rijkswetgever heeft bepaald. De minister van Justitie is volgens de Wet op de kansspelen bevoegd voor casino’s (Titel IV B) en de Kamer van Koophandel is bevoegd voor winkelweekacties (artikel 7b van de wet).
Speelautomatenhallen vallen eveneens niet onder de bepaling. Het is mogelijk in een speelautomatenhallenverordening te bepalen dat bij de beoordeling van een aanvraag om vergunning voor het exploiteren van een speelautomatenhal rekening wordt gehouden met de woon en leefsituatie. De VNG heeft een modelspeelautomatenhallenverordening opgesteld.
Voor de goede orde wordt er op gewezen dat de Wet op de kansspelen gemeenten ten aanzien van een aantal kansspelen (als de kleine kansspelen zoals bingo en ten aanzien van speelautomaten) voldoende bestuurlijke instrumenten geeft. Het bepaalde onder e is opgenomen omdat het mogelijk is dat er, thans niet voorziene, bedrijfsmatige speelgelegenheden zijn in de zin van de voorliggende regeling, waarvan regulering uit een oogpunt van openbare orde of woon- en leefklimaat niet noodzakelijk is.
Een dergelijke categorie bedrijven kan het bevoegde bestuursorgaan als zodanig aanwijzen, waardoor de gemeente én de exploitant administratieve lasten bespaard kunnen blijven.
Deze bepaling spreekt voor zich.
Artikel 2.3.3.5 Overdraagbaarheid vergunning
Ofschoon in artikel 1.5 reeds is aangegeven dat in de APV de persoonsgebondenheid van een vergunning voorop staat is voor alle duidelijkheid in artikel 2.3.3.5 tot uitdrukking gebracht dat de vergunning niet overdraagbaar is, omdat zowel de persoon van de exploitant en de beheerder hierbij een rol spelen als de inrichting van de speelgelegenheid.
Artikel 2.3.3.6 Eisen aan de exploitant en de beheerder
De bepaling dat de exploitant en de beheerder niet “van slecht levensgedrag” mogen zijn komt uit de Drank- en Horecawet. Het begrip is in de APV onder andere ook opgenomen bij de exploitatievergunning voor seksinrichtingen e.d. Achtergrond van deze bepaling is dat de exploitatie van een speelgelegenheid, gezien de al eerder gesignaleerde vage grens met illegale activiteiten, van de exploitant en de beheerder een bijzondere verantwoordelijkheid eist, die niet verenigbaar is met crimineel gedrag of een crimineel verleden.
Uit jurisprudentie blijkt dat er geen beperkingen zijn opgelegd ten aanzien van de feiten en omstandigheden die bij de beoordeling van het levensgedrag kunnen worden betrokken (ABRvS 12 maart 2001, nr. 200000361/1, Gst. 2001, 7141, nr. 2). Zo kunnen veroordelingen maar ook bijvoorbeeld processen-verbaal van de politie in deze een rol spelen. De feiten en omstandigheden dienen uiteraard wel gerelateerd te zijn aan de exploitatie van een speelgelegenheid.
Artikel 2.3.3.7 Gronden voor weigering vergunning
Voor een toelichting op de weigeringsgronden wordt hier primair verwezen naar de toelichting onder 2.3.3.3. Ten aanzien van het bepaalde onder d in het tweede lid wordt nog het volgende opgemerkt.
Het is in de praktijk gebleken dat wanneer toezichthouders of opsporingsambtenaren een speelgelegenheid (waarin illegaal wordt gegokt) binnentreden, het spel onmiddellijk wordt stilgelegd, waardoor het niet meer mogelijk is te constateren of er sprake is van een kansspel of een behendigheidsspel. Door middel van dit artikellid kan het bevoegde bestuursorgaan in een dergelijk geval tot het oordeel komen dat de vergunning geweigerd moet worden.
Artikel 2.3.3.8 Verplichtingen van de exploitant en beheerder
Deze bepaling spreekt voor zich.
Artikel 2.3.3.9 Exploitatietijden
Deze bepaling spreekt voor zich.
Artikel 2.3.3.10 Gronden voor intrekking van de vergunning
Het onder h bepaalde is opgenomen in verband met het ervaringsfeit dat met name bij de illegale gelegenheden het toezicht op de naleving wordt bemoeilijkt doordat het spel onmiddellijk wordt stilgelegd als een toezichthouder of opsporingsambtenaar de zaak betreedt.
In een dergelijk geval kan het bevoegde bestuursorgaan op grond van het hier bepaalde tot het oordeel komen dat de vergunning moet worden ingetrokken.
Artikel 2.3.3.11 Sluiting speelgelegenheid
In het eerste lid is het bevoegd bestuursorgaan een expliciete sluitingsbevoegdheid gegeven. Deze bevoegdheid is te onderscheiden van de bevoegdheid tot aanzegging van bestuursdwang als bedoeld in artikel 5:21 van de Awb die door artikel 2.3.3.11 onverlet wordt gelaten. Met toepassing van bestuursdwang wordt kort gezegd beoogd een onrechtmatige situatie weer in overeenstemming te (doen) brengen met het recht.
De in het eerste lid opgenomen sluitingsbevoegdheid moet daarentegen veel meer worden gezien als een (bestuursrechtelijke) sanctie op inbreuken op het in dit hoofdstuk bepaalde.
Indien nodig kan de naleving van een krachtens het eerste lid gegeven sluitingsbevel worden afgedwongen door toepassing van bestuursdwang. Om een opeenstapeling van bestuursrechtelijke procedures te voorkomen, verdient het aanbeveling te bezien of met het sluitingsbevel tevens (preventief) bestuursdwang kan worden aangezegd. Daarvoor is wel vereist dat er een klaarblijkelijke dreiging bestaat dat de desbetreffende overtreding daadwerkelijk zal plaatsvinden.
Artikel 2.3.3.12 Beëindiging exploitatie speelgelegenheid
De strekking van dit artikel is een exploitant in de gelegenheid te stellen zijn bedrijf aan een ander te vervreemden, waarbij de exploitatie doorloopt. Onder beëindiging wordt tevens verstaan wijziging van de naam van de exploitant of van een of meerdere namen van de exploitanten. Een nieuwe vergunning moet dan worden aangevraagd. Het bevoegd bestuursorgaan heeft er belang bij een actueel overzicht te kunnen hebben van de in de gemeente actieve exploitanten; in verband daarmee is in het eerste lid bepaald, dat binnen twee weken na de feitelijke beëindiging van de exploitatie daarvan moet worden kennisgegeven.
Om misbruik van de regeling te voorkomen zijn in het derde lid de woorden “behoudens zwaarwegende omstandigheden” toegevoegd. Van zwaarwegende omstandigheden kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de vorige exploitant de Wet op de kansspelen heeft overtreden en vervolgens snel een nieuwe exploitant voordraagt.
Artikel 2.3.3.13 Speelautomaten
Op 1 juni 2000 is het gewijzigde hoofdstuk van de Wet op de kansspelen over de speelautomaten in werking getreden (weer gewijzigd per 1 november 2001). De wetgever heeft bij de definities van hoog- en laagdrempelige inrichtingen aansluiting gezocht bij de jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB).
Een inrichting is hoogdrempelig als aan een aantal vereisten is voldaan:
de ruimte dient als café of restaurant te worden gebruikt middels een geldige horecavergunning;
het café- of restaurantbezoek dient op zichzelf te staan; er mogen geen andere activiteiten plaatsvinden waaraan zelfstandige betekenis kan worden toegekend;
de activiteiten die in de inrichting plaatsvinden moeten zijn gericht op personen van 18 jaar en ouder.
Een laagdrempelige inrichting wordt gezien als een inrichting die het publiek niet in de eerste plaats pleegt te bezoeken voor het nuttigen van alcohol en/of een (restaurant)maaltijd. Alle inrichtingen die dus niet voldoen aan de vereisten om als hoogdrempelig te kunnen worden aangemerkt zijn laagdrempelig.
In de memorie van toelichting is een niet uitputtende lijst opgenomen met voorbeelden. Als laagdrempelig worden onder andere genoemd: discotheek, cafetaria, lunchroom, grillroom/shoarmazaak, café-sporthal, café-camping.
De wet bepaalt dat voor een hoogdrempelige inrichting vergunning kan worden verleend voor maximaal twee kansspelautomaten. Het staat de gemeente vrij te bepalen hoeveel behendigheidsautomaten zijn toegestaan in laagdrempelige inrichtingen. In Borne is gekozen voor een maximum van 3 behendigheidsautomaten per laagdrempelige inrichting.
Artikel 2.4.5 Betreden van plantsoenen e.d.
Het modelartikel VNG is gangbaar. Er is echter voor gekozen voor een alternatief waarbij plantsoenen e.d. ook buiten de paden betreden mogen worden.
Artikel 2.4.10 Hinderlijk gedrag in of op voor publiek toegankelijke ruimten
Aan dit artikel zijn schoolterreinen toegevoegd.
Artikel 2.4.17 Loslopende honden, identificatie
Het opgenomen artikel is strenger dan het model-artikel van de VNG, maar is in overeenstemming met het gewenste beleid in Borne: binnen de bebouwde kom moeten honden altijd aangelijnd zijn, uitgezonderd op privé-terreinen en op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2.4.18 Verontreiniging door honden
Het opgenomen artikel is strenger dan het model-artikel van de VNG, maar is in overeenstemming met het gewenste beleid in Borne: binnen de bebouwde kom moet de eigenaar of houder van een hond de hondenpoep meteen opruimen, uitgezonderd op privé-terreinen en op door het college aangewezen plaatsen.
In 2004 is een proef gestart ten behoeve van de aanpak van het hondenpoepprobleem. Een instrument hierbij is het in de APV opnemen van de verplichting voor degene die de hond uitlaat om een opruimmiddel zichtbaar bij zich te dragen (lid 4) op door het college aangewezen plaatsen.
Artikel 2.4.25 Verblijfsontzeggingen
Met dit artikel kan aan iemand een straatverbod worden opgelegd bij bepaalde vormen van hinderlijk gedrag.
Artikel 2.8.1 Bestuurlijke ophouding
Voor Borne wordt dit middel te zwaar geacht. De reeds bestaande bevoegdheden van de burgemeester op het gebied van de openbare orde bieden voldoende mogelijkheden tot ingrijpen.
Enkele gemeenten hebben in hoofdstuk 2 van hun APV een artikel opgenomen waarin het nachtvissen in openbare wateren verboden wordt.
Landelijk is er een verbod op nachtvissen, met uitzondering van de maanden juni tot en met augustus. Wettelijk gezien is het niet mogelijk om op gemeentelijk niveau dit recht op nachtvissen in deze maanden in algemene zin in te perken. Slechts de minister heeft de bevoegdheid om wateren aan te wijzen waar het nachtvissen verboden wordt, echter alleen vanuit visserijkundig oogpunt of uit oogpunt van natuurbescherming.
In privaatrechtelijke zin geldt dat om in een vijver te mogen vissen, men toestemming moet hebben van de eigenaar van de vijver. Dat geldt echter niet zolang men met maximaal 2 hengels vist.
Bepaalde overlast gerelateerd aan het vissen wordt reeds bestreken door andere wetgeving (rommel op de oever afvalstoffenverordening; kamperen Wet Openluchtrecreatie; geluidsoverlast artikel 4.1.7 APV betreffende ‘overige geluidhinder’). Via verpachting van het visrecht kan het nachtvissen niet worden ingeperkt.
In deze APV is derhalve geen artikel opgenomen waarin het nachtvissen wordt verboden.
Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.
Het regionaal prostitutiebeleid is het uitgangspunt voor het gemeentelijk beleid. Regionaal is uitgesproken dat straat- en raamprostitutie wordt geweerd en dat de bij de gemeenten bekende en gedoogde seksinrichtingen en escortbedrijven als uitgangspunt gelden voor een zogenaamd regionaal (afnemend) maximum.
In 2000 zijn nadere regels vastgesteld. Die zijn (inclusief toelichting) achterin deze APV opgenomen.
Artikel 3.2.1 Seksinrichtingen en escortbedrijven
Het reeds in 2000 genomen besluit om maximaal één seksinrichting of escortbedrijf toe te staan (maximumbeleid), is in dit artikel opgenomen.
Voor dit artikel is aansluiting gezocht bij artikel 2.3.1.4 (sluitingstijden van horeca- en aanverwante bedrijven).
Artikel 3.2.6 Raam- en straatprostitutie
Straat- en raamprostitutie komen niet voor binnen de regio Twente. Omdat deze vormen van prostitutie veelal gepaard gaan met de nodige overlast is daartegen in het verleden werend opgetreden. In het belang van de openbare orde en het woon- en leefklimaat zijn deze vormen van prostitutie ook nu niet toegestaan.
Artikel 4.1.2 Aanwijzing collectieve festiviteiten
In afwijking van het VNG-model kunnen, door middel van het derde lid sub a, naast een gebiedsaanwijzing ook bepaalde soorten inrichtingen worden aangewezen.
Artikel 4.1.5 Overige geluidhinder
Dit artikel is gewijzigd in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Afdeling 4.3 Het bewaren van houtopstanden
De gemeenteraad van Borne heeft op 21 december 2000 de ‘Kapverordening 2000’ vastgesteld. Deze verordening is niet in de APV opgenomen.
In afwijking van het VNG-model hoeft ten aanzien van het in het eerste lid sub a gestelde niet eerst een aanwijzing door het college plaats te vinden: het verbod heeft een directe werking.
De zinsnede “zichtbaar vanaf de weg” dient zodanig opgevat te worden, dat indien het voertuig vanaf de weg niet meer zichtbaar is door bijvoorbeeld een omheining, deze niet zichtbaar is vanaf de weg. Een voertuig dat slechts is afgedekt met een dekzeil of andersoortige bedekking, wordt geacht wél zichtbaar te zijn vanaf de weg.
Artikel 5.1.7 Parkeren van grote voertuigen
Dit artikel is gewijzigd in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Artikel 5.1.8 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen
In afwijking van het VNG-model geldt het verbod niet alleen voor voertuigen die een bepaalde lengte of hoogte overschrijden, maar ook voor andere aangegeven categorieën voertuigen.
Dit artikel is gewijzigd (geschrapt) in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Dit artikel is gewijzigd in het kader van het project Stroomlijning dienstverlening aan ondernemers in Netwerkstadverband in 2009.
Artikel 5.3.2 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen
Het begrip “ligplaats” is in artikel 1 van de Huisvestingswet omschreven als volgt: “plaats in het water, bestemd of aangewezen om door een woonschip bij verblijf te worden ingenomen”.
In afwijking van het VNG-model wordt in dit artikel op overtreding van de bepalingen van de APV aangegeven dat ten hoogste de tweede boetecategorie kan worden opgelegd. Dat maakt het mogelijk dat de gemeente of de rechter naar aanleiding van de ernst van het vergrijp en de daarbij geldende omstandigheden zelf kunnen bepalen of gekozen wordt voor de tweede boetecategorie of juist voor een lagere straf (de eerste boetecategorie).
Gelet op artikel 3.1.3 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Borne (APV).
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze nadere regels wordt verstaan onder:
Artikel 1.2 Termijn vergunning
De vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 van de APV wordt verleend voor de periode van 1 jaar.
Paragraaf 2 GESCHIKTHEIDSVERKLARING SEKSINRICHTING
Artikel 2.1 Verklaring staat seksinrichting
Het is verboden om zonder of in afwijking van een geschiktheidverklaring van burgemeester en wethouders, of indien bevoegd een geschiktheidverklaring van de burgemeester, een gebouw als seksinrichting in gebruik te nemen, te hebben of te houden.
Artikel 2.2 Aanvraag geschiktheidverklaring
Artikel 6.1.2 van de Bouwverordening is van overeenkomstige toepassing
Artikel 6.1.3 van de Bouwverordening is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2.4 Termijn van beslissing
Artikel 2.5 Weigering geschiktheidverklaring
Een geschiktheidverklaring wordt geweigerd indien een van de volgende omstandigheden zich voordoet:
Artikel 2.6 Intrekken of wijzigen geschiktheidverklaring
Burgemeester en wethouders kunnen een geschiktheidverklaring intrekken of wijzigen indien:
Paragraaf 3 INRICHTINGSEISEN SEKSINRICHTINGEN
Het gestelde in deze paragraaf is niet van toepassing op een seksbioscoop en een seksautomatenhal.
Artikel 3.4 Sanitaire voorzieningen
In een seksinrichting moeten tenminste één heren- en één damestoilet en één badruimte aanwezig zijn, met dien verstande dat:
Artikel 3.5 Overige voorzieningen
Artikel 3.6 Sociale veiligheid
Paragraaf 4 BRANDVEILIGHEIDSEISEN
Artikel 4.1 Brandveiligheidsvoorschriften
Paragraaf 5 EISEN TEN AANZIEN VAN DE BEDRIJFSVOERING
Artikel 5.3 Toegang ambtenaren van politie
De exploitant en beheerder van een seksinrichting zijn verplicht ervoor te zorgen dat ambtenaren van politie onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot de seksinrichting:
Artikel 5.4 Bescherming van de gezondheid en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituee
De exploitant en de beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht de in het bedrijf werkzame prostituees in de gelegenheid te stellen zich regelmatig te laten onderzoeken op seksueel overdraagbare aandoeningen overeenkomstig de landelijke richtlijnen van de stichting SOA-bestrijding.
De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht medewerkers van de GGD toegang te verlenen tot het prostitutiebedrijf om voorlichtings- en preventieactiviteiten uit te voeren en voorlichtingsmateriaal te verstrekken gericht op bevordering en instandhouding van de gezondheidssituatie van de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees
De exploitant en beheerder van een seksinrichting of escortbedrijf zijn verplicht er zorg voor te dragen dat onder de in het prostitutiebedrijf werkzame prostituees voldoende informatie- en voorlichtingsmateriaal in verschillende talen wordt verspreid over de aan prostitutie verbonden gezondheidsrisico's en over de aanwezigheid en bereikbaarheid van instellingen op het gebied van de gezondheidszorg en de hulpverlening.
Deze nadere regels treden in werking op de dag dat de wet tot opheffing van het algemeen bordeelverbod (Stb. 1999, 464) in werking treedt.
TOELICHTING NADERE REGELS PROSTITUTIE
De vergunning als bedoeld in artikel 3.2.1 wordt verleend voor 1 jaar zodat periodiek het functioneren van inrichting(en) en/of het gemeentelijk beleid ter zake kan worden geëvalueerd.
Paragraaf 2 GESCHIKTHEIDSVERKLARING SEKSINRICHTING
Met de geschiktheidverklaring wordt uitsluitend de geschiktheid van een gebouw (of een gedeelte daarvan) voor prostitutie vastgesteld, zonder daarmee ook de toelaatbaarheid vast te stellen van de exploitatie daarvan. De voorschriften zijn met name gericht op (brand)veiligheid en hygiëne.
De geschiktheidverklaring is een zelfstandige, niet persoonsgebonden beslissing inzake de staat van het gebouw (zaak- of objectgericht).
Paragraaf 3 INRICHTINGSEISEN SEKSINRICHTINGEN
In een seksinrichting moeten er verblijfsruimten zijn, namelijk een keuken, een kleedkamer en een dagverblijf. De verblijfsruimten moeten aan een aantal voorwaarden voldoen. In elke werkruimte moet warm en koud stromend water zijn en een hang- en legkast.
Er moet tenminste één toiletruimte zijn en één badruimte.
De luchtverversing moet goed geregeld zijn.
De verwarming moet voldoen aan voorwaarden.
Het gebruik van verplaatsbare kachels is verboden.
De veiligheid van een prostituee moet worden gewaarborgd. De deur mag alleen afgesloten worden als een collega een moedersleutel heeft. Er moet een veilige vluchtroute bestaan.
Paragraaf 4 BRANDVEILIGHEIDSEISEN
Een seksinrichting moet voldoen aan dezelfde eisen op het gebied van brandveiligheid als elk ander bedrijf.
Paragraaf 5 EISEN TEN AANZIEN VAN DE BEDRIJFSVOERING
Om de controletaak van politieambtenaren mogelijk te maken, moeten de exploitant en beheerder van een seksinrichting (of escortbedrijf) er voor zorgen dat deze ambtenaren onbelemmerd de inrichting kunnen betreden wanneer deze voor het publiek geopend is. Ook indien wordt vermoed dat (en moet worden nagegaan of) zich in de inrichting bezoekers bevinden gedurende de tijd dat de inrichting gesloten moet zijn, dient de politieambtenaar toegang te worden verleend.
De prostituee heeft het recht over haar eigen lichaam en psychische integriteit te beschikken. Dit recht is in de Grondwet vastgelegd. Dat recht kan binnen de prostitutie op verschillende manieren in gevaar komen. Daarom is het voor de bedrijfsvoering van belang dat de prostituee geheel vrijwillig en zelfstandig kan werken. Dit betekent dat zij/hij niet mag worden gedwongen tot onveilig vrijen, het meedrinken van (alcoholische) dranken e.d.
Daarnaast kent de prostitutie gezondheidsrisico’s als besmetting met SOA (seksueel overdraagbare aandoeningen) en AIDS. Daarom worden regels gesteld ter bescherming van de gezondheid van de prostituee en volksgezondheid. Deze voorschriften zijn voorwaardenscheppend van aard en hebben betrekking op voorlichting, condoomgebruik, het toepassen van safe-sekstechnieken en het periodieke geneeskundig onderzoek. De bedrijven zijn verplicht medewerking te verlenen aan voorlichtingsactiviteiten over risico's en preventiemogelijkheden en voorlichtingsmateriaal en condooms beschikbaar te hebben.